ECLI:NL:RBMNE:2021:6073

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
UTR - 21 _ 2413
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening studiefinanciering en bewijs van woonadres in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening van studiefinanciering van eiseres. Eiseres ontving studiefinanciering voor uitwonenden, maar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft deze herzien naar de norm voor thuiswonenden, omdat eiseres niet op haar ingeschreven adres zou wonen. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waarbij eiseres haar bezwaren tegen het besluit van de minister naar voren heeft gebracht. Eiseres heeft aangevoerd dat zij wel degelijk op het Brp-adres woont en dat het onderzoek van de controleurs niet zorgvuldig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de controleurs tijdens een huisbezoek geen persoonlijke spullen van eiseres hebben aangetroffen, wat de conclusie van de minister ondersteunt dat eiseres niet op het Brp-adres woonde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewijslast bij de minister ligt en dat deze voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres niet op het Brp-adres woonde. Eiseres heeft geen onomstotelijk bewijs kunnen leveren dat zij wel op het adres woonde. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de beslissing van de minister in stand gelaten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2413

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A.M.J. van der Weide),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. P.E. Merema).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2020 (het primaire besluit I) heeft verweerder de studiefinanciering van eiseres over de periode februari 2020 tot en met oktober 2020 herzien van de norm van een uitwonende studerende naar de norm van een thuiswonende studerende. Bij besluit van 29 oktober 2020 (het primaire besluit II) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres een bedrag van € 1.734,39 aan te veel betaalde studiefinanciering heeft ontvangen.
Bij besluit van 16 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten
1. Eiseres heeft vanaf 1 februari 2020 studiefinanciering voor uitwonenden (uitwonendenbeurs) ontvangen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf). Eiseres staat per 30 januari 2020 ingeschreven in de Basisregistratie personen (Brp) op het adres [adres] te [woonplaats], het adres van haar broer.
2. Op 2 oktober 2020 hebben controleurs in opdracht van verweerder onderzoek gedaan naar de woonsituatie van eiseres. Zij hebben een huisbezoek afgelegd op het Brp-adres om te controleren of eiseres op dat adres woonde. Eiseres was niet aanwezig. De hoofdbewoner van de woning, de broer van eiseres, heeft de controleurs vrijwillig toestemming verleend om de woning te betreden. Ook heeft hij een verklaring afgelegd over de woonsituatie van eiseres. Van het huisbezoek is een rapport opgemaakt. Bij het rapport zijn foto’s gevoegd.
Het bestreden besluit
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat op grond van de bevindingen naar aanleiding van het huisbezoek eiseres niet op het Brp-adres woonachtig is. De controleurs hebben tijdens het onderzoek geen spullen aangetroffen die direct te herleiden zijn naar eiseres. Er lag geen direct naar eiseres te herleiden kleding, verzorgingsspullen, schoolspullen of administratie. De hoofdbewoner heeft verklaard dat de sportspullen en de sporttas met sportkleding, op de kamer waar eiseres haar verblijf zou hebben, van eiseres zijn. De hoofdbewoner kon geen andere spullen laten zien die direct tot eiseres te herleiden waren. De badkamer is niet bekeken omdat de hoofdbewoner aangaf dat er verder geen spullen meer van eiseres in de woning lagen. Verweerder acht het niet aannemelijk dat eiseres tijdens het huisbezoek en/of in periode daarvoor op het Brp-adres woonde zonder dat daar diverse spullen liggen die rechtstreeks naar haar te herleiden zijn. Volgens verweerder heeft eiseres geen bewijs overgelegd waaruit onomstotelijk blijkt dat eiseres voorafgaand aan het huisbezoek wel woonde op het Brp- adres.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven, omdat zij wel degelijk op het Brp-adres woont. Eiseres verzoekt haar bezwaargronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres voert verder aan dat ze twijfelt aan de bevoegdheid van de tweede controleur. Vervolgens voert eiseres aan dat het onderzoek op het Brp-adres niet zorgvuldig was zodat verweerder de besluitvorming niet op dit onderzoek mocht baseren. Het was voor haar broer niet duidelijk welk doel het huisbezoek had. Indien dit wel duidelijk was geweest had hij de badkamer laten zien waar verzorgingsspullen lagen. Hier is echter niet naar gevraagd. Ten onrechte wordt de verantwoordelijkheid volledig bij de broer neergelegd. Eiseres heeft haar kamer bij haar broer bewust sober ingericht omdat zij erg gevoelig is voor prikkels. Aan de omstandigheid dat haar sportspullen in de kamer lagen en haar laptop in de woning is ten onrechte voorbijgegaan. Verder is er onvoldoende onderzoek verricht om te concluderen dat eiseres niet op het Brp-adres woont. Er is ten onrechte geen nadere informatie opgevraagd bij buurtbewoners of familieleden en zij is ten onrechte niet gehoord, aldus eiseres.
