4.3.2Gezicht
De rechtbank leidt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende gang van zaken af.
4.3.2.1 28
28 juni 2017
4.3.2.1 28
Verklaringen van [verdachte]
heeft over het voornemen om een pand te beschieten met een raketwerper onder meer het volgende verklaard. Een dag voor de beschieting heeft hij [medeverdachte 4] opgehaald in [plaats] . [verdachte] heeft toen van [medeverdachte 4] begrepen dat hij samen met [medeverdachte 4] ter voorverkenning naar [plaats] moest rijden, omdat daar een persoon woonde die moest worden gewaarschuwd. [medeverdachte 4] had van [B] de opdracht gekregen om met een raketwerper op de woning van die persoon te schieten. Bij de voorverkenning heeft [medeverdachte 4] de woning gelegen aan de [adres] aangewezen als het pand dat moest worden beschoten. [verdachte] moest de volgende dag een Peugeot 308 en de raketwerper overhandigen aan de uitvoerders. Op de dag van deze voorgenomen beschieting bleek dat één van de uitvoerders de geboden geldelijke beloning te weinig vond, waarna [medeverdachte 4] aan [verdachte] de opdracht heeft gegeven om als chauffeur te fungeren. [verdachte] en de andere uitvoerder zijn vervolgens in de Peugeot 308 naar [plaats] gereden en [verdachte] heeft de uitvoerder de woning getoond. De schutter is met de raketwerper uitgestapt, naar de woning toegelopen en heeft de raketwerper uitgeklapt. De schutter was bezig om de raketwerper af te vuren, maar voordat hij daadwerkelijk vuurde zag hij in de tuin kinderen spelen. Daarop heeft de schutter zijn handelingen om te schieten afgebroken en zijn [verdachte] en de schutter weggereden.
Verder heeft [verdachte] verklaard dat hij voorafgaand aan de beschieting in [plaats] in opdracht van [medeverdachte 4] een raketwerper in ontvangst heeft genomen van een persoon afkomstig uit de groep van [B] .
De rechtbank acht deze verklaring van [verdachte] betrouwbaar, omdat die bevestiging vindt in meerdere bewijsmiddelen. De rechtbank zal dat hieronder nader uitwerken.
4.3.2.1.2
Onderbouwing van de verklaringen van [verdachte] en overige bewijsoverwegingen
Naar aanleiding van het onderzoek en de verklaringen afgelegd door [verdachte] is het volgende gebleken.
4.3.2.1.2.1
De voorverkenning
Uit een PGP-gesprek van 27 juni 2017 tussen ‘ [PGP gebruikersnaam 2 medeverdachte 4] ’, veredeld als [medeverdachte 4] , en ‘ [PGP gebruikersnaam 1 medeverdachte 6] ’, veredeld als [medeverdachte 6] , blijkt dat [medeverdachte 6] een bericht doorstuurt afkomstig van ‘ [PGP gebruikersnaam B 1] ’. In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat dit account kan worden veredeld als [B] . In dit doorgestuurde bericht wordt aan [medeverdachte 4] doorgegeven dat het een aardige donkere straat met bomen betreft en dat je daar kan komen via [plaats] en via de afslag [plaats] op de A12.
Op een onder [medeverdachte 4] inbeslaggenomen harde schijf is een routebeschrijving aangetroffen van 27 juni 2017 met als waarschijnlijke startlocatie de [adres] te [plaats] (één van de woningen waar [medeverdachte 4] vaak verbleef) en als eindbestemming de [straat] te [plaats] .
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [verdachte] [telefoonnummer] blijkt dat zijn telefoon zich op 27 juni 2017 in de middag tussen 13.28 uur en 13.49 uur in [plaats] heeft bevonden om vervolgens om 14.17 uur een zendmast aan te stralen op de [straat] te [plaats] . Uit de zendmastgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 4] [telefoonnummer] blijkt dat zijn telefoon tot 12.42 uur in [plaats] verbleef. Vervolgens straalde zijn telefoon voor het eerst weer een zendmast aan op de [straat] te [plaats] om 14.13 uur. De zendmasten op de [straat] te [plaats] en de [straat] te [plaats] bevinden zich in elkaars verlengde langs de A2.
4.3.2.1.2.2
Verplaatsen naar de loods aan de [straat] in [plaats]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 4] [telefoonnummer] blijkt dat zijn telefoon op 28 juni 2017 te 14.22 uur een zendmast aanstraalde bij [plaats] . Deze zendmast ligt in de nabije omgeving van [plaats] . Uit de gegevens van de onder [medeverdachte 4] inbeslaggenomen Volvo blijkt dat dit voertuig op 28 juni 2017 omstreeks 14.26 uur van [plaats] naar [plaats] is verplaatst. Uit de historische verkeersgegevens van de PGP-telefoon van [verdachte] [telefoonnummer] blijkt dat zijn telefoon om 14.27 uur gebruik heeft gemaakt van een zendmast aan de [adres] te [plaats] .
De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 4] op 28 juni 2017 in de loods in [plaats] is geweest.
4.3.2.1.2.3
Verplaatsen naar [plaats]
Uit de historische verkeersgegevens van de PGP-telefoon van [verdachte] [telefoonnummer] volgt dat de telefoon om 18.07 uur nog gebruik maakte van de zendmast aan de [adres] te [plaats] . Vervolgens verplaatste de telefoon zich via [plaats] , [plaats] en [plaats] naar [plaats] om daar om 19.05 uur een zendmast aan te stralen aan de [adres] .
De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] op 28 juni 2017 vanuit [plaats] naar [plaats] is gereden.
4.3.2.1.2.4 ‘
‘Beschieting’ met raketwerper
Uit veiliggestelde camerabeelden van de [adres] te [plaats] blijkt dat er tussen 18.53 uur en 19.00 uur vijfmaal een zilvergrijze Peugeot 308 voorbij is komen rijden.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 28 juni 2017 omstreeks 19.05 uur een man zag lopen over de ventweg langs de [straat] te [plaats] . Hij zag dat de man een legergroene buis langs zijn linkerzijde hield met een diameter van ongeveer 10 centimeter. Kort hierna hoorde de getuige een auto hard achteruit rijden. De getuige zag dat de man met de legergroene buis in een Peugeot stationwagen stapte, waarop de auto snel wegreed. De getuige heeft later op internet gezocht naar het voorwerp wat de man vasthield en is ervan overtuigd dat het een bazooka betrof.
Uit nader onderzoek naar diezelfde camerabeelden is gebleken dat dezelfde zilvergrijze Peugeot 308 om 19.16 uur en 19.18 uur wederom voorbij de [adres] reed.
4.3.2.2 29
29 juni 2017
4.3.2.2 29
Beschieting [adres]
Op 29 juni 2017 is omstreeks 23.00 uur de [adres] beschoten met een kalasjnikov (AK-47), waarbij de gevel van de woning is geraakt. Bij deze beschieting is ook een houten tuinschuur, gelegen aan de [adres] , geraakt.
4.3.2.2.2
Verklaringen van [verdachte]
heeft over de beschieting op de [adres] te [plaats] verklaard dat achteraf is gebleken dat hij en de schutter op 28 juni 2017 voor de verkeerde woning in [plaats] hebben gestaan. De woning van 28 juni 2017 bleek eveneens huisnummer [nummer] te hebben, maar bevond zich op de [straat] in [plaats] . [verdachte] heeft vervolgens van [medeverdachte 4] de opdracht gekregen om de juiste woning te zoeken. [verdachte] is vervolgens weer naar [plaats] gereisd en heeft daarbij met een Samsung-telefoon foto’s genomen van de [adres] te [plaats] . Hij heeft daarbij als alibi voor zijn aanwezigheid in [plaats] met zijn iPhone ook een foto gemaakt van een huurwoning aan het einde van de betreffende straat. Nadat [medeverdachte 4] , na het zien van de door [verdachte] gemaakte foto’s, contact had gelegd met de groep van [B] , werd aan [medeverdachte 4] bevestigd dat de woning aan de [adres] de juiste woning betrof.
