Uitspraak
19 3464 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
WIA-beoordeling geselecteerde functies voor onjuist te houden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar recht op ziekengeld. Appellante, die zich in 2014 ziekmeldde vanwege klachten aan haar rechterarm, had eerder geen WIA-uitkering gekregen. In 2017 meldde zij zich opnieuw ziek, ditmaal vanwege rugklachten. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat appellante geschikt was voor de functies die in de WIA-beoordeling waren geselecteerd. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, omdat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en er geen aanleiding was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij beperkt was in het gebruik van beide armen en dat dit haar belette om de geselecteerde functies uit te voeren. Ze verwees naar een onderzoek van een orthopedisch chirurg en vroeg om de inschakeling van een onafhankelijke deskundige. Het Uwv verweerde zich door te stellen dat de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen juist waren. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om de geschiktheid van appellante voor de functies in twijfel te trekken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een deskundige af, omdat er geen nieuwe relevante informatie was die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat appellante per 1 juni 2017 en per 6 juli 2017 geen recht meer had op ziekengeld, en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.