In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete opgelegd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De boete van € 1.154,99 werd opgelegd omdat eiseres niet op het Brp-adres woonachtig zou zijn, terwijl zij studiefinanciering ontving als uitwonende student. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 oktober 2019, maar het bestreden besluit van 3 december 2021 handhaafde de boete. De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals twee informanten die verklaringen aflegden.
De rechtbank concludeert dat de Minister voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres op het moment van controle niet woonde op het Brp-adres. Dit werd aangetoond door getuigenverklaringen van buren die bevestigden dat er geen student op het adres woonde. Eiseres voerde aan dat de controleurs niet voldoende moeite hadden gedaan om haar aan te treffen en dat er redelijke twijfel bestond over haar woonplaats. De rechtbank oordeelt echter dat de getuigenverklaringen en het buurtonderzoek voldoende waren om de boete te rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de boete in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.