De volgende dag heeft [verdachte] de opdracht van [medeverdachte 4] gekregen om twee handgranaten naar binnen te gooien bij de [adres] te [plaats] . Nadat [verdachte] aan [medeverdachte 4] had aangegeven dat hij dat zelf niet wilde doen, is [medeverdachte 4] contact gaan opnemen met [medeverdachte 18] , de president van het chapter [plaats] van [motorclub] . [medeverdachte 18] heeft vervolgens twee jongens van zijn chapter naar voren geschoven, namelijk [medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] . Ondertussen had [verdachte] van [medeverdachte 4] begrepen dat de waarschuwing niet met handgranaten moest, maar met een kalasjnikov, waarbij het de bedoeling was dat [medeverdachte 1] als schutter zou fungeren en [medeverdachte 16] als back-up wanneer [medeverdachte 1] zou weigeren om te schieten op de woning. [verdachte] is vervolgens naar [medeverdachte 18] toegereden in [plaats] , heeft daar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] opgehaald en is met zijn Peugeot 206 naar de loods in [plaats] gereden. Aldaar hebben ze de Seat Leon gepakt, de telefoons achtergelaten en zijn ze naar [plaats] gereden. Nadat [verdachte] de juiste woning had aangewezen, zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] de auto uitgestapt en heeft [medeverdachte 1] de woning beschoten. [verdachte] heeft van [medeverdachte 1] begrepen dat de kalasjnikov na drie of vier schoten bleef hangen. Hierop zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] terug gerend naar de Seat Leon en zijn ze weggereden.
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] zijn vervolgens naar [plaats] gereden. Nadat ze de auto met het wapen erin in een woonwijk hadden geparkeerd, zijn ze naar het centrum van [plaats] gelopen en zijn toen bij een homobar gaan zitten. Met de telefoon van de bar heeft [verdachte] contact gezocht met [medeverdachte 4] om te laten weten dat de beschieting was gelukt. Verder hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] contact gezocht met hun partners en heeft [medeverdachte 1] geregeld dat ze zijn opgehaald door [C] .
Verder heeft [verdachte] verklaard dat [medeverdachte 1] later de Seat Leon in [plaats] heeft opgehaald en dat [medeverdachte 1] daarbij het wapen mee naar huis heeft genomen om te bekijken waarom het wapen bleef hangen. Hieruit bleek dat er een kogel vast zat in de loop.
De rechtbank acht deze verklaring van [verdachte] betrouwbaar, omdat die bevestiging vindt in meerdere bewijsmiddelen. De rechtbank zal dat hieronder nader uitwerken.
4.3.2.2.3
Onderbouwing van de verklaringen van [verdachte] en overige bewijsoverwegingen
Naar aanleiding van het onderzoek en de verklaringen afgelegd door [verdachte] is het volgende gebleken.
4.3.2.2.3.1
Vasstellen van de juiste woning
Uit nader onderzoek aan de onder [verdachte] inbeslaggenomen iPhone volgt dat met dit toestel op 29 juni 2017 om 14.40 uur een foto is gemaakt van een woning in [plaats] . Blijkens de coördinaten betreft dit de [adres] te [plaats] . Op de onder [verdachte] inbeslaggenomen Samsung-telefoon is een foto aangetroffen van de [adres] te [plaats] .
De rechtbank vindt hierin bevestiging voor de verklaring van [verdachte] dat hij in [plaats] is geweest om vast te stellen wat de juiste woning was.
4.3.2.2.3.2
Handgranaten
Uit een PGP-gesprek van 29 juni 2017 tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] blijkt dat [medeverdachte 6] een bericht doorstuurt van een account genaamd ‘ [PGP account] ’. ‘ [PGP account] ’ stuurt om 14.45 uur: “Rond 19.30. Kunnen ze appels aanpakken op de [adres] [plaats] ”.
Uit de opmerking “appels aanpakken” en de overige bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien leidt de rechtbank af dat wordt gesproken over handgranaten.
4.3.2.2.3.3
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] geregeld als uitvoerders
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [medeverdachte 1] [telefoonnummer] en [telefoonnummer] , [medeverdachte 16] [telefoonnummer] en [medeverdachte 18] *3695 volgt dat zij op 29 juni 2017 aan het begin van de avond onderling contact hebben gehad. [medeverdachte 1] belde om 18.07 uur uit naar [medeverdachte 16] . Om 15.15 uur belde [medeverdachte 1] uit naar [medeverdachte 18] . Vervolgens belde [medeverdachte 1] om 18.39 uur nogmaals naar [medeverdachte 16] en om 19.00 uur en 19.03 uur tweemaal naar [medeverdachte 18] uit.
4.3.2.2.3.4
Vertrekken vanaf [plaats] naar de loods in [plaats]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [verdachte] [telefoonnummer] blijkt dat zijn telefoon om 18.29 uur en om 18.43 uur een zendmast aanstraalde op de [adres] te [plaats] . Uit het aanstralen van de zendmasten is af te leiden dat de telefoon van [verdachte] verplaatste vanaf [plaats] (18.43 uur), via [plaats] (19.59 uur) naar [plaats] (22.00 uur). De telefoon van [medeverdachte 1] [telefoonnummer] bewoog van [plaats] (19.18 uur), via [plaats] (19.37 uur) en [plaats] (20.07 uur) eveneens naar [plaats] (20.08 uur) en maakte daar tot 21.24 uur gebruik van zendmasten in [plaats] .
Uit screenshots aangetroffen op de onder [verdachte] inbeslaggenomen Samsung-telefoon blijkt dat zijn Peugeot 206 op 29 juni 2017 te 19.10 uur een snelheidsovertreding heeft begaan ter hoogte van de trajectcontrole A20 [plaats] rechts.
De rechtbank vindt hierin bevestiging voor de verklaring van [verdachte] dat hij met in ieder geval [medeverdachte 1] vanuit [plaats] naar de loods in [plaats] is vertrokken.
4.3.2.2.3.5
Het achterhalen van de telefoons in [plaats]
Het telefoonnummer van [medeverdachte 1] [telefoonnummer] maakte op 29 juni 2017 om 21.24 uur voor het laatst die dag gebruik van een zendmast, te weten aan de [adres] te [plaats] . Op 1 juli 2017 werd voor de eerste keer weer een zendmast aangestraald. Uit onderzoek aan de iPhone van [verdachte] is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] op 29 juni 2017 vanaf 22.00 uur tot en met 30 juni 2017 om 21.05 uur zendmasten aanstraalde in [plaats] . Dit was ook zo ten tijde van het schietincident op de [adres] te [plaats] .
De rechtbank vindt hierin bevestiging voor de verklaring van [verdachte] dat hij en in ieder geval [medeverdachte 1] hun telefoon in [plaats] hebben achtergelaten.
4.3.2.2.3.6
Het schieten op de [adres] te [plaats]
Uit de camerabeelden van de [adres] te [plaats] volgt dat er om 22.51 uur over de [straat] een persoon met iets in zijn handen liep. Een tweede persoon liep daarbij achter de eerste persoon aan. Enkele seconden later waren er lichtflitsen waar te nemen bij de [adres] , waarna beide personen weer terug renden naar waar zij vandaan kwamen.
Nabij de woning aan de [adres] zijn vier hulzen en twee projectielen (manteldelen) aangetroffen. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat de vier hulzen van het kaliber 7,62x39mm zijn en dat deze hulzen vermoedelijk zijn verschoten met een semiautomatisch werkend aanvalsgeweer van het type kalasjnikov (AK-47). De twee manteldelen passen bij het kaliber 7,62x39mm.
4.3.2.2.3.7
Vluchten naar [plaats] – Café [café]
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van [medeverdachte 4] [telefoonnummer] , [C] [telefoonnummer] en [telefoonnummer] (partner van [medeverdachte 1] ) en [L] [telefoonnummer] (partner van [medeverdachte 16] ) is gebleken dat zij op 29 juni 2017 tussen 23.53 uur en 30 juni 2017 om 00.45 uur telefonisch contact hebben gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit nummer behoort toe aan [café] te [plaats] .
4.3.2.2.3.8
Het ophalen door [C]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [C] [telefoonnummer] blijkt dat het telefoonnummer op 30 juni 2017 om 00.45 uur een zendmast aanstraalde in [plaats] . Vervolgens straalde het telefoonnummer tussen 01.35 uur en 01.40 uur de mast aan het [adres] te [plaats] aan om vervolgens om 03.12 uur weer de zendmast aan de [straat] te [plaats] aan te hebben gestraald. Daarnaast is het navigatiesysteem uit de Fiat Panda die in gebruik was bij [C] nader onderzocht. Hieruit volgt dat er twee opvallende locaties zijn aangetroffen, namelijk de [straat] te [plaats] en City Centre [plaats] . Tevens zijn er coördinaten aangetroffen in de TomTom-navigatie en deze coördinaten kwamen uit op de locatie [locatie] in [plaats] .
