ECLI:NL:RBMNE:2022:2774
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na WIA-beoordeling en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiseres per 3 juni 2020, na een beoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres, die eerder ziek was gemeld, had een uitkering op grond van de ZW ontvangen, maar na afloop van de 104 weken ziekteperiode heeft het Uwv haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische rapporten van de verzekeringsartsen en de argumenten van eiseres. Eiseres betwistte de conclusie van het Uwv dat zij per 3 juni 2020 in staat was om te werken in een van de voor haar geschikte functies, en voerde aan dat haar klachten, met name ten aanzien van haar handgebruik, waren toegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de regels uit de wet correct heeft toegepast en dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig zijn opgesteld. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv, en dat eiseres op de beoordelingsdatum medisch geschikt was voor ten minste één van de functies die aan haar waren voorgehouden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het Uwv terecht was. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, en is op 8 juni 2022 uitgesproken.