ECLI:NL:RBMNE:2022:3398

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
C/16/540657 / FO RK 22-655
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor internationale verhuizing van een minderjarige naar Canada

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 augustus 2022 een beschikking gegeven over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in Canada, en de toestemming voor verhuizing naar Canada. De moeder, die met de minderjarige naar Canada wil verhuizen, heeft de rechtbank verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen en vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing. De vader is het hier niet mee eens en wil dat de minderjarige in Nederland blijft wonen. De rechtbank heeft de procedure in detail behandeld, waarbij beide ouders hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in het verleden al meerdere keren is verhuisd en dat de moeder in Canada een stabiele omgeving kan bieden. De rechtbank heeft ook de zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige regelmatig contact kan houden met de vader in Nederland. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder in Canada zal zijn en heeft de verzoeken van de moeder toegewezen, met inachtneming van de belangen van het kind.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/540657 / FO RK 22-655
Vervangende toestemming tot verhuizing en inschrijving school, hoofdverblijfplaats, zorgregeling
Beschikking van 25 augustus 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat V.L.E. Uijterwaal,
tegen
[verweerder],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. H.P. Scheer.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen) binnengekomen op 23 april 2022;
  • de brief van de vader (met bijlagen) van 11 mei 2022;
  • de brief van de moeder van 17 mei 2022;
  • de brief van de moeder van 28 juni 2022;
  • de brief van de moeder van 30 juni 2022.
  • het verweerschrift van de vader (met bijlagen) van 1 juli 2022, binnengekomen op
  • het bericht (met bijlagen) van de moeder van 4 juli 2022.
1.2.
Partijen zijn in eerste instantie uitgenodigd voor de mondelinge behandeling (zitting) van de meervoudige kamer van de rechtbank op 5 juli 2022. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder via een digitale verbinding (Teams), bijgestaan door mr. V.L.E. Uijterwaal die fysiek in de zittingszaal aanwezig was;
- de vader, bijgestaan door mr. H.P. Scheer;
- de heer P. Abdelnour als tolk in de Engelse taal voor de moeder.
Aan het begin van de mondelinge behandeling bleek dat de meervoudige kamer niet in het bezit was van het verweerschrift van de vader, terwijl die al wel was ontvangen door de griffie. De mondelinge behandeling is daarom gestaakt.
1.3.
Partijen zijn vervolgens opgeroepen voor een nieuwe mondelinge behandeling van de meervoudige kamer van de rechtbank (met een andere samenstelling) op 8 juli 2022 om de verzoeken alsnog inhoudelijk te bespreken. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder via een digitale verbinding (Teams), bijgestaan door mr. V.L.E. Uijterwaal die fysiek in de zittingszaal aanwezig was;
- de vader, bijgestaan door mr. H.P. Scheer;
- de heer [A] als vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
- de heer [B] als tolk in de Engelse taal voor de moeder.
1.4.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank ontvangen:
- het bericht van de moeder van 2 augustus 2022.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn op [trouwdatum] 2012 in [plaats 1] (Canada) met elkaar getrouwd. De echtscheidingsprocedure tussen partijen staat bij deze rechtbank geregistreerd onder zaaknummer C/16536367 / FA RK 22/407 en wordt afzonderlijk behandeld.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] in Canada.
2.3.
Bij beschikking van 16 februari 2022 heeft de rechtbank in de voorlopige-voorzieningenprocedure [minderjarige (voornaam)] voorlopig aan de moeder toevertrouwd en de volgende voorlopige zorgregeling vastgelegd:
[minderjarige (voornaam)] verblijft elke week van maandag uit school tot woensdag naar school bij de moeder en van woensdag uit school tot vrijdag naar school bij de vader. In de ene week is [minderjarige (voornaam)] van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader en in de andere week bij de moeder.
2.4.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige (voornaam)] . Dat betekent onder andere dat zij de belangrijke beslissingen over [minderjarige (voornaam)] samen moeten nemen.
2.5.
De moeder vraagt de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] bij haar te bepalen in [plaats 1] in Canada en vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige (voornaam)] naar [plaats 1] in Canada te verhuizen. Daarnaast vraagt zij de rechtbank om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige (voornaam)] in te schrijven op de [school] in [plaats 1] in Canada en een zorgregeling vast te leggen.
2.6.
De vader is het niet mee eens met de verzoeken van de moeder en vindt dat de verzoeken moeten worden afgewezen. De vader wil dat [minderjarige (voornaam)] bij hem in Nederland blijft wonen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] bij de moeder bepalen. Ook zal de rechtbank de moeder vervangende toestemming verlenen om met [minderjarige (voornaam)] naar Canada te verhuizen en om hem in te schrijven bij de [school] [plaats 1] . Daarnaast zal de rechtbank de door moeder verzochte zorgregeling vaststellen. Deze beslissingen worden hierna uitgelegd.
De verhuizing
Het toetsingskader
3.2.