De rechtbank vindt hierin bevestiging voor de verklaring van [verdachte] dat [C] [medeverdachte 1] , [medeverdachte 16] en [verdachte] heeft opgehaald in [plaats] . Het adres [straat] komt overeen met de door [verdachte] gegeven beschrijving van de plaats waar ze de auto in [plaats] hebben geparkeerd en waar de auto en het wapen later door [medeverdachte 1] zijn opgehaald.
4.3.2.2.3.9
Onderzoek Kalasjnikov door [medeverdachte 1]
Op een mobiele telefoon die inbeslaggenomen is op de [adres] te [plaats] zijn verschillende foto’s aangetroffen van [medeverdachte 1] en [C] . Tevens zijn er vier opvallende afbeeldingen aangetroffen. Het betreft twee afbeeldingen van het uitwerpmechanisme aan de bovenzijde van een vuurwapen en twee afbeeldingen van een los patroon en lege huls. In het uitwerpmechanisme is een patroon of huls te zien dat/die schuin in het aanvoergedeelte zit.
Uit nader onderzoek blijkt dat het vuurwapen op de afbeeldingen een kalasjnikov betreft, waarmee doorgaans munitie met het kaliber 7,62x39mm wordt verschoten. Op de afbeelding is ook een storing te zien. Er is namelijk een patroon aangevoerd, terwijl de huls van een vorig schot is blijven hangen.
Op de voornoemde afbeeldingen van het vuurwapen en de munitie is een houten bruine tafel met een zwarte placemat en de ondergrond daarvan, witte rechthoekige tegels, te zien. Zowel [verdachte] als [C] herkennen de ondergrond als de woning van de moeder van [C] . [C] herkent ook de tafel en placemat als van haar moeder.
4.3.2.3
De rol van [verdachte]
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen over 28 juni 2017 af dat [verdachte] een raketwerper in opdracht van [medeverdachte 4] heeft opgehaald, dat hij samen met [medeverdachte 4] op voorverkenning is geweest naar de woning in [plaats] en vervolgens heeft gefungeerd als chauffeur bij de voorgenomen beschieting met de raketwerper.
De rechtbank overweegt dat [verdachte] zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedreiging van de bewoners van de [adres] , zoals dat aan hem ten laste is gelegd als feit 1 subsidiair. [verdachte] had immers opzet tot het bedreigen van deze bewoners en alleen al de omstandigheid dat deze bewoners zullen vernemen (en ook daadwerkelijk al snel hebben vernomen) dat abusievelijk op een woning in de directe nabijheid van hun eigen woning is gericht met een raketwerper (terwijl hun eigen woning het eigenlijke doelwit was) kwalificeert als een bedreiging met de dood. Uit dit handelen volgt immers vanzelfsprekend dat de redelijke vrees kan ontstaan op de dood, terwijl ook de aanmerkelijke kans is aanvaard dat deze bedreiging de bewoners van het huis dat eigenlijk doelwit was zou bereiken. Zij waren immers al eerder geconfronteerd met een handgranaat die aan het tuinhek van hun woning was bevestigd en zouden daarom eenvoudig de acties die abusievelijk op het verkeerde huis waren gericht op hun eigen situatie betrekken. [verdachte] heeft zich daarmee tevens schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een raketwerper en een projectiel, zoals ten laste is gelegd onder feit 2.
De rechtbank acht de primair tenlastegelegde poging doodslag niet bewezen en zal daarvan vrijspreken. Niet vastgesteld kan worden dat [verdachte] of de medeverdachten opzet hadden (al dan niet in voorwaardelijk zin) op de dood van de bewoners van de [adres] . De bedoeling was immers om een huis te beschieten waar de bewoners juist
nietthuis zouden zijn. Dit uitgangspunt vindt bevestiging in de omstandigheid dat [verdachte] en de andere uitvoerder zich onmiddellijk terugtrokken toen bleek dat er wel bewoners thuis waren. Van opzet in voorwaardelijke zin is evenmin sprake. Verdachten gingen uit van een te beschieten huis waarvan de bewoners niet thuis zouden zijn. De kans dat toevallig op enig moment iemand zich in een huis bevindt waarvan de bewoners in ieder geval niet thuis zijn, acht de rechtbank onder de gegeven omstandigheden niet zodanig groot dat kan worden gesproken van een aanmerkelijke kans op de dood van een persoon in dat huis. De rechtbank zal [verdachte] ook vrijspreken van bedreiging van de bewoners van de [adres] , nu geen sprake is van opzet op het bedreigen van deze bewoners, ook niet in voorwaardelijke zin. Het was immers juist niet de bedoeling om deze bewoners te bedreigen, deze bewoners hebben de handelingen met de raketwerper niet waargenomen en de verdachten hebben er ook geen rekening mee moeten houden dat de bewoners van de [adres] wel van deze handelingen op de hoogte zouden raken.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen over 29 juni 2017 verder af dat [verdachte] in opdracht van [medeverdachte 4] de juiste woning is gaan zoeken in [plaats] en [medeverdachte 4] op de hoogte heeft gebracht van zijn bevindingen dat het de [adres] zou moeten zijn. [verdachte] heeft vervolgens in opdracht van [medeverdachte 4] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] opgehaald in [plaats] om vervolgens met hen naar de loods in [plaats] te rijden en over te stappen in de Seat Leon. [verdachte] heeft aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] de woning gelegen aan de [adres] getoond als de woning die moest worden beschoten en heeft hen daar afgezet. Na de beschieting is [verdachte] vervolgens met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] naar [plaats] gereden waar hij de auto met het wapen erin heeft geparkeerd en [medeverdachte 4] op de hoogte heeft gebracht dat de beschieting van de woning was geslaagd.
De rechtbank overweegt dat [verdachte] zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Hij heeft immers in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 16] gehandeld en een significante bijdrage geleverd, door verkenningswerkzaamheden te verrichten, mededaders op te halen en te rijden naar de plaats delict, de te beschieten woning aan te wijzen aan de schutters en de schutters daar af te zetten en vervolgens ook de schutters van de plaats delict te helpen vluchten. Ook de omstandigheid dat [verdachte] na de beschieting aan [medeverdachte 4] rapporteert dat de actie is geslaagd, onderstreept de gewichtige rol die [verdachte] heeft gespeeld bij de beschieting. [verdachte] heeft zich daarmee tevens schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en scherpe patronen, zoals ten laste is gelegd onder feit 4.
De rechtbank acht de als feit 3 primair tenlastegelegde poging doodslag niet bewezen en zal daarvan vrijspreken. Niet vastgesteld kan worden dat [verdachte] opzet had (al dan niet in voorwaardelijk zin) op de dood van de bewoners van de [adres] en/of naastgelegen woningen. De bedoeling was immers om een huis te beschieten waar de bewoners juist niet thuis zouden zijn en de bewoners van de te beschieten woning waren ook daadwerkelijk niet thuis. De kans dat toevallig op enig moment iemand zich in een huis bevindt waarvan de bewoners in het buitenland zijn, acht de rechtbank bovendien onder de gegeven omstandigheden niet zodanig groot dat gesproken kan worden van een aanmerkelijke kans op de dood van een persoon in dat huis. Ook de kans dat bij de beschieting van een woning een bewoner van een naastgelegen woning dodelijk getroffen wordt, is niet zodanig groot dat de rechtbank die kans onder de gegeven omstandigheden aanmerkelijk acht. Van het op de koop toenemen van een aanmerkelijke kans op de dood van een bewoner van een naastgelegen woning is daarom geen sprake, zodat opzet (ook in voorwaardelijke zin) op de dood van bewoners van naastgelegen woningen ontbreekt.
4.3.3Breuk
De rechtbank leidt uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende gang van zaken af.
4.3.3.1
Liquidatie van [slachtoffer 1]
Op 7 juli 2017 omstreeks 15.00 uur is [slachtoffer 1] op een parkeerplaats bij station [plaats] neergeschoten en als gevolg daarvan diezelfde dag overleden.
