ECLI:NL:CRVB:2017:4357
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid voor ZW-uitkering na ziekmelding en WIA-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die sinds 1982 werkzaam was als medewerker kwekerij, meldde zich op 30 november 2010 ziek vanwege fysieke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat appellant na de voorgeschreven wachttijd per 27 november 2012 niet meer arbeidsongeschikt was. Na een nieuwe ziekmelding op 26 februari 2015, waarbij appellant een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet, heeft het Uwv vastgesteld dat hij geen recht had op ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat zijn klachten waren toegenomen en dat het Uwv een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) had moeten opstellen. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de artsen van het Uwv. De Raad bevestigde dat de artsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische toestand van appellant op de relevante data correct was beoordeeld. De Raad concludeerde dat appellant geschikt was voor de eerder geselecteerde functies en dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.