In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaarschrift door het Uwv. Appellant, geboren in 1988, had op 24 maart 2014 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die hem op 22 juli 2014 werd toegekend. Na bezwaar tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaarschrift, dat te laat was ingediend, heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn termijnoverschrijding verschoonbaar was, onderbouwd door verklaringen van zijn begeleider en psychiater. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar is, gezien de specifieke omstandigheden van appellant, waaronder zijn beperkte lees- en schrijfvaardigheden en de wisseling van begeleiders. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en draagt het Uwv op om het besluit van 22 juli 2014 opnieuw te heroverwegen, rekening houdend met het bezwaar van appellant. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant en moet het griffierecht vergoeden.