In een zaak als deze, waarbij de ouders die het ouderlijk gezag over een kind hebben het niet eens zijn over waar een kind in de toekomst zal wonen, geldt het volgende. Iedere ouder heeft het recht om zijn of haar leven met de kinderen in te richten op een manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt in beginsel ook de vrijheid om op een andere plek met de kinderen te gaan wonen. Als de ene ouder het niet eens is met de verhuisplannen van de andere ouder, dan moet de rechtbank alle omstandigheden van het geval in kaart brengen en een belangenafweging maken. Het belang van het kind staat hierbij voorop, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen. Zie hiervoor ook de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] .
3.3.
De rechtbank ziet dat de situatie van [minderjarige (voornaam)] zich kenmerkt door de volgende omstandigheden. [minderjarige (voornaam)] is negen jaar oud en heeft sinds zijn geboorte op drie ver van elkaar verwijderde plekken gewoond: eerst 4½ jaar in [plaats 1] in Canada, vervolgens 3 jaar op [eiland] waarvan de laatste zes maanden alleen met zijn moeder, en daarna 1½ jaar in [plaats 2] waarvan ongeveer een jaar in gezinsverband met zijn beide ouders. Al 2½ jaar, sinds januari 2020, overleggen de ouders van [minderjarige (voornaam)] over een eventuele verhuizing van [minderjarige (voornaam)] met zijn moeder naar Canada, al dan niet samen met de vader. Tot ongeveer december 2021 vonden beide ouders deze verhuizing van [minderjarige (voornaam)] een reële optie. Pas na de definitieve beslissing om uit elkaar te gaan is [minderjarige (voornaam)-s] vader zich gaan verzetten tegen een vertrek van [minderjarige (voornaam)] en zijn moeder naar Canada. Inmiddels staat vast dat de moeder zich blijvend in Canada zal vestigen, en is duidelijk dat de vader in Nederland wil blijven wonen. In het licht van deze omstandigheden vindt de rechtbank dat in deze zaak de nadruk moet liggen op de vraag bij welke ouder [minderjarige (voornaam)] zijn hoofdverblijfplaats zou moeten hebben en minder op de vraag of het voor de moeder noodzakelijk is om naar Canada te verhuizen. Er is immers geen sprake van één land waarin de ouders duurzaam samen met [minderjarige (voornaam)] hebben gewoond, en de (terug)verhuizing naar Canada is lange tijd het uitgangspunt geweest in de discussie tussen de ouders.
Hierna beschrijft de rechtbank de relevante feiten en omstandigheden die zij in het dossier leest en gehoord heeft op de zitting, en legt zij uit welke gevolgen zij aan die feiten en omstandigheden verbindt.
De ouders hebben niet duurzaam met [minderjarige (voornaam)] in één land gewoond
3.4.
Partijen hebben in 2011 een relatie met elkaar gekregen. De vader, die de Nederlandse nationaliteit heeft, was toen op bezoek in Canada. De moeder is in Canada geboren en getogen en heeft de Canadese nationaliteit. In 2012 zijn partijen in Canada met elkaar getrouwd. Zoals gezegd is [minderjarige (voornaam)] in [.] 2013 in Canada geboren, en de ouders hebben samen met hem in Canada gewoond tot november 2017. Partijen zijn toen samen met [minderjarige (voornaam)] naar [eiland] verhuisd, omdat de vader daar betere arbeidskansen en een gunstiger financieel vooruitzicht verwachtte. [minderjarige (voornaam)] was op dat moment vier jaar oud. De vader woont sinds juli 2020 in Nederland. De moeder en [minderjarige (voornaam)] hebben zich eind december 2020 bij hem gevoegd.
3.5.
De rechtbank vindt dat uit deze opeenvolging van woonplaatsen op zichzelf niet kan worden afgeleid dat de ouders zich op een van deze woonplaatsen duurzaam hebben gevestigd of zich duurzaam hebben willen vestigen.
De plannen van partijen voor de uiteindelijke woonplaats van [minderjarige (voornaam)]3.6. Over het overleg tussen partijen leidt de rechtbank het volgende af uit de stukken en uit wat er op de zitting is gezegd.
Partijen hebben sinds januari 2020 – toen woonden ze samen op [eiland] - regelmatig met elkaar gesproken over de optie dat de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar Canada zou terugverhuizen, zowel samen met de vader als zonder hem. Dat de vader hiervoor openstond, en het niet enkel een wens van de moeder betrof, blijkt uit de overgelegde gesprekken tussen partijen via iMessage en de tussen hen gewisselde e-mails in 2020 en 2021. De rechtbank beschrijft hieronder het verloop van die gesprekken.
3.7.
De man schreef aan de vrouw in een e-mail op 7 januari 2020, toen zij nog in [eiland] verbleven: “
[verzoekster (voornaam)] , some changes, in brief:
  • I want the travel approvals signed vice versa, as requested.
  • I will sign travel approval, if you decide to leave to Canada.
  • Shipping belongings to Canada will be subject to financial and logistical possibilities on a later date.
  • For work purposes I keep the laptop.
