ECLI:NL:RBMNE:2022:2757

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
UTR 22/251
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van medisch onderzoek

In deze zaak heeft eiseres, die als schoonmaakster werkte, een WIA-uitkering aangevraagd na een ziekmelding in 2018. Het UWV heeft haar aanvraag afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV heeft dit ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 24 mei 2022 is de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het UWV en de werkgever.

De rechtbank heeft beoordeeld of het UWV de regels correct heeft toegepast en of het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. Eiseres betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek, omdat er geen fysiek spreekuur heeft plaatsgevonden en zij alleen telefonisch is gehoord. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV voldoende medische informatie had verzameld en dat de verzekeringsartsen de klachten van eiseres adequaat hadden beoordeeld. De rechtbank volgde de argumenten van het UWV en concludeerde dat de medische rapporten geen tegenstrijdigheden vertoonden en voldoende begrijpelijk waren.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 18,09% was, wat onder de vereiste 35% ligt om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter J.G. Nicholson en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/251

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.W.M. Jansen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv)
(gemachtigde: S.N. Westmaas).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[werkgever]uit [plaats] (werkgever)
(gemachtigde: mr. N.M. Raats).

Inleiding

Eiseres heeft toestemming gegeven om medische stukken naar haar werkgever toe te sturen.
Eiseres heeft gewerkt als schoonmaakster bij haar werkgever voor gemiddeld 34,46 uur per week. Op 10 september 2018 heeft zij zich ziek gemeld in verband met gezondheidsklachten. In de periode hierna heeft zij tot 22 september 2020 twee keer een WAZO-uitkering ontvangen in verband met zwangerschap en bevalling. Omdat eiseres nog steeds ziek was en zij inmiddels de wachttijd van twee jaar heeft volgemaakt, heeft zij bij het Uwv een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
Met het primaire besluit van 14 juni 2021 heeft het Uwv beslist dat eiseres per 29 april 2021 geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering moet iemand minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 7 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de online zitting van 24 mei 2022. Eiseres was daarbij samen met haar gemachtigde aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de werkgever is haar gemachtigde verschenen.

Waar gaat deze zaak over?

1. Deze zaak gaat over de vraag of eiseres recht heeft op een WIA-uitkering. Het Uwv vindt van niet. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat zij meer beperkt is dan waar het Uwv vanuit gaat. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv de WIA-aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Daarbij gaat het om de gezondheidstoestand van eiseres op de datum in geding, namelijk 29 april 2021.

Hoe toetst de rechtbank?

2. Bij de beoordeling van de zaak van eiseres moet de rechtbank bekijken of het Uwv de regels uit de wet goed heeft toegepast. Daarbij is het zo dat verweerder dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten, en
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
3. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

