In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is een geschil ontstaan tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een vennootschap naar buitenlands recht (hierna: gedaagde) over de nakoming van een huurovereenkomst voor torenkranen. Eiseres vordert schadevergoeding van gedaagde, die volgens haar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door een tweede torenkraan niet tijdig te leveren. De procedure begon met een dagvaarding op 19 april 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 december 2021. De rechtbank heeft op 2 februari 2022 vonnis gewezen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: eiseres en gedaagde hebben twee huurovereenkomsten gesloten voor de levering van torenkranen voor een project. De eerste torenkraan werd geleverd, maar de tweede torenkraan, die op 26 maart 2018 geleverd zou worden, werd pas op 17 april 2018 geleverd. Eiseres heeft gedaagde gesommeerd om de kraan tijdig te leveren, maar gedaagde kon dit niet nakomen. Eiseres heeft hierdoor extra kosten moeten maken door een alternatieve kraan te huren. Eiseres vordert nu een schadevergoeding van € 50.542,24, vermeerderd met rente en kosten.
De rechtbank oordeelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door de tweede torenkraan niet op de afgesproken datum te leveren. De rechtbank wijst de vordering van eiseres tot schadevergoeding voor de extra kosten van de alternatieve kraan toe, maar wijst andere vorderingen af, waaronder de kosten voor rechtsbijstand en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank veroordeelt gedaagde tot betaling van € 4.445,00 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.