  • Parenting plan / agreement / (in Dutch: “omgangsregeling) again, we have to sign. For now I only need guarantees for seeing him in person an also be able to ‘talk’ to him when I want and he wants. Send me in your words to agree upon.
Other details will have to be discussed on remote and agreed upon on a later date.

For ANY financial support, I will give them signed and on paper as soon as I have them.”
3.8.
Na de wereldwijde uitbraak van corona omstreeks maart 2020, wilden partijen samen met [minderjarige (voornaam)] zo snel mogelijk terugkeren naar Canada. Dat bleek niet mogelijk, omdat het luchtruim tussen [eiland] en Canada was gesloten. Dit blijkt onder meer uit de e-mail van de vader aan de immigratie-afdeling van de Canadese Ambassade in Mexico. Hierin schrijft de vader op 29 april 2020: “
I would like to apply for an urgent approval of a PRTD document to be able to board a plane to Toronto out of [eiland] . My wife and son are both Canadian, and I am a Permanent Resident (expired) and can only board a plane to Toronto if I have a PRTD document. We (our family) have decided to relocate back to Canada as soon as possible due to the economic and safety situation in [eiland] (urgency), on top of the Covid19 (more) problems which have occurred here. I need to travel from [eiland] to Toronto, Canada as soon as the first flight is available or possible.”.
3.9.
Nadat de vader in het voorjaar van 2020 voor twee kortdurende bezoeken naar Nederland was geweest, is hij in juli 2020 naar Nederland verhuisd. Partijen verschillen van mening of het vertrek van de vader naar Nederland in onderling overleg plaatsvond en of de coronamaatregelen hem daartoe aanleiding hadden gegeven. Wel staat vast dat de moeder en [minderjarige (voornaam)] gedurende zes maanden van juli 2020 tot en met december 2020 zonder de vader in [eiland] bleven wonen. De vader en [minderjarige (voornaam)] hadden toen vrijwel dagelijks contact met elkaar via een (video)belverbinding. Ook staat vast dat de relatie tussen de ouders op dat moment (tijdelijk) verbroken was. Dit laatste blijkt uit een gesprek via iMessage op 6 september 2020.
3.10.
Eind december 2020 is de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar Nederland gekomen en bij de vader in zijn woning ingetrokken. Partijen wilden toen hun relatie nog een kans geven.
3.11.
Ook na de aankomst van de moeder en [minderjarige (voornaam)] in Nederland bleven de gesprekken over een verhuizing van (in ieder geval) de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar Canada doorgaan. Uit deze gesprekken blijkt dat de vader in beginsel akkoord was met de verhuizing van de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar Canada onder de voorwaarde dat de moeder een eigen woning met een slaapkamer voor [minderjarige (voornaam)] , een baan en een school voor [minderjarige (voornaam)] zou regelen. Op 8 februari 2021 schreef de man via iMessage: “
You are going to Canada. Period. And leaves us with ONLY two choices: 1. Go alone and come back after a recharge period for yourself. And then leave with him. 2. Go alone and we decide on a date I bring him to Canada. There will be NO other ways or options to discuss with me.”
3.12.
Op 10 juni 2021 schreef de man via iMessage: “
bcs when you still think [minderjarige (voornaam)] will leave me and will leave NL without having a stabile base and social environment (which he has here, YES!!!!!) that will NOT happen. And as stated also: you can go, set it all up, job and house / his own bedroom, then I am okay with him “going there”, and being where in the end I also will end up being. I.e.; Canada or North America somewhere.”
3.13.
De vader heeft hierna in september 2021 een opdracht als zelfstandig ondernemer voor de duur van vijf jaar gekregen in Nederland. De vader stelt dat hij sinds deze opdracht van gedachten is veranderd. Hij wil zelf in ieder geval de komende jaren niet meer naar Canada verhuizen.
3.14.
Op 19 november 2021, toen min of meer duidelijk werd dat partijen wilden scheiden, schreef de vader via iMessage: “
Just let me know your details and plan. I have 2 (so far) on the list: Joint account, mandatory, where we both deposit money. Other: he is and will NOT be living at your parents. Period. Mutual point: departure anywhere in February. In the mean time my plan regarding housing: I cancel next week, but before end of November the apartment. Sorry, December. Moving in January for sure. You’re on deck.” De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat de mogelijkheid dat de moeder met [minderjarige (voornaam)] terug naar Canada zou verhuizen op het moment van dit gesprek nog als reële optie werd besproken.
De gang van zaken na het besluit uiteen te gaan
3.15.
In december 2021 zijn partijen definitief uit elkaar gegaan en sindsdien wonen zij apart van elkaar. De moeder is met [minderjarige (voornaam)] in de gezamenlijke huurwoning blijven wonen. De vader is ergens anders gaan wonen.
3.16.
Bij verzoekschrift van 23 december 2021 heeft de moeder voorlopige voorzieningen verzocht in het kader van de (aanstaande) echtscheidingsprocedure. Zij verzocht om toevertrouwing van [minderjarige (voornaam)] aan haar, een voorlopige zorgregeling, het uitsluitend gebruik van de echtelijke huurwoning en een voorlopige kinderalimentatie en partneralimentatie.
3.17.
Bij beschikking van 16 februari 2022 heeft de rechtbank over de voorlopige voorzieningen beslist. Als voorlopige zorgregeling is een co-ouderschap bepaald. Bij verzoekschrift van 15 maart 2022 heeft de vader vervolgens de echtscheidingsprocedure gestart. Tegelijkertijd met haar verweerschrift in de echtscheidingsprocedure heeft de moeder op 23 april 2022 deze procedure aanhangig gemaakt.
3.18.
Vervolgens is op 9 juni 2022 onverwacht de meerderjarige dochter uit een eerdere relatie van de moeder overleden: [C (voornaam)] . Zij was 25 jaar oud en liet haar éénjarige dochter achter: [D (voornaam)] (de kleindochter van de moeder. Met toestemming van de vader is de moeder samen met [minderjarige (voornaam)] op 11 juni 2022 naar Canada gevlogen. De moeder draagt momenteel een groot deel van de zorg voor [D (voornaam)] .
Conclusie3.19. Uit het voorgaande blijkt dat partijen sinds de geboorte van [minderjarige (voornaam)] voortdurend met elkaar in gesprek zijn geweest over een terugkeer van de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar Canada, samen met de vader of zonder hem. Het verblijf van partijen in Nederland lijkt vooral een gevolg te zijn geweest van de coronamaatregelen, omdat een (eerdere) terugkeer naar Canada (nog) niet mogelijk was, waardoor partijen voor een (tijdelijk) verblijf in Nederland hebben gekozen. De moeder wil nog steeds terugverhuizen met [minderjarige (voornaam)] naar Canada, terwijl de vader zich inmiddels heeft bedacht. Hij wil dat [minderjarige (voornaam)] samen met hem in Nederland blijft wonen.
3.20.
De rechtbank merkt op dat de vader op zichzelf mag terugkomen op zijn eerdere keuze om [minderjarige (voornaam)] in beginsel verder op te laten groeien in Canada. Partijen waren verwikkeld in gesprekken over de praktische uitvoering van die keuze, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen over alle aspecten. Tijdverloop en gewijzigde omstandigheden maken het ook niet onbegrijpelijk dat de vader van gedachten is veranderd. Tegelijkertijd leidt de rechtbank uit de hiervoor weergegeven gang van zaken af dat de ouders weliswaar de relatie eind 2020/begin 2021 nog een kans wilden geven maar er toen niet voor hebben gekozen dat duurzaam in Nederland te gaan doen. Dit vindt de rechtbank relevant voor de toetsing van het verzoek van de moeder. Anders dan de vader stelt was het immers juist lang de verwachting van partijen dat [minderjarige (voornaam)] verder zou opgroeien in Canada, óók nog nadat de moeder en [minderjarige (voornaam)] zich bij de vader in Nederland hadden gevoegd.
3.21.
Gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden in deze zaak vindt de de rechtbank het niet passend om in deze zaak de in de rechtspraak gebruikelijke zware stel- en bewijsplicht aan de moeder op te leggen ten aanzien van onder andere de noodzaak van de verhuizing. Dat vindt de rechtbank gelet op de context en de voorgeschiedenis van de zaak niet juist. De vraag waar het in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank om gaat, is de vraag welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang van [minderjarige (voornaam)] is: bij de vader in Nederland, of bij de moeder in Canada. Dat is dan ook de toets die de rechtbank in deze zaak zal toepassen.
Toetsing
3.22.
Voordat de rechtbank in zal gaan op de vraag welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang van [minderjarige (voornaam)] is, merkt zij op dat de beslissing hoe dan ook een ingrijpende is. Tijdens de zitting is namelijk duidelijk geworden dat beide ouders zich in ieder geval de komende jaren gebonden voelen aan hun ‘thuisland’, met of [minderjarige (voornaam)] bij zich. De moeder heeft haar familie en sociale netwerk in Canada, terwijl de vader zijn familie en sociale netwerk juist in Nederland heeft. Beide partijen hebben de kans om in hun thuisland hun (oude) dienstverband weer op te pakken of voort te zetten, wat voor hen financieel gunstiger lijkt. Verder beschikken zij ieder in hun thuisland over een eigen woning waar zij met [minderjarige (voornaam)] kunnen wonen.
3.23.