De medische kant van het besluit - zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. Eiseres stelt allereerst dat het medisch onderzoek onzorgvuldig en onvolledig is geweest. Zo heeft er geen fysiek spreekuur plaatsgevonden en is eiseres enkel telefonisch gehoord. Er heeft dus alleen een beoordeling op basis van dossierstudie en een telefonisch gesprek plaatsgevonden. Daarbij stelt eiseres dat in de bezwaarfase een volledige heroverweging moet plaatsvinden en zal een louter dossieronderzoek niet volstaan als de medische grondslag van het besluit wordt betwist. Eiseres verwijst hiervoor naar twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in dit soort zaken. [1] Daarbij komt volgens eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen informatie bij derden heeft opgevraagd. Gezien de in beroep ingebrachte medische stukken heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook een onvolledig beeld verkregen van de beperkingen van eiseres.
5. Zoals de CRvB al vaker heeft overwogen moet in de bezwaarfase een volledige heroverweging plaatsvinden waarbij de feiten juist worden vastgesteld en de conclusies logisch uit die feiten voortvloeien. [2] Daarom zal, als de medische grondslag van de besluitvorming wordt betwist, in deze fase van de procedure een louter dossieronderzoek als regel niet volstaan. De zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar brengt volgens de CRvB verder met zich dat in situaties waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel alleen worden afgezien als de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
6. Toegepast op deze zaak stelt de rechtbank vast dat hier geen sprake is van een situatie dat slechts dossieronderzoek is gedaan. In de eerste fase vond op 11 mei 2021 een telefonisch spreekuur met de primaire verzekeringsarts plaats. De primaire verzekeringsarts heeft informatie van de bekkenfysiotherapeut aan de huisarts van 27 september 2019 en informatie van de bedrijfsarts betrokken. In de bezwaarfase is op 10 november 2021 ook een telefonisch spreekuur geweest met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom een fysiek spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. In het aanvullend medisch rapport van 17 mei 2022 geeft zij aan dat zij de beschikking heeft over medische informatie vanuit de behandelend sector. Zowel tijdens het telefonisch spreekuur met de primaire verzekeringsarts als met de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de klachten van eiseres uitgebreid naar voren gekomen. Ten tijde van het telefonisch spreekuur in de bezwaarfase was er ten opzichte van de datum in geding nauwelijks iets gewijzigd in de klachten van eiseres. Die klachten komen ook in de beschikbare medische informatie naar voren. Het inwinnen van verdere medische informatie had volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dus geen meerwaarde, gezien de uitgebreide medische informatie van de bedrijfsarts met daarin informatie van de huisarts van 7 december 2020. Deze informatie was ook actueel, namelijk 4,5 maanden voor de datum in geding. Verder had eiseres in de week van het spreekuur met de primaire verzekeringsarts een eerste gesprek met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en was er verder geen behandeling gaande.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep duidelijk uitgelegd dat zij voldoende medische informatie had om een zorgvuldig oordeel te vormen over de belastbaarheid van eiseres en dat een fysiek spreekuur niets aan haar beoordeling zou toevoegen. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelend sector die betrekking hebben op haar medische situatie op en rond de datum in geding betrokken in hun beoordeling. Er staan verder geen tegenstrijdigheden in de rapporten van de verzekeringsartsen en deze zijn voldoende begrijpelijk. De beroepsgrond slaagt niet.
De medische kant van het besluit - de inhoudelijke medische beoordeling
8. Eiseres stelt verder dat de medische rapporten een verkeerd beeld geven van haar werkelijke medische beperkingen. Er hadden volgens eiseres meer beperkingen moeten worden aangenomen. Het gaat dan om de punten handelingstempo, eigen gevoelens uiten, emotionele problemen van anderen hanteren, frequent buigen tijdens werk en tillen van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Zij verwijst hiervoor naar de ingebrachte medische stukken van de gynaecoloog van 16 februari 2021, de psychosomatisch fysiotherapeute van 28 maart 2022, de huisarts van 15 april 2022, de bekkenfysiotherapeut van 20 april 2022 en van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij GGZ van 13 september 2021. De bekkenfysiotherapeut geeft aan dat eiseres last heeft van een overactieve bekkenbodem dat onderdeel uitmaakt van het geheel en niet solitair behandeld kan worden. Uit de informatie van GGZ blijkt dat een psychologische behandeling nog weinig zin heeft, omdat de pijnklachten onvoldoende zijn onderzocht. Beide deskundigen vermelden echter wel dat eiseres veel pijn heeft en daardoor soms niet kan lopen. Desondanks stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat subjectieve ervaren klachten niet worden meegewogen. Verder stelt eiseres dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen vanwege haar vermoeidheidsklachten en de pijnklachten.
