Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder
Inleiding
Overwegingen
vinden in de conclusie van de bezwarenadviescommissie dat het ontslagbesluit moet worden herroepen, maar niet in alle overwegingen die hieraan ten grondslag zijn gelegd. Zo is niet vast komen te staan dat zijn functioneren onvoldoende zou zijn en is nauwelijks begeleiding geboden door verweerder. Bovendien is eiser onvoldoende geïnformeerd over wat hij precies moest verbeteren en is geen termijn geboden waarbinnen dit moest plaatsvinden. Hierdoor zijn hem verbeterkansen ontnomen. Dit laatste volgt ook uit de korte periode van de aanstelling tot het voornemen van een ontslagbesluit in combinatie met de omvang van het dienstverband (24 uur). De overleggen met de heer [A] waren kort en gingen over praktische kwesties, niet over zijn functioneren. Verder herkent eiser zich niet/beperkt in de verhalen van collega’s over hem en vindt hij het opmerkelijk en onzorgvuldig dat deze niet tijdens zijn dienstverband zijn geuit. Tot slot is eiser nooit gewezen op een mogelijke tussentijdse beëindiging van zijn aanstelling. Dit alles strookt volgens hem niet met geldende uitgangspunten uit wet, -regelgeving en rechtspraak.
Wat de rechtbank ervan vindt
Het onvoldoende functioneren van eiser volgt ook uit de inbreng van collega’s, zij hebben in e-mails van 13 september 2019, 15 september 2019 en 7 maart 2020 gereflecteerd op het functioneren van eiser. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting naar voren gebracht dat de e-mails niet betrokken mogen worden, omdat eiser hierop geen zienswijze heeft kunnen formuleren. Eiser heeft echter de gelegenheid gekregen hier in de beroepsfase op te reageren. Daarbij is het begrijpelijk dat de leidinggevende van eiser zich, behalve op zijn eigen waarnemingen, heeft gebaseerd op bevindingen van andere projectmedewerkers. De rechtbank concludeert dat uit de aanwezige gegevens blijkt dat eisers functioneren onvoldoende was.
22 mei 2019 tussen eiser en de heer [A] volgt dat vanaf dat moment is afgesproken twee wekelijks overleg te voeren. Ook wordt melding gemaakt van regulier brede-projectmanagement-overleggen, kennisbijeenkomsten en trainingsdagen. Op 21 mei 2019 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden, waarbij in het verslag van dit gesprek concrete verbeterpunten zijn vermeld. Vervolgens heeft op 21 september 2019 nogmaals een voortgangsgesprek plaatsgevonden.