De moeder heeft tijdens deze procedure haar dochter in Canada verloren, waardoor zij sindsdien zorgt voor haar eenjarige kleindochter [D (voornaam)] in Canada. Voor de moeder staat haar terugkeer naar Canada daarom vast: zij heeft besloten dat zij teruggaat naar Canada, ongeacht de beslissing van de rechtbank. Zij ziet geen andere mogelijkheid met het oog op de benodigde zorg voor [D (voornaam)] , waarbij zij de vader van [D (voornaam)] wil ondersteunen bij de zorg voor haar kleindochter. Die ondersteuning is volgens de moeder nodig omdat de vader van [D (voornaam)] op onregelmatige tijden werkt en geen familie en netwerk heeft waarop hij kan terugvallen. Daarnaast speelde de vader van [D (voornaam)] volgens de moeder maar een beperkte rol in [D (voornaam)] ’s leven , omdat hij niet met de moeder [D (voornaam)] samenwoonde. Verder ontbreekt ook familie of een netwerk aan de zijde van de moeder (zoals overgrootouders) in Canada die de zorg voor [D (voornaam)] (structureel) op zich zouden kunnen nemen, aldus de moeder.
Voor de moeder is het kortom geen optie meer om in Nederland te wonen.
3.24.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij in ieder geval voor de duur van zijn lopende opdrachtovereenkomst tot en met 2025 in Nederland zal blijven wonen. Het is voor hem onmogelijk om zijn werkzaamheden vanuit Canada te verrichten, dit vanwege het tijdsverschil en omdat hij namens zijn opdrachtgever verantwoordelijk is voor de markt in de Benelux. Maar hij sluit niet uit dat hij over drie à zeven jaar alsnog naar Canada verhuist, aldus de vader.
3.25.
Nu de ouders in ieder geval de komende jaren op verschillende continenten zullen wonen, zal iedere beslissing van de rechtbank betekenen dat [minderjarige (voornaam)] aanzienlijk minder contact zal hebben met één van beide ouders. Hiervan uitgaande vindt de rechtbank het wenselijk in het belang van [minderjarige (voornaam)] dat hij bij de moeder in Canada gaat wonen, om de volgende redenen.
Het belang van [minderjarige (voornaam)]
3.26.
In de eerste plaats is de rechtbank op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, van oordeel dat de dagelijkse zorg voor [minderjarige (voornaam)] beter gewaarborgd is bij de moeder. De moeder kan namelijk haar werkdagen in Canada aanpassen aan het schoolrooster van [minderjarige (voornaam)] , zodat zij na schooltijd van [minderjarige (voornaam)] altijd thuis kan zijn en hem daar de benodigde structuur kan bieden. De vader zal daarentegen vaker een beroep moeten doen op zijn ouders, kinderopvang en andere mensen uit zijn netwerk om op [minderjarige (voornaam)] te passen, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd. De vader lijkt wat te gemakkelijk te denken over het combineren van een fulltime baan met het, in ieder geval deels, informeel en ad hoc organiseren van opvang voor [minderjarige (voornaam)] . Zo verklaarde hij dat hij aan ouders van vriendjes kan vragen of [minderjarige (voornaam)] daar kan spelen. Los van de vraag of dat steeds lukt, wat de rechtbank betwijfelt, is dat voor [minderjarige (voornaam)] een onrustige situatie, waarin een vaste structuur in de week ontbreekt. Dat is niet in zijn belang.
3.27.
Daarnaast heeft de moeder in [eiland] gedurende een half jaar alleen voor [minderjarige (voornaam)] gezorgd, toen de vader zonder de moeder en [minderjarige (voornaam)] in Nederland verbleef. Ook in de periode die daaraan vooraf ging hebben de moeder en [minderjarige (voornaam)] enkele malen voor kortere duur zonder de vader in [eiland] verbleven. Er is niet gesteld of gebleken dat de moeder de zorg voor [minderjarige (voornaam)] niet goed kon organiseren toen zij er alleen voor stond. [minderjarige (voornaam)] heeft daardoor al eerder meegemaakt dat hij bij zijn moeder is terwijl zijn vader ver weg woont, en heeft ervaren dat dit goed is gegaan. Andersom is dat niet het geval. [minderjarige (voornaam)] heeft nog niet meegemaakt dat hij gedurende een langere periode bij zijn vader en zonder zijn moeder was.
3.28.
De rechtbank hecht verder veel belang aan de mogelijkheid voor [minderjarige (voornaam)] om met de ouder bij wie hij niet woont contact te houden, zowel fysiek, als via (beeld)bellen. Zoals gezegd zal hij die ouder immers substantieel minder zien dan nu het geval is. De rechtbank is van oordeel dat er meer mogelijkheden voor [minderjarige (voornaam)] zijn om contact te hebben met zijn vader wanneer hij in Canada woont, dan met zijn moeder wanneer hij in Nederland woont. Dit komt door het tijdsverschil en door de vakantieroosters. In Canada is het zes uur vroeger dan in Nederland. Wanneer [minderjarige (voornaam)] in Nederland blijft wonen, kan hij enkel in het weekend met de moeder (video)bellen. Doordeweeks zal er namelijk geen voor [minderjarige (voornaam)] geschikt tijdstip zijn waarop de moeder en [minderjarige (voornaam)] allebei tijd hebben om te bellen. Vóór schooltijd in Nederland (08.00 uur) is het bij de moeder in Canada midden in de nacht. Na schooltijd (omstreeks 15.00 uur) begint de moeder net met werken. En rond bedtijd, omstreeks 20.00 uur, is de moeder nog aan het werk. Maar wanneer [minderjarige (voornaam)] met de moeder in Canada woont kan hij dagelijks videobellen met de vader. Vóór schooltijd is het dan in Nederland 14.00 uur. De vader is zelfstandig ondernemer en zal naar verwachting van de rechtbank dan tijd vrij kunnen houden in zijn agenda om met [minderjarige (voornaam)] te bellen. Na schooltijd in Canada is het in Nederland 21.00 uur. Ook op dat tijdstip kan de vader tijd vrij houden om met [minderjarige (voornaam)] te bellen. Zo hebben de vader en [minderjarige (voornaam)] in ieder geval dagelijks twee momenten waarop zij met elkaar kunnen bellen. Rond [minderjarige (voornaam)-s] bedtijd lijkt bellen lastiger omdat het dan 02.00 uur is in Nederland.
