4.3.Uit de taxatiematrix en de toelichting daarop blijkt dat verweerder de prijzen per kubieke meter van de referentiewoningen heeft afgeleid van getaxeerde waardes in plaats van geïndexeerde verkoopcijfers van de referentiewoningen. Verweerder heeft op de zitting in algemene zin over zijn taxatiematrices toegelicht dat de verkoopcijfers wel worden gebruikt bij het bepalen van de prijzen per kubieke meter, maar dat ook een taxatie van de referentiewoning plaatsvindt door middel van een handmatige beoordeling van de taxateur. Er wordt niet alleen per woning een indexering naar de waardepeildatum geschat en toegepast, maar ook eventuele verbouwingen van de referentiewoningen na aankoop worden meegenomen. Daarnaast heeft verweerder toegelicht dat de kwalificatie van de KOUDV-factoren van de referentiewoningen kan zijn gebaseerd op de staat van de woningen op de toestandsdatum. Als een referentiewoning na aankoop is verbouwd en de verbouwing was gereed op de toestandsdatum, 1 januari 2021, dan is dat betrokken in het bepalen van de getaxeerde waarde van die referentiewoning. De rechtbank oordeelt dat het taxeren van referentiewoningen op deze wijze in strijd is met de Wet WOZ. De waarde van een woning op de waardepeildatum moet worden vastgesteld aan de hand van daadwerkelijk gerealiseerde verkoopcijfers, eventueel gecorrigeerd voor de waardeontwikkeling. Eventuele verbouwingen na aankoop van een referentiewoning mogen niet worden meegenomen. De KOUDV-factoren moeten daarom ook worden bepaald op basis van de staat van de woning ten tijde van de verkoop, want alleen dan is inzichtelijk wat een koper over heeft voor een bepaald type woning in die staat. De toestandsdatum uit artikel 18, derde lid, van de Wet WOZ geldt alleen voor de onroerende zaak waarvan de waarde bepaald wordt en niet voor de referentieobjecten. Getaxeerde waardes van referentiewoningen naar een toestandsdatum zijn dan ook niet bruikbaar als vergelijkingsobjecten onder de Wet WOZ.
5. Het voorgaande betekent echter niet zonder meer dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Verweerder stelt terecht dat uiteindelijk de eindwaarde ter toetsing voorligt. De taxatieopbouw is een hulp- en controlemiddel bij de waardevaststelling.De rechtbank zal hierna beoordelen of zij aannemelijk vindt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het verweerschrift, de taxatiematrix en de toelichting op zitting niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank stelt voorop dat zij de gehanteerde referentiewoningen in beginsel geschikt vindt ter onderbouwing van de waarde. Het zijn namelijk allemaal in dezelfde wijk van [plaats] gelegen tussen- en hoekwoningen die rond 1959 zijn gebouwd. Uit de taxatiematrix en de toelichting daarop blijkt echter dat bij de onderbouwing van de waarde van de woning, de staat van de referentiewoningen na renovatie een rol heeft gespeeld. In de taxatiematrix staat over [adres] vermeld dat de woning ten tijde van verkoop zeer gedateerd was en na aankoop is gerenoveerd en uitgebouwd. Over [adres] vermeldt verweerder dat deze ten tijde van de verkoop eenvoudig was en recent is opgeknapt en over [adres] dat de woning na aankoop ingrijpend is gerenoveerd. Over [adres] vermeldt verweerder dat de kwaliteit beter is dan die van de woning. Op de zitting heeft verweerder bevestigd dat hij de KOUDV-factoren heeft gekwalificeerd naar de verbeterde staat van de referentiewoningen na aankoop door renovaties. Uit de taxatiematrix en de kwalificatie van de KOUDV-factoren blijkt dan ook niet hoe de staat van eisers woning zich verhoudt tot de staat van de referentiewoningen ten tijde van verkoop en dus kan ook niet worden beoordeeld of voldoende rekening is gehouden met de al dan niet aanwezige verschillen. Met de taxatiematrix zoals die nu voorligt, kan daarom niet worden gezegd dat de verkoopcijfers van de referentiewoningen de WOZ-waarde van eisers woning onderbouwen.
7. Verweerder heeft gelet op het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van de beroepsgronden van eiser.
8. Met het rapport van [naam] B.V. heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning op de waardepeildatum € 190.000 bedraagt. In dat rapport wordt de waarde van de woning bepaald aan de hand van de waarde van een zogenoemde ‘standaardwoning’ (een klein vrijstaand huis uit de regio). Eiser heeft echter op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt hoe de waarde van deze standaardwoning tot stand is gekomen. Eiser noemt in het rapport verder de verkoopcijfers van drie referentiewoningen, maar vermeldt slechts de inhouden, perceelgroottes en bouwjaren en niet de staat van deze woningen. Het is bovendien onduidelijk waarvoor de referentiewoningen gebruikt worden, aangezien ze niet dienen ter onderbouwing van de waarde van de standaardwoning. De rechtbank kan dus niet beoordelen of de gestelde verkoopcijfers de bepleite waarde onderbouwen.
9. Nu geen van de partijen de waarde aannemelijk heeft gemaakt, stelt de rechtbank de waarde schattenderwijs vast op € 200.000,-.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond.
Proceskosten en griffierecht
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.620,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 269,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank stelt daarnaast de vergoeding van de taxatiekosten op grond van de Richtlijn vergoeding proceskosten taxaties vast op € 128,26 (2 uren à € 53 vermeerderd met 21% omzetbelasting).