ECLI:NL:CRVB:2020:1848
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake studiefinanciering en woonadres van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, betwistte de herziening van haar studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had op basis van een huisbezoek op 20 juni 2017 geconcludeerd dat appellante niet op haar basisregistratie personen (brp)-adres woonde, wat leidde tot een terugvordering van € 2.490,04. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante niet onomstotelijk had bewezen dat zij op het brp-adres woonde ten tijde van de controle. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde toe dat de bewijslast voor appellante zwaarder was, gezien het wettelijk vermoeden dat zij niet op het brp-adres woonde. De Raad concludeerde dat de door appellante aangevoerde gronden in hoger beroep niet voldoende waren om de eerdere beslissing te weerleggen.