9. De rechtbank volgt eiseres hierin ook niet. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte zijn van de door eiseres ervaren klachten. Zo is eiseres bekend met chronische pijnklachten aan haar bekken, spanningsklachten, stressklachten, psychosociale klachten en enige stemmings- en angstklachten. De verzekeringsartsen hebben voldoende inzichtelijk gemaakt welke objectieve beperkingen hieruit voortvloeien. In de FML van 8 juni 2021 zijn vanwege de psychische klachten van eiseres beperkingen aangenomen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Voor de lichamelijke klachten zijn er beperkingen aangenomen in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Nog meer beperkingen aannemen kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet medisch onderbouwd worden. Daarbij heeft zij toegelicht dat het van belang is dat eiseres meer in beweging komt. Als er zwaardere beperkingen zouden worden aangenomen, zou dat eerder een anti revaliderend effect hebben. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat door het geleidelijk uitbreiden van de activiteiten de tolerantie voor pijn en vermoeidheid zal verminderen. Dit komt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep overeen met de adviezen die eiseres krijgt vanuit de behandelend sector, namelijk dat zij moet bewegen, oefenen en afleiding moet zoeken zodat zij niet met pijn bezig is.
10. In reactie op de door eiseres in beroep ingebrachte medische stukken heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 17 mei 2022 goed en inzichtelijk toegelicht waarom deze informatie geen aanleiding geeft om meer of andere beperkingen in de FML aan te nemen dan al zijn aangenomen. Zo heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de ingebrachte medische stukken geen nieuwe medische feiten bevatten die betrekking hebben op de datum in geding. De bekkenklachten waar de gynaecoloog over schrijft waren bekend, zo ook de behandeling en het behandeladvies. Ook de informatie van de bekkenfysiotherapeut waaruit volgt dat eiseres na datum in geding drie keer in 2022 is behandeld, bevat geen nieuwe medische feiten. Verder kwam eiseres na de datum in geding bij de psychosomatische fysiotherapeut en deze beschrijft de bekkenklachten en stressklachten die al bekend waren. In het huisartsenjournaal komen een jaar na de datum in geding pijnklachten in het hele lichaam naar voren en spanning als gevolg van die pijnklachten. Uit de informatie van GGZ blijkt dat eiseres een aantal gesprekken heeft gehad en dat de behandelaar heeft gesteld dat een psychologische behandeling weinig waarde heeft, omdat de pijnklachten somatisch nog onvoldoende zijn onderzocht en behandeld. Eiseres is daarna naar de bekkenfysiotherapeut verwezen, wat ook geen effect had. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in de ingebrachte medische informatie dus geen nieuwe inzichten over het ziektebeeld van eiseres die betrekking hebben op de datum in geding. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
11. In het rapport van 17 mei 2022 gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook nog in op alle door eiseres in beroep aangevoerde punten die volgens haar ten onrechte niet zijn aangenomen. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake van (ernstige) stoornissen die een beperking rechtvaardigen voor de punten handelingstempo, eigen gevoelens uiten en emotionele problemen van anderen hanteren. Ook voor de punten frequent buiten tijdens werk en tillen ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische redenen om eiseres op die punten zwaarder te beperken dan al is aangenomen gezien het anti revaliderend effect. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep werd in de behandeling ook ingezet om geleidelijk aan steeds meer te gaan bewegen/belasten.
12. Verder is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat om op grond van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid een urenbeperking aan te nemen. In hetzelfde rapport van 17 mei 2022 geeft zij aan dat er bij eiseres geen sprake is van een aandoening die een stoornis in de energiehuishouding geeft of die op preventieve gronden een urenbeperking rechtvaardigt. Eiseres is ook niet verminderd beschikbaar voor arbeid vanwege een intensieve behandeling. Wel zijn er beperkingen aangenomen voor wat betreft nachtdiensten en wisseldiensten. Samen met de aangenomen beperkingen op fysiek vlak wordt hiermee volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening gehouden met het klachtenbeeld van eiseres. De rechtbank heeft in de beschikbare medische informatie geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan dit standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
13. Het standpunt van eiseres op de zitting dat de verzekeringsarts onvoldoende heeft gemotiveerd dat de medische situatie van eiseres op langere termijn verder zal verbeteren als gevolg van de ingezette behandelingen, kan niet slagen. Een beoordeling van de mogelijkheden tot verbetering van de belastbaarheid in het kader waarvan de vraag moet worden gesteld of de beperkingen duurzaam zijn, komt namelijk pas aan de orde als er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Dit is pas aan de orde bij een indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 tot 100%. Dat is hier niet het geval.
14. De rechtbank ziet in wat eiseres in beroep heeft aangevoerd dus geen reden voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres hebben onderschat. Het is de rechtbank duidelijk dat eiseres forsere klachten ervaart dan door de verzekeringsartsen zijn aangenomen. De rechtbank heeft begrip voor de beleving van eiseres van haar klachten en neemt haar daar ook serieus in, maar het hebben van klachten betekent nog niet dat er ook (ernstigere of meer) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. De beleving van klachten is namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen bij eiseres zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.