3.29.
De rechtbank vindt verder dat de moeder voldoende heeft onderbouwd dat [minderjarige (voornaam)] vaker en voor langere periodes vanuit Canada naar Nederland kan reizen dan andersom. In Canada heeft [minderjarige (voornaam)] namelijk ongeveer twee keer zoveel vakantieweken als in Nederland. [minderjarige (voornaam)] hoeft in Canada maar 194 dagen per jaar naar school, zoals blijkt uit de schooljaarkalender 2022-2023 die de moeder heeft overgelegd als productie 19. Dat betekent dat hij (365 – 194 =) 171 dagen per jaar met vakantie kan. Dat is ruim 24 weken. Daarnaast kunnen deze weken in het Canadese onderwijsstelsel volgens de moeder deels flexibel worden ingezet. In Nederland heeft [minderjarige (voornaam)] maximaal 12 weken per jaar vakantie, welke weken van tevoren vaststaan. Veel van de Nederlandse schoolvakanties zijn van korte duur, waardoor de lange reis vanuit Nederland naar Canada en terug niet in verhouding zou staan tot de duur van het verblijf in Canada. [minderjarige (voornaam)] kan dus gemakkelijker vanuit Canada meerdere keren per jaar een paar weken achter elkaar naar Nederland, zonder dat hij dan standaard al zijn vakanties in Nederland door brengt. Daarnaast biedt de grote hoeveelheid vakantieweken ook de ruimte voor [minderjarige (voornaam)] om zowel in Canada met de moeder als in Nederland met de vader tijd door te brengen tijdens zijn vakanties. Het blijft namelijk voor een kind ook belangrijk om vakantietijd in zijn vaste woonplaats en met zijn verzorgende ouder door te brengen.
3.30.
Daarnaast verwacht de rechtbank dat [minderjarige (voornaam)] goed zal kunnen wennen in Canada. Hij heeft daar gewoond tot hij vier en een half was en kent de familie en het netwerk van moeder in Canada. Bovendien zal de moeder terugkeren naar zijn oude woonplaats, die hij wellicht nog herkent. [minderjarige (voornaam)] is weliswaar nu gewend aan het leven in Nederland, en hij heeft zijn draai op school gevonden, maar hij is niet zodanig geworteld in Nederland dat een verhuizing naar Canada niet (meer) in zijn belang is. Want hij woont pas anderhalf jaar in Nederland. Hij spreekt nu redelijk Nederlands, maar Engels is zijn moedertaal. Zijn sport bindt hem niet aan Nederland, want ook in Canada kan [minderjarige (voornaam)] op honkbal. Daarnaast heeft [minderjarige (voornaam)] zonder merkbaar nadeel al twee keer eerder een internationale verhuizing doorgestaan. Uiteraard is het niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] om steeds opnieuw tijdens zijn kindertijd (internationaal) te verhuizen. Hij moet duurzaam een dagelijks leven kunnen opbouwen. De rechtbank begrijpt echter dat dit wat de moeder betreft een definitieve verhuizing is. Tot slot sluit de vader niet uit dat hij op termijn zelf ook naar Canada verhuist. Het is zijn tijdelijke baan in Nederland die hem op het idee heeft gebracht om zich blijvend in Nederland te vestigen. In zoverre zal een (terug)verhuizing van de vader naar Canada naar verwachting van de rechtbank eerder aan de orde zijn dan een (terug)verhuizing van de moeder naar Nederland. Zij behoudt immers de zorg voor [D (voornaam)] in Canada.
3.31.
Verder heeft de vader nog gezegd dat het op dit moment niet in het belang is van [minderjarige (voornaam)] om met de moeder naar Canada te verhuizen, omdat de scheiding nog niet rond is en [minderjarige (voornaam)] veel last heeft (gehad) van de daarmee samenhangende spanningen tussen de ouders, waarvoor hij hup van het buurtteam krijgt in de vorm van wekelijkse gesprekken. De vader heeft gewezen op het belang van het voortzetten van deze hulp. De rechtbank verwacht echter dat [minderjarige (voornaam)] dergelijke belangrijke hulp ook in Canada kan krijgen. Verder ziet de rechtbank niet in dat het verschil zou maken of [minderjarige (voornaam)] de echtscheiding verder verwerkt bij de vader in Nederland of bij de moeder in Canada. In beide gevallen krijgt [minderjarige (voornaam)] ermee te maken dat zijn ouders niet alleen recent gescheiden zijn, maar ook niet meer in hetzelfde land wonen.