Herhaald en ingelast
5. De rechtbank overweegt dat voor zover eiseres hetgeen in de bezwaarfase is aangevoerd, in beroep als herhaald en ingelast wenst te beschouwen, de rechtbank hieraan voorbij gaat. Verweerder heeft in het bestreden besluit al op de bezwaargronden gereageerd en zolang eiseres niet motiveert waarom zij het niet eens met die reactie in het bestreden besluit, kan de blote herhaling van de bezwaargronden niet als beroepsgrond worden behandeld.
Ingetrokken beroepsgronden
6. Ter zitting heeft eiseres haar beroepsgrond ten aanzien van de bevoegdheid van de controleur en het schenden van de hoorplicht ingetrokken. Gelet hierop behoeven deze geen nadere bespreking.
Mocht verweerder zijn besluiten baseren op de rapportage van het huisbezoek?
7. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat het onderzoek door de controleurs onzorgvuldig was. Uit het verslag van het huisbezoek blijkt dat na het aanbellen de deur werd geopend door de hoofdbewoner, broer van eiseres en dat deze na - onder meer - de gegeven uitleg over de aanleiding en het doel van het huisbezoek aan de controleurs toestemming heeft gegeven om de woning te betreden. Uit het verslag volgt tevens dat de hoofdbewoner zijn handtekening heeft gezet op het formulier waarmee hij - onder meer - heeft verklaard dat de controleurs toestemming hebben gekregen om de woning te betreden, de controleurs zich hebben gelegitimeerd en dat zij de reden en het doel van het huisbezoek hebben uitgelegd. Uit het verslag van het huisbezoek volgt niet dat de broer niet in staat was om de reden en het doel van het huisbezoek te begrijpen en ook niet dat hij vanwege zijn persoonlijke omstandigheden niet in staat was om een verklaring af te leggen. De rechtbank heeft gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat er ook geen stukken zijn ingebracht waaruit dit zou volgen, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder niet van de verklaringen van de broer mocht uitgaan, of zich niet op het verslag mocht baseren.
Daarnaast is het vaste jurisprudentie dat eiseres niet aanwezig hoeft te zijn tijdens het huisbezoek, waaruit volgt dat verweerder zich op de verklaring van de hoofdbewoner, broer heeft mogen baseren. [1] De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres niet op haar Brp-adres woonde?
8.1
Op grond van de artikelen 7.1 en 7.4 van de Wsf kan verweerder een besluit, waarbij studiefinanciering is toegekend, herzien en een teveel betaald bedrag terugvorderen. Aanleiding voor herziening kan, zoals verweerder in dit geval stelt, zijn gelegen in het feit dat is gebleken dat eiseres niet woont op het adres waarop zij staat ingeschreven en daarom niet als uitwonend wordt aangemerkt (artikel 1.5, eerste lid, van de Wsf).