De arbeidskundige kant van het besluit

15. De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is gebaseerd op het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 november 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft drie voorbeeldfuncties voor eiseres geselecteerd. Het gaat om de functies: Textielproductproductenmaker (excl. vervaardigen textiel), Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen en Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten).
16. Eiseres voert aan dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn. De functie Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen is niet geschikt vanwege de fysieke beperkingen, omdat eiseres te veel wordt belast met een niet afwisselende houding. Ook is de functie niet geschikt vanwege de beperkingen op de punten tillen en dragen, voorspelbare werksituatie en sterk wisselende werkzaamheden en deadlines/productiepieken. Als eiseres een nieuwe opdracht krijgt, nadat zij er één heeft afgerond, leidt dit tot sterk wisselende werkzaamheden. Daarnaast betreft elke opdracht een nieuwe deadline waardoor eiseres veel stress ervaart.
17. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat de geselecteerde functies voor haar niet geschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de drie functies geselecteerd op basis van de FML van 8 juni 2021. Zoals hiervoor overwogen, gaat de rechtbank er van uit dat die FML juist is. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij alle drie de functies voldoende heeft gemotiveerd dat de functies de aangenomen beperkingen niet overschrijden. In reactie op de beroepsgronden van eiseres heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het aanvullend rapport van 18 mei 2022 toegelicht dat in de FML niet is opgenomen dat een niet afwisselende houding te belastend is. Bovendien wordt in de functie Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen het zitten regelmatig afgewisseld met even staan en lopen met de mogelijkheid om tussendoor even een andere houding aan te nemen. Wat betreft de tilbelasting in deze functie past die binnen de door de verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid. Eiseres is verder aangewezen op werk dat in grote lijnen voorspelbaar is en daar voldoet de functie aan. Het betreft eenvoudige elektrotechnische seriematige werkzaamheden met een minimale persoonlijke invulling van de functie door de betrokkene. Het standpunt dat er voortdurend geheel nieuwe opdrachten worden gegeven is niet juist. Verder komen er in de functie volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen opdrachten met deadlines voor, in die zin dat er tijdslimieten zijn met een dwingend karakter die bij een overschrijding gevolgen hebben.
18. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hiermee voldoende heeft gemotiveerd dat de drie geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiseres. Daarbij betrekt de rechtbank dat het CBBS in de functiebelasting van de geselecteerde functies geen kenmerkende belasting vermeldt op de door eiseres genoemde punten. Als daar geen kenmerkende belasting is aangegeven, dan mag ervan uitgegaan worden dat daar ook geen sprake van is. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB mag het Uwv bij de arbeidskundige beoordeling gebruik maken van het CBBS. [3]

Wat is de conclusie van de rechtbank?

19. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 18,09% is. Dat is minder dan de vereiste 35% om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen. Het Uwv heeft de WIA-aanvraag van eiseres dus terecht afgewezen. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk in deze beroepszaak. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De uitspraken van 22 oktober 2008 (ECLI:NL:CRVB:2008:BG1543) en van 28 april 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:977).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491).
3.De rechtbank verwijst naar de uitspraken van 27 mei 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1975) en 5 december 2008 (ECLI:NL:CRVB:2008:BG5758).