4.3.3.2
Verklaring van [verdachte]
heeft over de liquidatie van [slachtoffer 1] onder meer verklaard dat hij hiervoor door [medeverdachte 4] is benaderd om te fungeren als chauffeur. Van [medeverdachte 4] moest [verdachte] [medeverdachte 1] vragen om als schutter op te treden. [verdachte] heeft hiervoor een wapen (Scorpion) bij de groep van [B] opgehaald. Eerder had [verdachte] al een Peugeot 308 stationwagen in [plaats] en een Seat Leon in [plaats] opgehaald bij de groep van [B] . Op 4 juli 2017 heeft hij een tweede vuurwapen (Zastava) opgehaald bij [D] , president van het chapter van [motorclub] in [plaats] . Deze goederen heeft [verdachte] gestald in de loods aan de [adres] te [plaats] . Dit pand is door [medeverdachte 14] geregeld die toen naast deze loods woonde. [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 14] toestemming aan [medeverdachte 4] heeft gegeven om wapens en auto’s in deze loods te stallen.
Op 4 juli 2017 heeft [medeverdachte 4] aan [verdachte] de parkeerplaats van station [plaats] laten zien en gezegd dat daar iemand zou komen. [verdachte] heeft van [medeverdachte 4] foto’s van [slachtoffer 1] en het kenteken van de auto waarin [slachtoffer 1] reed via de PGP toegestuurd gekregen. Op 5 juli 2017 heeft [verdachte] [medeverdachte 1] opgehaald en bevonden zij zich in de middag met de Peugeot 308 en de wapens op de parkeerplaats van station [plaats] . [verdachte] stond hierbij via de PGP continu in contact met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] stond op zijn beurt in contact met de lokker die [medeverdachte 4] op de hoogte hield van waar ze op dat moment waren. [medeverdachte 4] stuurde deze informatie vervolgens door naar [verdachte] . [verdachte] moest tijdens de uitvoering letten op de Volkswagen Golf van [slachtoffer 1] , maar ook op een witte of grijze bestelbus van de lokker. [verdachte] en [medeverdachte 1] moesten uitkijken dat ze de lokker niet zouden raken. [slachtoffer 1] en de lokker waren op 5 juli 2017 vertraagd door een file of een ongeluk. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben twee à drie uur op hem gewacht. Iets voordat de lokker met [slachtoffer 1] op de parkeerplaats zou arriveren, heeft [verdachte] een valse 112-melding gedaan. Dit om onder de liquidatie uit te komen. [verdachte] heeft foto’s van de politie die ter plaatse kwam gemaakt om aan [medeverdachte 4] te laten zien dat de liquidatie echt geen doorgang kon vinden. [verdachte] heeft de auto en wapens toen teruggebracht naar de loods in [plaats] en is met [medeverdachte 1] naar huis gegaan.
Op 6 juli 2017 voerde [medeverdachte 4] via de PGP de druk op [verdachte] op om te bewerkstelligen dat de liquidatie alsnog zou gebeuren. [verdachte] heeft toen gezegd dat zijn kinderen ziek waren en dat hij niet kon komen. Ook heeft hij aangegeven dat [medeverdachte 1] niet thuis was en dat de liquidatie daarom geen doorgang kon vinden. [medeverdachte 4] heeft toen nogmaals de druk opgevoerd en heeft gezegd dat het morgen, vrijdag 7 juli 2017, om 15.00 uur echt moest gebeuren. [medeverdachte 4] heeft de Scorpion in de loods in [plaats] gecontroleerd. [verdachte] heeft verklaard dat hij voelde dat hij er niet onderuit kon, omdat anders zijn familie of kinderen misschien iets zou worden aan gedaan. Hij is die middag nog naar [medeverdachte 1] gereden om hem op de hoogte te brengen.
Op 7 juli 2017 heeft [verdachte] wederom [medeverdachte 1] opgehaald en zijn ze opnieuw naar de loods gegaan. Daar hebben ze dit keer ook een tweede auto, de Seat, meegenomen. De Peugeot hebben ze in [plaats] geplaatst om als tweede vluchtauto te dienen. Daarna zijn ze met de Seat en de wapens naar de parkeerplaats bij station [plaats] gereden. Dit keer zou de lokker er niet bij zijn. Dezelfde persoon had wel de afspraak gemaakt. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren nog maar net op de parkeerplaats toen [slachtoffer 1] met zijn Volkswagen Golf aan kwam rijden. [medeverdachte 1] is toen uitgestapt met de Scorpion en heeft een aantal schoten op [slachtoffer 1] gelost. Op een gegeven moment deed dit wapen het niet meer. [medeverdachte 1] heeft toen uit de auto het handvuurwapen (Zastava) gepakt, is teruggelopen naar [slachtoffer 1] en heeft opnieuw schoten op hem afgevuurd. [medeverdachte 1] is daarna op de achterbank van de Seat gaan liggen. Dit zodat het leek alsof er maar één persoon in de auto zat. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn toen vanaf station [plaats] weggereden naar [plaats] , alwaar de Peugeot stond geparkeerd. Ze hebben de wapens in de Seat laten liggen en [verdachte] heeft de Seat met benzine uit een jerrycan besprenkeld. Hij had echter geen vuur bij zich. Ook bleek er een getuige in de buurt te staan die hun richting op keek. Dit heeft gemaakt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de Seat niet in brand hebben gestoken. Van [plaats] zijn ze vervolgens met de Peugeot terug naar de loods in [plaats] gereden. Daar hebben ze gewacht totdat [medeverdachte 14] thuiskwam. Toen [verdachte] tegen hem zei dat ze net een liquidatie hadden gepleegd, vroeg [medeverdachte 14] of [slachtoffer 16] was gedaan. [verdachte] heeft verklaard dat de opdracht tot het liquideren van [slachtoffer 16] via [medeverdachte 14] bij [medeverdachte 4] is uitgezet. [verdachte] heeft aan [medeverdachte 14] verteld dat de persoon die hij en [medeverdachte 1] dood hadden moeten schieten niet [slachtoffer 16] maar iemand anders was. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben vervolgens bij [medeverdachte 14] thuis gezeten die hen heeft gekalmeerd na het plegen van de liquidatie. Daar hebben zij gebruik gemaakt van de telefoon van [medeverdachte 14] . [medeverdachte 1] heeft zijn vriendin, [C] , gebeld om hem op te halen. Zij is later op de avond [medeverdachte 1] vlakbij de loods op komen halen. [verdachte] is met zijn eigen auto naar huis gegaan.
Op 8 juli 2017 heeft [verdachte] bij [medeverdachte 4] in [plaats] het geld voor de liquidatie van [slachtoffer 1] opgehaald. Dit geld werd door [E] , een lid van [motorclub] , op de motor naar [plaats] gebracht, die het had opgehaald in [plaats] . Dit was € 80.000,-. [verdachte] heeft hiervan € 10.000,- ontvangen. Hij heeft ook € 10.000,- voor [medeverdachte 1] meegekregen en aan hem gegeven.
De rechtbank acht deze verklaring van [verdachte] betrouwbaar, omdat die bevestiging vindt in meerdere bewijsmiddelen. De rechtbank zal dat hieronder nader uitwerken.
4.3.3.3
Onderbouwing van de verklaring van [verdachte] en overige bewijsoverwegingen
Naar aanleiding van het onderzoek naar deze liquidatie en de verklaringen afgelegd door [verdachte] is het volgende gebleken.
4.3.3.3.1
Wapen ophalen op 4 juli 2017
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [verdachte] blijkt dat hij op 4 juli 2017 vanuit [plaats] naar [plaats] is gereden. Daar woont de president van het […] chapter van [motorclub] , [D] . [verdachte] heeft hier de Zastava opgehaald. Vervolgens blijkt uit de historische verkeersgegevens van [verdachte] dat hij na [plaats] is doorgereden naar de loods in [plaats] .
4.3.3.3.2
Vluchtauto’s en wapens
Op 7 juli 2017 is er om 15.02 uur bij de 112-alarmcentrale melding gemaakt van een schietincident bij station [plaats] . Daarbij is genoemd dat er een Seat Leon Cupra met het kenteken [kenteken] hard is weggereden.
Deze Seat werd om 15.55 uur aangetroffen in [plaats] . Naast de Seat lag een jerrycan op de grond.
