Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
[adres] in [vestigingsplaats] voor het belastingjaar 2018 vastgesteld op € 930.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2017. De heffingsambtenaar heeft bij deze beschikking aan eiseres als eigenaar ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, voor zover daarin van [adres] de WOZ-waarde voor 2018 wordt vastgesteld;
- stelt de waarde van het object vast op € 800.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2017 en bepaalt dat de heffingsambtenaar de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig vermindert;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.428,57;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 571,43;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.931,64,-;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden.