ECLI:NL:RBMNE:2022:1323
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen weigering Ziektewet-uitkering met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die zijn aanvraag voor een Ziektewet (Zw) uitkering met terugwerkende kracht per 1 juni 2011 had afgewezen. Eiser had zich op 7 januari 2021 ziek gemeld en stelde dat hij per 1 juni 2011 ongeschikt was voor zijn arbeid als monteur telecommunicatie. De rechtbank heeft op 28 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard.
Eiser voerde aan dat hij op de genoemde datum niet in staat was om zijn werk te verrichten, en onderbouwde dit met zijn persoonlijke omstandigheden en eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende medische onderbouwing was om te concluderen dat eiser per 1 juni 2011 ongeschikt was voor zijn arbeid. De rechtbank baseerde zich op rapportages van verzekeringsartsen, die hadden vastgesteld dat eiser tot mei 2011 zijn werkzaamheden had kunnen uitvoeren en dat er geen aanwijzingen waren voor een (intensievere) behandeling in de periode voorafgaand aan de ziekmelding.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij op 1 juni 2011 niet in staat was om zijn arbeid te verrichten. De omstandigheden die eiser aanvoerde, zoals het beëindigen van zijn relatie en het faillissement van zijn bedrijf, waren niet voldoende om zijn arbeidsongeschiktheid te onderbouwen. De rechtbank wees ook op de verantwoordelijkheid van eiser om met medisch objectiveerbare stukken te komen, wat hij niet had gedaan. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.