De Seat is op 21 juni 2017 in [plaats] gestolen. [verdachte] heeft verklaard dat hij deze Seat ook bij het schieten op een woning in [plaats] heeft gebruikt. Dit heeft plaatsgevonden op 29 juni 2017. Verder heeft [verdachte] verklaard dat hij anderhalf uur op [bijnaam] heeft moeten wachten toen hij deze auto in [plaats] op is gaan halen en dat hij de auto direct daarna naar de loods in [plaats] heeft gebracht. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [verdachte] blijkt dat dit nummer in de periode van 21 juni tot en met 29 juni 2017 enkel op 24 en 25 juni 2017 in [plaats] heeft aangestraald. Op 24 juni 2017 straalde [verdachte] slechts kort in [plaats] aan en 48 minuten daarna in [plaats] . De reistijd tussen deze twee masten is 44 minuten. De rechtbank concludeert dat dit beeld van aanstralen past bij een doorgaande weg van [plaats] naar [plaats] . Op 25 juni 2017 heeft de telefoon van [verdachte] een uur en veertien minuten in [plaats] heeft aangestraald. Daarna verplaatst het toestel van [verdachte] zich naar [plaats] . Rondom deze periode belt [bijnaam] naar [verdachte] en vice versa.
De rechtbank constateert dat de gegevens van 25 juni 2017 passen bij de verklaring van [verdachte] over het ophalen van deze auto in [plaats] en het direct daarna wegbrengen van deze auto naar [plaats] .
In de Seat werden een Scorpion met patroonmagazijn, een Zastava met patroonmagazijn en een demper die op de Zastava past aangetroffen. Op de parkeerplaats bij station [plaats] zijn kogels en hulzen aangetroffen. Er werd een wapen- en munitievergelijkendonderzoek met de in [plaats] aangetroffen munitie en de in de Seat aangetroffen wapens gedaan. Daaruit volgt dat de aangetroffen munitie verschoten is met beide aangetroffen wapens. Op ruwe delen van de Scorpion is DNA-materiaal aangetroffen van [medeverdachte 4] . Dit past bij de verklaring van [verdachte] dat [medeverdachte 4] op 6 juli de Scorpion in de loods in [plaats] heeft gecontroleerd.
Op 17 juli 2017 werd er in [plaats] een Peugeot 308 stationwagen met kentekenplaten [kenteken] aangetroffen. Op deze kentekenplaten ontbraken de lamineercode en het fabrikantstempel. Deze platen waren dus vals. Uit het chassisnummer werd afgeleid dat het originele kenteken van dit voertuig [kenteken] is. Dit voertuig is tussen 18 en 19 mei 2017 in [plaats] gestolen. Op de achterkant van één van deze kentekenplaten zijn vingerafdrukken aangetroffen van [medeverdachte 1] .
4.3.3.3.3
[medeverdachte 1] is de schutter
Feiten en omstandigheden
Op 7 juli 2017 omstreeks 15.07 uur werd er naar de 112-alarmcentrale gebeld over een persoon die een man neerschoot. De getuige heeft van deze persoon een foto gemaakt. De getuige meldt dat hij eerst een paar schoten hoorde en dat hij toen zag dat de schutter er met een handvuurwapen op af liep. De schutter was een bolle man, met een sjaal voor zijn gezicht en een petje op. De sjaal was wit en zwart. [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] op 7 juli 2017 in het zwart gekleed was, een doek voor zijn gezicht had en een pet op had. Ook noemt [verdachte] dat [medeverdachte 1] er precies zo uitzag zoals op de foto die is gemaakt. [verdachte] zelf droeg een roze polo. De rechtbank ziet in de verklaring van de getuige die naar de 112-alarmcentrale belt, waarbij ook melding wordt gemaakt van de volgorde van schieten, ondersteuning voor de verklaring van [verdachte] over hoe [medeverdachte 1] eruit zag tijdens het schietincident op 7 juli 2017 en dat er van twee wapens gebruik is gemaakt.
In de Seat Leon werd DNA-materiaal van [medeverdachte 1] aangetroffen op de sleutel uit het contact, de hoofdsteun van de bestuurdersstoel, de hoofdsteun van de achterbank rechts, de hoofdsteun van de achterbank midden, de hoofdsteun van de bijrijdersstoel, de paneelgreep van het portier rechts voor, de paneelgreep van het portier links voor, de grendel aan de binnenzijde van het portier links achter en de grendel aan de binnenzijde van het portier rechts voor. Ook werd zijn DNA-materiaal aangetroffen op de jerrycan naast de Seat. Op de in de Seat aangetroffen wapens werd DNA-materiaal van [medeverdachte 1] aangetroffen op de Scorpion, Zastava en demper. In de Peugeot 308 werd DNA-materiaal van [medeverdachte 1] aangetroffen op het portier rechts achter, het portier links voor, het stuur rondom, de versnellingspook, de handrem en op de twee schroeven van kentekenplaat [kenteken] achter. In de Peugeot werd een handschoen aangetroffen met daarop eveneens DNA-materiaal van [medeverdachte 1] .
4.3.3.3.4
De lokker
Het slachtoffer [slachtoffer 1] maakte gebruik van een gehuurde Volkswagen Golf met een track-and-trace-systeem. Hierdoor kon worden uitgelezen dat hij op 5 juli 2017 omstreeks 14.16 uur zijn auto op de parkeerplaats van station [plaats] had geparkeerd en dat hij daar omstreeks 19.42 uur weer vertrok. [slachtoffer 1] maakte verder onder andere gebruik van een iPhone 6 en een BlackBerry Q10 (PGP-toestel). Uit de historische verkeersgegevens van deze telefoons bleek dat er tussen 14.16 uur en 19.42 uur een reisbeweging is gemaakt van [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] . Op de iPhone 6 werden drie foto’s van een waterscooter aangetroffen. Uit de tijd en GPS-coördinaten van deze foto’s blijkt dat deze om 14.35 uur op de [adres] te [plaats] zijn gemaakt. Uit de iPhone 6 bleek verder dat [slachtoffer 1] op 5 juli 2017 om 15.00 uur een afspraak had in [plaats] . Om 16.34 uur bericht hij via een ander PGP-toestel naar zijn vriendin “Heb net waterscooter gehaald en weggelegd in garagebox”. Op basis van deze bevindingen zijn op 5 juli 2017 voor bepaalde tijdsperiodes de ARS-camera’s in [plaats] en [plaats] bevraagd. Daaruit kwam slechts één kenteken naar voren dat vanaf [plaats] (daarna volgt nog [plaats] en [plaats] ) dezelfde reisbeweging heeft gemaakt als de telefoons van [slachtoffer 1] . Dit betrof een Renault Kangoo, kleur grijs, met het kenteken [kenteken] .Uit de rapportage van het NFI van 20 november 2018 blijkt dat de bevindingen van het onderzoek 500.000 keer waarschijnlijker zijn wanneer de telefoon en de PGP van [slachtoffer 1] met de Renault Kangoo reisden dan wanneer deze telefoons met een ander vervoermiddel reisden.
In november 2017 heeft een verbalisant dit voertuig op het woonwagenkamp gelegen aan de [adres] te [plaats] zien staan. Dit voertuig stond ten tijde van 5 juli 2017 op naam van [F] die eigenaar is van het bedrijf [bedrijf 1] . Dit bedrijf had met [G] , woonachtig op het kamp, een verhuurovereenkomst voor dit voertuig gesloten. [G] heeft verklaard dat de [bijnaam medeverdachte 15] een keer de Kangoo heeft meegenomen en dat dat ging om een waterscooter. De [bijnaam medeverdachte 15] is door hem beschreven als een [bijnaam medeverdachte 15] , slanke, blanke man met kort bruin of zwart haar.
Naar aanleiding van de reisbewegingen van de telefoons van [slachtoffer 1] , de locatiegegevens van de genomen foto’s en de afspraak in [plaats] werden de mastgegevens van 5 juli 2017 van de locaties [plaats] , [plaats] en [plaats] opgevraagd. Daaruit bleek dat er over masten in [plaats] in de periode dat [slachtoffer 1] daar is geweest 21 verschillende PGP-toestellen naar voren kwamen. Uit de gegevens van deze toestellen bleek dat er één toestel was dat op 5 juli 2017 tussen 13.52 uur en 20.21 uur hetzelfde traject aflegt als de toestellen van [slachtoffer 1] en als de Renault Kangoo. Dit betrof een PGP-toestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer] .