8.2
De rechtbank stelt voorop dat de intrekking van de uitwonendenbeurs en de terugvordering voor eiseres belastende besluiten zijn. Eiseres wordt door de besluiten benadeeld. Daarom worden er hoge eisen gesteld aan verweerder. De bewijslast voor de stelling dat eiseres niet woont op het adres waarop zij staat ingeschreven, rust dan ook op verweerder en niet op eiseres. Verweerder moet als eerste onderzoek doen naar de feiten. Als verweerder feiten presenteert op grond waarvan het aannemelijk is dat eiseres niet woont op het adres waarop zij in de Brp stond ingeschreven, dan is het aan eiseres om met bewijs te komen dat zij wel op dit adres woont of heeft gewoond. Het door eiseres te leveren bewijs van bewoning op de controledatum moet zodanige twijfel wekken aan de door verweerder uit de bevindingen en waarnemingen van het verrichte onderzoek getrokken conclusie dat het bewijs van verweerder niet (langer) toereikend is om daaraan de conclusie te verbinden dat aannemelijk is dat eiseres niet woont op haar Brp-adres.
8.3
De rechtbank acht op basis van het onderzoeksrapport aannemelijk dat eiseres ten tijde van het huisbezoek niet woonde op het Brp-adres. Daarbij is met name van belang dat de controleurs geen spullen hebben aangetroffen die herleidbaar waren tot eiseres. [2] Volgens de rapporteurs waren de sportkleding en sportspullen niet herleidbaar tot eiseres. In de tas zaten kickboks spullen. Eiseres heeft met de enkele stelling dat deze van haar waren geen twijfel gezaaid omtrent deze bevinding. Temeer daar de broer heeft verklaard zelf aan kickboksen te doen. Daarnaast heeft eiseres ook geen twijfel gezaaid aan de bevinding dat de laptop niet tot eiseres herleidbaar is. De enkele stelling dat ieder zijn eigen wachtwoord heeft is onvoldoende, mede gelet op de omstandigheid dat er in het geheel geen tot eiseres herleidbare spullen zijn aangetroffen. De verklaring van eiseres dat zij een prikkelarme omgeving nodig heeft, verklaart niet waarom er geen essentiële spullen voor het dagelijks bestaan, zoals kleding en verzorgingsproducten van eiseres zijn aangetroffen in de woning. De stelling van eiseres dat haar persoonlijke verzorgingsproducten in de badkamer lagen, is onvoldoende. Door de verklaring van de hoofdbewoner dat er verder niets anders van de student was, bestond er voor de controleurs geen aanleiding om in de badkamer te kijken. Daarnaast zijn er geen aanknopingspunten dat er sprake was van twijfel bij de controleurs omtrent de vraag of eiseres op het Brp-adres woonde. Gelet hierop treft de stelling dat de controleurs nader onderzoek hadden moeten doen geen doel. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiseres onomstotelijk bewijs geleverd van het tegendeel?
9.1
Het in artikel 9.9 van de Wsf neergelegde wettelijk vermoeden brengt mee dat eiseres ook wordt geacht daar niet te hebben gewoond in de periode voorafgaand aan de controle. Gelet op de bewijslastverdeling zoals die voortvloeit uit de wet en de rechtspraak van de CRvB moet eiseres het onomstotelijke bewijs leveren dat dit wettelijk vermoeden in haar geval onjuist is. [3] Er worden bewijsmiddelen verlangd die zodanig overtuigend zijn, dat zij, ook als zij in onderlinge samenhang worden bezien, de conclusie rechtvaardigen dat de studerende in (een deel van) de periode voorafgaande aan de controle wel op het Brp-adres moet hebben gewoond.
9.2
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiseres met enkel haar verklaringen geen onomstotelijk tegenbewijs heeft geleverd dat zij woonachtig was in de desbetreffende periode op het Brp-adres.
Conclusie
10. Verweerder heeft aan de op hem rustende bewijslast voldaan en eiseres heeft hier niet voldoende tegenovergesteld. Verweerder mocht de studiefinanciering van eiseres dus herzien en het teveel betaalde bedrag terugvorderen of verrekenen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 november 2021 en openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.uitspraak van 19 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2788.
2.uitspraak van 13 augustus 2020, (ECLI:NL:CRVB:2020:1848).
3.Zie bij wijze van voorbeeld de uitspraak van 3 januari 2020, (ECLI:NL:CRVB:2020:59).