ECLI:NL:CRVB:2020:1375
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkeringen en geschiktheid voor arbeid in het geval van psychische beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland. De appellant, die als monteur telecommunicatie werkte, had zich op 10 maart 2015 ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had zijn ZW-uitkering per 23 september 2015 beëindigd, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn functie. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij door zijn klachten niet in staat was om te werken. De Raad heeft een onafhankelijke deskundige benoemd, die concludeerde dat appellant psychisch meer beperkt was dan eerder vastgesteld en dat hij op de relevante data niet inzetbaar was voor arbeid. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de besluiten van het Uwv in stand had gelaten en heeft deze vernietigd. De Raad heeft de besluiten van het Uwv herroepen en bepaald dat het recht op ziekengeld doorloopt. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.639,38 bedragen.