Het toestel [IMEI-nummer] is op 8 juli 2017 om 00.02 uur, enkele uren na de moord op [slachtoffer 1] , uit het netwerk gegaan en daarna niet meer gebruikt. Uit analyse bleek dat dit toestel tijdens de nacht veelal op de mast [adres] te [plaats] aanstraalde. Het toestel begint of eindigt ook vaak op deze mast. Hieruit kan worden opgemaakt dat de gebruiker van dit toestel destijds in de directe omgeving van deze mast woonachtig was. In de nacht van 6 op 7 juli 2017 heeft dit toestel zich van [plaats] naar [plaats] en weer terug verplaatst. Binnen dat tijdsbestek zijn er vier voertuigen over dit traject op de A2 gereden. Eén daarvan is een BMW 330E met het kenteken [kenteken] , op naam van [bedrijf 2] B.V. en verhuurd aan [H] . Op 6 juli 2017 heeft deze BMW eveneens een traject afgelegd dat past bij een verplaatsing van PGP-toestel [IMEI-nummer] .
Omdat het telefoonnummer van [H] in de relevante periode voornamelijk aanstraalde in zijn woonplaats [plaats] , gaat de rechtbank ervan uit dat een ander persoon dan [H] gebruik heeft gemaakt van de BMW 330E. De lokker heeft dus zowel contact met de personen woonachtig op het woonwagenkamp als met [H] . Uit een vergelijking van de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van deze personen kwam één contact naar voren, namelijk het nummer [telefoonnummer] . [medeverdachte 15] heeft verklaard dat dit zijn telefoonnummer is. [medeverdachte 15] is woonachtig in [plaats] en hij heeft verklaard dat zijn bijnaam [bijnaam medeverdachte 15] is. Zijn vriendin heeft via haar nicht in de periode van 2 tot en met 9 juli 2017 vier verkeersboetes die zijn gereden met de BMW 330E betaald. In een telefoon van [slachtoffer 1] stond een telefoonnummer van [medeverdachte 15] opgeslagen onder de naam ‘ [contactnaam] ’.
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat er geen afwijkende locatiegegevens voor het telefoonnummer [telefoonnummer] en het PGP-toestel [IMEI-nummer] in de periode van 4 juli 2017 tot en met 8 juli 2017 kunnen worden vastgesteld. De rechtbank gaat er op basis van het voorgaande van uit dat [medeverdachte 15] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer] , het PGP-toestel [IMEI-nummer] en de BMW 330E. Ook gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 15] op 5 juli 2017 de Renault Kangoo heeft geleend teneinde de waterscooter van het kamp naar [plaats] te vervoeren. Hoewel de kans op het sporenbeeld volgens het rapport van het NFI van 21 november 2018 even groot is bij de hypothese dat [medeverdachte 15] en [slachtoffer 1] zich bij elkaar bevonden in één voertuig als bij de hypothese dat ze zich in aparte voertuigen in elkaars directe omgeving bevonden, is er uit het genoemde ARS-camerabeelden onderzoek geen tweede voertuig naar voren gekomen dat een vergelijkbare route als de Renault Kangoo heeft afgelegd. Anders dan door de verdediging is bepleit concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 15] voorafgaande aan het moment dat [slachtoffer 1] geliquideerd zou moeten worden op 5 juli 2017 met [slachtoffer 1] samen is geweest en dat hij, conform de verklaring van [verdachte] over de lokker, reed in een grijze bestelbus.
Op 5 juli 2017 tussen 12.16 uur en 12.45 uur heeft [medeverdachte 15] de BMW 330E van [plaats] naar het kamp in [plaats] gebracht. Om 12.36 uur vindt het laatste contact plaats met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Vanaf 12.43 uur (twee minuten voor aankomst op het kamp) is dit nummer uitgeschakeld of staat het in vliegtuigmodus. Om 13.30 uur vertrekt de BMW naar [plaats] , tezamen met de telefoons van twee kampbewoners en [G] , de huurder van de Renault Kangoo. PGP-toestel [IMEI-nummer] straalt om 13.21 uur aan op een mast nabij het kamp. Om 13.52 uur straalt het PGP-toestel aan op een mast nabij de woning van [medeverdachte 15] in [plaats] of station [plaats] . De rechtbank leidt hieruit af dat anderen dan [medeverdachte 15] met de BMW naar [plaats] zijn gegaan en dat [medeverdachte 15] met de Renault Kangoo terug naar [plaats] is gereden.
Om 14.16 uur heeft [slachtoffer 1] zijn Volkswagen Golf bij station [plaats] geparkeerd. Om 14.35 uur heeft hij drie foto’s gemaakt van een waterscooter op het woonwagenkamp. De rechtbank leidt hieruit af dat [slachtoffer 1] bij station [plaats] door [medeverdachte 15] is opgehaald en dat [slachtoffer 1] en [medeverdachte 15] , gelet op het tijdsverloop en de afstand tussen [plaats] en [plaats] , direct naar het kamp zijn gereden. Daarna zijn ze naar [plaats] en [plaats] gegaan, om vervolgens langs [plaats] terug naar [plaats] te rijden. Om 19.42 uur reed [slachtoffer 1] vanaf station [plaats] terug in zijn Volkswagen Golf. Omstreeks 20.08 uur werd het telefoonnummer [telefoonnummer] weer ingeschakeld. Dit toestel straalde toen aan op een mast in de buurt van het woonwagenkamp in [plaats] . Om 22.51 uur reed de BMW, tezamen met de [telefoonnummer] en [IMEI-nummer] , vanaf het kamp naar de woning van [medeverdachte 15] in [plaats] .
Op 7 juli 2017 beschikte [medeverdachte 15] weer over de BMW. [verdachte] heeft verklaard dat op 7 juli 2017 de lokker er niet bij zou zijn, maar dat de lokker wel om 15.00 uur met [slachtoffer 1] had afgesproken op dezelfde plek. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op 7 juli 2017 om 16.00 uur een afspraak had in [plaats] en eerst nog langs [plaats] moest. In de ochtend van 7 juli 2017 stond de BMW in de directe omgeving van de woning van [medeverdachte 15] geparkeerd. De toestellen [telefoonnummer] en [IMEI-nummer] straalden aan op een mast nabij de woning van [medeverdachte 15] . Om 12.42 uur reed de BMW naar het kamp in [plaats] . De toestellen [telefoonnummer] en [IMEI-nummer] straalden aan op een mast nabij het kamp in [plaats] . Om 14.52 uur reed de BMW naar [plaats] Overvecht. Daar vonden er uitgaande sessies plaats met zowel de [telefoonnummer] en [IMEI-nummer] om respectievelijk 15.08 uur en 15.14 uur. Om 15.21 uur bleek het toestel [telefoonnummer] te zijn uitgeschakeld of in vliegtuigmodus te zijn gezet. De rechtbank constateert dus dat dit tussen 15.08 uur en 15.21 uur heeft moeten plaatsvinden. Om 15.20 uur reed de BMW via de A2 in de richting van station [plaats] . Om 15.00 uur is [slachtoffer 1] daar neergeschoten. Hij is pas om 15.45 uur naar het [locatie] vervoerd. Om 15.32-15.33 uur reed de BMW langs de parkeerplaats van station [plaats] . De BMW reed vervolgens zonder enige tussenstop via de N402 terug naar het kamp in [plaats] waar de BMW om 15.57 uur aan komt. Daar bleef de BMW twee minuten, voordat het voertuig naar dezelfde plek als eerder in [plaats] Overvecht reed waar het om 16.09 uur aankwam. Om 16.11 uur vond er weer uitgaand contact plaats met het telefoonnummer [telefoonnummer] . De rechtbank constateert dat het toestel dan kennelijk weer is aangezet.
[verdachte] heeft verklaard dat de groep van [B] de voertuigen, wapens en lokkers voor de liquidaties regelde. Ondersteuning voor deze verklaring vindt de rechtbank in een PGP-chatgesprek tussen ‘ [PGP gebruikersnaam 2 medeverdachte 4] ’, veredeld als [medeverdachte 4] , en ‘ [PGP gebruikersnaam 1 medeverdachte 6] ’, veredeld als [medeverdachte 6] , van 9 juli 2017. In dit chatgesprek stuurt [medeverdachte 6] naar [medeverdachte 4] dat hij de lokkers, spotters, fietsen en ijzers betaalt.
