ECLI:NL:RBMNE:2022:206

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
21/4117
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening zonder verschoonbare termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 januari 2022, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) behandeld. Eiser had zijn beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 9 oktober 2021, terwijl de termijn voor indiening op 8 oktober 2021 eindigde. De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiser voerde aan dat zijn vertraging te wijten was aan persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen en het overlijden van een naaste. Hij stelde dat deze omstandigheden hem verhinderden om tijdig beroep in te dienen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel zij begrip heeft voor de situatie van eiser, de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank benadrukte dat het overlijden van een naaste en ziekte niet automatisch leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser had de mogelijkheid om zijn belangen te laten behartigen door anderen, maar heeft dit nagelaten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk werd behandeld. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4117

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.D. van Doorn).
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), te Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 27 augustus 2021.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 27 augustus 2021. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 8 oktober 2021 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 9 oktober 2021. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen, dit heet verschoonbaarheid. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft aan eiser gevraagd, waarom hij te laat was met het indienen van het beroepschrift. Eiser verklaart daarover het volgende. Hij had als gevolg van de beslissing op bezwaar van 27 augustus 2021 tijd nodig om deze negatieve beslissing te verwerken. Het geschil tussen eiser en het UWV duurt namelijk als ruim twee jaar en dat heeft zijn weerslag gehad op eiser. Daarbij komt dat de gezondheidsklachten van eiser, die voortkomen uit de chronische ziekte van Lyme, zijn verslechterd. Eiser wilde uiteindelijk het proces voor het indienen van beroep voortzetten, maar op 29 september 2021 kreeg hij bericht dat zijn tante, waarmee hij een goede en nauwe band had, is overleden aan een hartstilstand. Dit kwam onvoorzien. Het overlijden van een naaste biedt een grond om de overschrijding van de beroepstermijn verontschuldigbaar te achten. Eiser verwijst hiervoor naar twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 juli 2011 en van 16 april 2014. [1] Verder had eiser in zijn omgeving niemand die hij op dat moment kon vragen om zijn belangen te behartigen. Hij woont samen met zijn moeder en zijn zusje, die beiden kampten met het verlies van zijn tante. Hij kon zijn moeder niet vragen, omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig is en hij heeft zijn zusje hier niet mee willen belasten. Eiser heeft een beperkt sociaal netwerk waar hij op terug kon vallen. Eiser verwijst hiervoor naar een uitspraak van de CRvB van 7 oktober 2016. [2] Het beroepschrift is één dag te laat, in de situatie van eiser moet dit als verschoonbaar worden gezien.
5. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, ziet zij in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Overlijden en ziekte van een naaste kunnen niet automatisch leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. In dit geval kan het ook niet leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Onder de uitspraak op bezwaar staat duidelijk vermeld dat binnen zes weken beroep kan worden ingediend, dat heeft eiser niet gedaan. Daarnaast dient het voor rekening en risico van eiser te komen dat hij zijn belangen niet heeft laten behartigen door derden, als hij daar zelf niet (meer) toe in staat is. Dat het netwerk van eiser klein is, waardoor er niet veel mensen zijn die hij om hulp kon vragen doet daar niet aan af. In dit geval begrijpt de rechtbank dat eiser zijn moeder niet om hulp kon vragen, maar hij had bijvoorbeeld wel zijn zusje om hulp kunnen vragen. Dat heeft eiser niet gedaan.
6. Nu de termijnoverschrijding niet verschoonbaar kan worden geacht, is het beroep niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
8. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De beslissing is in het uitgesproken op 19 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.