3.32.
De vader heeft naar voren gebracht dat de communicatie tussen de ouders niet goed is. De ouders hebben grote moeite om overeenstemming te bereiken over een ouderschapsplan en zijn het op veel verschillen in de opvoeding niet met elkaar eens. De moeder heeft [minderjarige (voornaam)] zonder overleg met de vader al ingeschreven op een school en honkbalvereniging in Canada. Daarnaast heeft de vader sinds het vertrek van de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar Canada na het overlijden van haar dochter weinig van de moeder gehoord. Hij maakt zich daarom zorgen dat hij te weinig betrokken zal worden bij het leven van [minderjarige (voornaam)] wanneer hij met de moeder in Canada zal blijven wonen.
3.33.
Hoewel de rechtbank het zorgelijk vindt dat de ouders niet goed met elkaar communiceren en het hen nog niet gelukt is om samen een ouderschapsplan op te stellen, vindt de rechtbank dit geen reden om de verzoeken van de moeder af te wijzen. De verdrietige periode in Canada kort na het overlijden van [C (voornaam)] ziet de rechtbank niet als een voorbode voor hoe het contact zal zijn wanneer de moeder en [minderjarige (voornaam)] in Canada blijven wonen. Toen de moeder en [minderjarige (voornaam)] zonder de vader in [eiland] achterbleven, verliep het contact namelijk goed. Het is wel belangrijk dat de moeder de vader zo veel mogelijk blijft betrekken bij het leven van [minderjarige (voornaam)] , bij zijn opvoeding en de te nemen beslissingen. Op haar rust de wettelijke verplichting om de vader te betrekken bij beslissingen over [minderjarige (voornaam)] en om hem te informeren over het leven van [minderjarige (voornaam)] .
3.34.
Tot slot heeft de moeder aangeboden om (financieel) te faciliteren dat [minderjarige (voornaam)] regelmatig zijn vader in Nederland kan bezoeken. Daarover heeft de vader naar voren gebracht dat hij vindt dat de moeder hem onvoldoende financieel wil compenseren voor de extra kosten die hij zal hebben voor de fysieke omgang met [minderjarige (voornaam)] . De rechtbank ziet hierin geen reden om het verzoek van de moeder af te wijzen, omdat er zonder een verhuizing van [minderjarige (voornaam)] naar Canada net zo goed sprake zal zijn van extra omgangskosten, maar dan voor de omgang tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] . Partijen zullen over de verdeling van deze kosten overeenstemming moeten bereiken, en als hun dat niet lukt, kunnen zij zich daarover opnieuw richten tot de rechtbank. In geen geval mag dit in de weg komen te staan aan het contact tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] .
3.35.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank zal bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] bij de moeder zal zijn. Dat betekent dat de rechtbank ook het verzoek om haar vervangende toestemming te verlenen om samen met [minderjarige (voornaam)] naar Canada, [plaats 1] , te verhuizen, zal toewijzen.
Zorgregeling
3.36.
De rechtbank zal conform het verzoek van de moeder de zorgregeling bepalen als volgt:
- [minderjarige (voornaam)] verblijft jaarlijks tijdens de voorjaarsvakantie in maart gedurende twee weken bij de vader in Nederland;
- [minderjarige (voornaam)] verblijft jaarlijks tijdens de zomervakantie vijf weken in juni en juli bij de vader in Nederland. Het verblijf zal zo worden gepland dat [minderjarige (voornaam)] op de verjaardag van oma [achternaam van verweerder] bij de vader verblijft;
- [minderjarige (voornaam)] verblijft jaarlijks drie weken in november en december (waaronder ook de Sinterklaasviering) bij de vader in Nederland. Het verblijf zal zo worden gepland dat [minderjarige (voornaam)] op de verjaardag van opa [achternaam van verweerder] bij de vader verblijft;
- wanneer de vader naar Canada komt, kan [minderjarige (voornaam)] in overleg met de moeder bij de vader verblijven;
- wanneer de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar Nederland komt, kan [minderjarige (voornaam)] in overleg met de moeder bij de vader verblijven;
- als [minderjarige (voornaam)] en de vader dat willen, kunnen zij dagelijks contact met elkaar hebben via (video)bellen;
- de moeder zal de vader wekelijks per e-mail informeren over [minderjarige (voornaam)] en hem wekelijks een foto van [minderjarige (voornaam)] toesturen.
3.37.