In de woning van [I] werd een administratie van simkaarten en PGP-toestellen aangetroffen. In deze administratie stond een simnummer weergegeven dat in combinatie met een bepaald IMEI-nummer is gebruikt. Het PGP-toestel met dit IMEI-nummer is op 4 juni 2017 inbeslaggenomen onder [medeverdachte 15] . Uit deze administratie valt volgens bijlage 3 (veredelingen en identificaties) ook af te leiden dat er PGP-toestellen zijn verstrekt aan ‘ [PGP gebruikersnaam 1 medeverdachte 6] ’ en ‘ [PGP gebruikersnaam medeverdachte 5] ’. [I] is verdachte in het onderzoek 09Kreta (liquidatie van [slachtoffer 22] in 2016). [B] is in dit onderzoek ook verdachte. De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 15] in ieder geval in de periode voor de moord op [slachtoffer 1] over een PGP-toestel beschikte dat afkomstig was van de groep van vermoedelijk [B] .
Op een device van [medeverdachte 4] is er een PGP-chatgesprek aangetroffen van 6 juli 2017 gevoerd tussen een persoon van wie de naam deels te lezen valt, namelijk ‘…der’, en [medeverdachte 6] . Gelet op de bevindingen in bijlage 3 (veredelingen en identificaties) gaat de rechtbank ervan uit dat ‘…der’ [PGP gebruikersnaam 2 medeverdachte 4] en dus [medeverdachte 4] is. In dit chatgesprek stuurt [medeverdachte 6] een bericht van ‘ [PGP gebruikersnaam B 1] ’, vermoedelijk [B] , door “Luister het kan wanneer staan ze daar we gaan zeggen kom daar zeg jij een tijd dan is hij daar wij zijn er niet [bijnaam medeverdachte 15] laat hem even wachte maar zorg echt bro dat het niet”. [medeverdachte 4] stuurt hierop dat hij er ‘morgen 1000% is’.
Uit een sfeerproces-verbaal blijkt dat [medeverdachte 15] in de jaren 2016 tot en met 2019 diverse malen, al dan niet in de nachtelijke uren, in huurauto’s op naam van anderen met bakens, PGP-toestellen, SD-kaartjes (al dan niet met foto’s van personen, voertuigen en kentekens daarop), een camera, verrekijkers, bivakmutsen, zaklampen, een app ‘Track it’ en een Blu Eye die tijdig waarschuwt als er hulpdiensten naderen, werd aangetroffen. Ook zijn bij hem diverse (zeer) grote geldbedragen en dure horloges aangetroffen en bleek zijn huurwoning zichtbaar vernieuwd. Dit terwijl [medeverdachte 15] heeft aangegeven geen baan te hebben en dat zijn partner in de thuiszorg werkt. [medeverdachte 15] heeft voor het bezit van deze goederen geen aannemelijke verklaring gegeven. Ook werd hij eind 2017 tweemaal in een voertuig met [J] aangetroffen. [J] wordt in het onderzoek Marengo, waarin de vermeende criminele organisatie rondom [B] centraal staat, vervolgd.
4.3.3.3.5
De loods in [plaats] en het verblijf bij [medeverdachte 14] na de liquidatie
De loods aan de [adres] te [plaats] is eigendom van [K] , die heeft verklaard dat hij voor de verhuur van dit pand onder andere contact heeft gehad met [medeverdachte 14] . [medeverdachte 14] beschikte in ieder geval vanaf eind juni over twee sleutels van de loods waarvan hij er in ieder geval één aan [verdachte] heeft gegeven. Twee getuigen van een bedrijfspand tegenover de loods hebben verklaard dat [medeverdachte 14] naar hen toe is gekomen om te zeggen dat als er problemen waren, ze niet de politie moesten bellen maar naar [medeverdachte 14] moesten komen. Dit was nadat door een medewerker de Seat Leon met kenteken [kenteken] in de loods was gezien.
Op 7 juli 2017 werd er tussen 18.29 uur en 21.16 uur met het telefoonnummer van [medeverdachte 14] negentien keer naar telefoonnummer van [medeverdachte 1] en de familie van [medeverdachte 1] gebeld en werd op deze telefoon van [medeverdachte 14] op internet gezocht naar informatie over een schietincident op station [plaats] . Voor 7 juli 2017 werd er nooit naar nummers van (familie van) [medeverdachte 1] gebeld. Tussendoor werd er met het toestel van [medeverdachte 14] naar twee contacten van [medeverdachte 14] zelf gebeld. De rechtbank leidt hieruit af dat zowel [medeverdachte 14] zelf als [medeverdachte 1] (en [verdachte] ) gebruik hebben gemaakt van het toestel van [medeverdachte 14] en dat zij dus met elkaar in (fysiek) contact zijn geweest in de woning van [medeverdachte 14] en dat daarbij de liquidatie van [slachtoffer 1] ter sprake is gekomen.
4.3.3.3.6
Contact [medeverdachte 4] en opdrachtgevers
In de PGP van [verdachte] die in het vakantiehuisje in [plaats] is aangetroffen werden de contactpersonen ‘ [PGP gebruikersnaam 1 medeverdachte 6] ’, ‘ [PGP gebruikersnaam medeverdachte 5] ’ en ‘ [PGP gebruikersnaam 2 medeverdachte 4] ’ aangetroffen. Uit de gegevens van het toestel bleek dat er op 5, 6 en 7 juli 2017 een groot aantal berichten tussen de PGP’s van [verdachte] en [medeverdachte 4] is verstuurd en ontvangen. Bij [medeverdachte 4] is op een laptop een foto van [slachtoffer 1] aangetroffen.
Op 27 april 2017 vindt er een PGP-chatgesprek plaats tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] zegt tegen [medeverdachte 4] dat hij [slachtoffer 1] moet lokken. [medeverdachte 4] antwoordt hierop “Al die namen die jullie me zeggen checc ik”.
Op 5 juli 2017 stuurt [medeverdachte 4] “Begrijp dit ook niet meer”, “W(…) perfect dit was”. [medeverdachte 6] stuurt een grotendeels onleesbaar bericht van een ander door. Dit doorgestuurde bericht is om 19.2x verstuurd. Uit de verklaring van [verdachte] blijkt dat de bestelbus erg vertraagd was in verband met een file of een ongeluk. Om 19.37 uur heeft [verdachte] met 112 gebeld om onder de liquidatie uit te komen.
Op 6 juli 2017 stuurt [medeverdachte 6] het eerdergenoemde bericht van ‘ [PGP gebruikersnaam B 1] ’, vermoedelijk [B] , door over [bijnaam medeverdachte 15] die hem laat wachten. Ook stuurt [medeverdachte 6] een bericht van ‘ [PGP gebruikersnaam B 1] ’ door dat [medeverdachte 4] een tijd moet geven als hij heel zeker is en dat ze daar dan moeten staan. Als die hond aan komt, moet hij meteen weg.
Op 7 juli 2017 stuurt [medeverdachte 4] om 15.22 uur aan [medeverdachte 6] berichten van een ander door dat de “Aktie al is gebeurd”, “Branden alleen niet gelukt”.
Op 8 juli 2017 heeft [medeverdachte 4] het tegen [medeverdachte 6] over “die man van gisteren”. [medeverdachte 6] stuurt dan een bericht van ‘ [PGP gebruikersnaam B 1] ’, vermoedelijk [B] , door dat luidt “ [PGP gebruikersnaam B 1] onze vyanden zyn onze vyanden we ruimen voor niemand iets op puur onze dingen laat dat duidelyk zyn sir u weet dit zyn geen spelletjes en met dood spelen of andere helpen doen we nooit! Die [slachtoffer 1] is onze vyand al sinds lang met ze grote bek”.
De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 4] de naam van [slachtoffer 1] van de opdrachtgever door heeft gekregen en dat hij zijn opdrachtgever op de hoogte houdt van de voortgang van de liquidatie.
4.3.3.3.7
Geld ophalen bij [medeverdachte 4] op 8 juli 2017
Op 8 juli 2017 heeft [medeverdachte 4] wederom met [medeverdachte 6] contact via de PGP. [medeverdachte 6] meldt dat [medeverdachte 4] een ‘niffo’ kan sturen. [medeverdachte 4] vraagt of het op dezelfde plek kan en hij meldt dat hij hem stuurt en dat hij op de motor komt. Om 13.58 uur duurt het volgens [medeverdachte 4] nog 20 minuten. [medeverdachte 6] vraagt vervolgens aan [medeverdachte 4] hoeveel hij aan ‘ [medeverdachte 5] ’ moest geven. [medeverdachte 4] antwoordt dat dit drie is en dat er dus 67 overblijft.
[verdachte] heeft verklaard dat hij het geld voor de liquidatie van [slachtoffer 1] bij [medeverdachte 4] in [plaats] heeft opgehaald op 8 juli 2017. Tussen 16.18 uur en 16.43 uur straalde het toestel van [verdachte] aan in [plaats] . Het toestel van [medeverdachte 4] straalde tussen 12.29 uur en 16.40 uur masten in de omgeving van zijn woning in [plaats] aan.
