ECLI:NL:RBMNE:2022:1465
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en onroerendezaakbelastingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde P. Loijen, en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Blaricum voor het belastingjaar 2021, die door de heffingsambtenaar op € 1.569.000,- is vastgesteld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 1 april 2022, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de onvoldoende onderbouwing van de indexeringspercentages en de KOUDV-factoren, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende inzicht heeft gegeven in de waardevaststelling en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning in gemiddelde staat verkeert en dat de referentieobjecten die door verweerder zijn gebruikt, geschikt zijn voor de waardebepaling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van de uitspraak.