Partijen hebben op advies van de rechtbank na afloop van de mondelinge behandeling nog geprobeerd om onder begeleiding van een cross border mediator (nadere) afspraken te maken over de vraag, hoe de zorgregeling voor [minderjarige (voornaam)] eruit zou moeten zien voor zowel het scenario dat hij in Nederland blijft als het scenario dat hij naar Canada verhuist (een spiegelovereenkomst). Partijen hebben dit advies opgevolgd maar vervolgens de rechtbank geïnformeerd dat de mediation niet geslaagd is. De rechtbank zal daarom zelf een beslissing nemen over de zorgregeling. De rechtbank bepaalt de zorgregeling conform het verzoek van de moeder, omdat de vader geen andere voorstellen heeft gedaan. De vader heeft zich tegen de verzochte zorgregeling verweerd door te stellen dat hij vindt dat [minderjarige (voornaam)] te weinig bij hem in Nederland verblijft, hij het niet leuk vindt als [minderjarige (voornaam)] nooit met kerst en de oud en nieuwjaar-viering bij hem verblijft en hij vindt dat de moeder te weinig van de kosten voor haar rekening wil nemen. De vader heeft echter geen alternatieven genoemd of verzoeken gedaan. Uit de schooljaarkalender 2022-2023 die de moeder heeft overgelegd (productie 19) blijkt dat de kerstvakantie in Canada maar één week duurt. Dat is voor [minderjarige (voornaam)] erg kort voor de lange reis heen en weer tussen Nederland en Canada met bijbehorende jetlag. De rechtbank vindt het daarom niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] om te bepalen dat hij in de kerstvakantie bij de vader in Nederland verblijft.
Vervangende toestemming voor het aanmelden bij een school
3.38.
De rechtbank zal de moeder vervangende toestemming verlenen om [minderjarige (voornaam)] in te schrijven bij de [school] . Hoewel de moeder niet correct heeft gehandeld door [minderjarige (voornaam)] al in te schrijven op deze school zonder met de vader over deze school te overleggen, vindt de rechtbank het wel in het belang van [minderjarige (voornaam)] dat hij op deze school wordt ingeschreven of ingeschreven blijft. Want zo is hij verzekerd van een plek op een school die volgens de moeder goed aansluit bij [minderjarige (voornaam)] en die dicht bij de woning van de moeder en [minderjarige (voornaam)] is.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.39.
De rechtbank zal haar beslissingen niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. De beslissingen in deze zaak zijn als gezegd ingrijpend voor [minderjarige (voornaam)] . Voorkomen moet worden dat, mocht een hoger beroep tegen deze beschikking aan de orde zijn, en mocht het gerechtshof anders oordelen dan de rechtbank, [minderjarige (voornaam)] weer (terug) zal moeten verhuizen naar Nederland.
3.40.
Het voorgaande dat de moeder nog niet met [minderjarige (voornaam)] mag verhuizen als de vader hoger beroep instelt tegen deze beslissing. In dat geval moet de moeder wachten op de beslissing van het gerechtshof over de verhuizing.
De proceskosten
3.41.
De rechtbank zal bepalen dat de ouders allebei hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat [minderjarige (voornaam)] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft;
4.2.
verleent de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige (voornaam)] naar Canada, [plaats 1] te verhuizen, vanaf de datum waarop deze beschikking onherroepelijk is;
4.3.
stelt de volgende zorgregeling vast:
- [minderjarige (voornaam)] verblijft jaarlijks tijdens de voorjaarsvakantie in maart gedurende twee weken bij de vader in Nederland;
- [minderjarige (voornaam)] verblijft jaarlijks tijdens de zomervakantie vijf weken in juni en juli bij de vader in Nederland. Het verblijf zal zo worden gepland dat [minderjarige (voornaam)] op de verjaardag van oma [achternaam van verweerder] bij de vader verblijft;
- [minderjarige (voornaam)] verblijft jaarlijks drie weken in november en december (waaronder ook de Sinterklaasviering) bij de vader in Nederland. Het verblijf zal zo worden gepland dat [minderjarige (voornaam)] op de verjaardag van opa [achternaam van verweerder] bij de vader verblijft;
- wanneer de vader naar Canada komt, kan [minderjarige (voornaam)] in overleg met de moeder bij de vader verblijven;
- wanneer de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar Nederland komt, kan [minderjarige (voornaam)] in overleg met de moeder bij de vader verblijven;
- als [minderjarige (voornaam)] en de vader dat willen kunnen zij dagelijks contact met elkaar hebben via (video)bellen;
- de moeder zal de vader wekelijks per e-mail informeren over [minderjarige (voornaam)] en hem wekelijks een foto van [minderjarige (voornaam)] toesturen.
4.4.
verleent de moeder vervangende toestemming om [minderjarige (voornaam)] in te schrijven bij de [school] in Canada;
4.5.
bepaalt dat de ouders allebei hun eigen proceskosten moeten betalen;
4.6.
wijst de verzoeken van de moeder voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. G.L.M. Urbanus (voorzitter), mr. T. Dopheide en mr. J.R. Hurenkamp, allen (kinder)rechters, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
SR

Voetnoten

1.HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901, HR 11 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:901 en HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:487.