4.3.3.4
De rol van [verdachte]
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de moord op [slachtoffer 1] op 7 juli 2017 in [plaats] . [verdachte] heeft samen met [medeverdachte 4] een voorverkenning gedaan in [plaats] en hij heeft in opdracht van [medeverdachte 4] de gebruikte wapens en vluchtauto’s opgehaald. Op 7 juli 2017 is hij in opdracht en onder regie van [medeverdachte 4] samen met [medeverdachte 1] in de Seat naar de parkeerplaats bij het station in [plaats] gereden. Nadat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] even voor 15.00 uur heeft neergeschoten heeft [verdachte] [medeverdachte 4] bericht dat de actie was gelukt. De volgende dag heeft [verdachte] de beloningen van € 10.000,- voor zichzelf en voor [medeverdachte 1] in ontvangst genomen van [medeverdachte 4] . De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] , waarbij de bijdrage van [verdachte] van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen.
[verdachte] heeft zich daarmee ook schuldig gemaakt aan de feiten zoals tenlastegelegd onder 2 tot en met 5: het in vereniging voorhanden hebben van de wapens en de opzetheling van de Seat en de Peugeot 308.
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van hetgeen hem onder 6 is tenlastegelegd. Uit het dossier blijkt dat de tenlastegelegde valse kentekenplaten in de week na de moord op [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] op de Peugeot zijn bevestigd en dat [medeverdachte 1] de auto op dat moment naar [plaats] heeft gereden, maar niet dat [verdachte] daarbij aanwezig is geweest.
Uit het voorgaande volgt ook dat er bij [verdachte] sprake is geweest van voorbedachte raad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Er was sprake van kalm beraad en er zijn vele momenten geweest waarop van het plan kon worden afgezien.
4.3.4Criminele organisatie
4.3.4.1
De criminele organisatie
De tenlastelegging houdt in dat sprake was van een criminele organisatie die, kort gezegd, tot oogmerk had het plegen van moord, het voorbereiden van moord en het bezit van vuurwapens en munitie.
De rechtbank hanteert het volgende juridisch kader. Onder een organisatie moet worden verstaan een samenwerkingsverband tussen tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Niet vereist is dat daarbij komt vast te staan dat elke deelnemer aan deze organisatie moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere deelnemers, of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (zie Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134). Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van meer misdrijven (zie Hoge Raad 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Oogmerk op het plegen van één misdrijf is dus onvoldoende. Voor het bewijs van dat oogmerk – waartoe ook het naaste doel dat de organisatie nastreeft moet worden gerekend – zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (zie Hoge Raad 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502). Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen in de diverse deelonderzoeken en hetgeen daarover in het kader van de verschillende deelonderzoeken is overwogen, alsmede op grond van de aanvullende bewijsmiddelen voor de criminele organisatie en bijlage 3 bij dit vonnis (veredelingen en identificaties) komt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat zich gedurende meer dan een jaar, in wisselende samenstelling, maar met een vaste kern, heeft beziggehouden met het plegen van liquidaties, dan wel voorbereidingen daartoe, alsmede het bezit van vuurwapens en munitie.
Aan deze criminele organisatie namen twee organisaties deel . Een organisatie van vermoedelijk [B] , waarvan [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] deel uitmaakten en de organisatie waarin [medeverdachte 4] de spilfunctie had. De eerste organisatie hanteerde een dodenlijst en besteedde de uitvoering van deze liquidaties uit aan de organisatie van [medeverdachte 4] . Bij de uitvoering van deze liquidaties was sprake van een nauwe samenwerking tussen beide organisaties. De organisatie van vermoedelijk [B] bepaalde de beoogde slachtoffers, zorgde voor de wapens (ijzers), de auto’s (fietsen) en de lokkers. [medeverdachte 4] zorgde voor de schutters (heads) uit zijn eigen omgeving, ofwel vanuit de [naam 2] ofwel vanuit de nieuw opgerichte motorclub [motorclub] . De moord op [slachtoffer 16] (deelonderzoek Langenhorst) betreft een liquidatie waarbij de organisatie van [medeverdachte 4] niet in opdracht van vermoedelijk [B] heeft gewerkt, maar in opdracht van een andere, niet nader bekend geworden criminele groepering. Ook in die zaak is in ieder geval de criminele organisatie van [medeverdachte 4] als zodanig betrokken bij de uitvoering van de moord. Ook de moord op [slachtoffer 17] (deelonderzoek Lis) betreft een liquidatie waarvan de opdrachtgever onbekend is gebleven, maar daarvoor geldt in ieder geval dat ook deze liquidatie is uitgevoerd door de organisatie van [medeverdachte 4] . In deze twee onderzoeken is de criminele organisatie dus anders samengesteld.
De rechtbank benadrukt daarbij dat de organisatie van [medeverdachte 4] weliswaar deels bestond uit mensen die ook lid waren van [motorclub] , maar daarmee niet gelijkgesteld kan worden. De vraag of [motorclub] al dan niet een criminele organisatie is, is in het Eris-proces niet aan de orde.
Veelzeggend over het professionele karakter van de criminele organisatie zijn de eigen woorden van [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 5] in februari 2017 over de overname van de liquidatiewerkzaamheden van medeverdachte [medeverdachte 2] : “Ik zei geef die BV over”. In december 2017 spraken [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] over het verder professionaliseren van hun organisatie, de taakverdeling en de vergroting van de efficiëntie van hun bedrijfsplan in 2018.
De leden van de organisatie maakten gebruik van PGP-toestellen om heimelijk met elkaar te kunnen communiceren. Ook maakten zij gebruik van (automatische) vuurwapens, (gestolen) voertuigen, valse kentekenplaten en lokkers, zoals in de afzonderlijke deelonderzoeken bewezen is verklaard. Zij werden voor hun werkzaamheden door de organisatie betaald.
Dat het oogmerk van de organisatie niet alleen zag op moord en de voorbereiding daarvan, maar ook op het bezit van vuurwapens en munitie, volgt reeds uit het feit dat voor liquidaties wapens en munitie noodzakelijk zijn. Hierbij roept de rechtbank in herinnering dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad tot het oogmerk van de organisatie ook moet worden gerekend het naaste doel dat de organisatie nastreeft. Het plegen van liquidaties heeft als noodzakelijk, en daarmee door de organisatie gewild gevolg, dat tevens overtredingen van de Wet wapens en munitie worden begaan.
4.3.4.2
De deelnemers aan de criminele organisatie
De rechtbank hanteert hierbij het volgende juridisch kader. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn indien de verdachte:
behoort tot het samenwerkingsverband en
een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (zie Hoge Raad 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264). In het bestanddeeldeelneming aaneen organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr ligt tevens een opzetvereiste van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor ‘deelneming’ voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet vereist is dat de verdachte wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd (zie Hoge Raad 18 november 1997, NJ 1998/225). Ook hoeft de verdachte geen opzet op die concrete misdrijven te hebben (zie Hoge Raad 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651). De verdediging van [verdachte] heeft zich ten aanzien van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Dat [verdachte] heeft behoord tot de criminele organisatie en dat hij wist dat de organisatie het plegen van liquidaties en aanverwante misdrijven tot oogmerk had, volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit hetgeen hiervoor is overwogen in de deelonderzoeken Gezicht en Breuk. Tevens heeft de rechtbank de aanvullende bewijsmiddelen ten aanzien van de criminele organisatie in haar oordeel betrokken.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] van 18 april 2017 (de ochtend na de moord op [slachtoffer 15] , deelonderzoek Charlie17) tot 23 juli 2017 (het moment waarop hij zich heeft onttrokken aan de organisatie) heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. [verdachte] heeft veel hand- en spandiensten in opdracht van [medeverdachte 4] verricht, zoals het ophalen wapens en auto’s. In korte tijd is zijn betrokkenheid bij de organisatie steeds steviger geworden. Na 18 april 2017 werd hij zwaarder ingezet, als chauffeur van [medeverdachte 4] , via het uitvoeren van de beschieting in [plaats] tot de liquidatie in Breuk. Hij kreeg de opdrachten rechtstreeks van [medeverdachte 4] . [verdachte] heeft hiermee een belangrijke bijdrage geleverd aan de doelstelling van de criminele organisatie.