ECLI:NL:RBMNE:2021:5770

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
16-306098-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik door minderjarige met voorwaardelijke straf

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van ontucht met zijn (bijna) 9-jarige nichtje, geboren in 1996, tussen 1 januari 2005 en 1 januari 2006 in Zevenaar. De rechtszaak vond plaats achter gesloten deuren op 15 januari 2021, waarbij de verdachte, zijn advocaat mr. R.R. Wijnakker, de officier van justitie mr. T. Tanghe, en de benadeelde partij met haar advocaat mr. F.A. ten Berge aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en dat er voldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het betasten van de schaamstreek en vagina van het slachtoffer, maar werd vrijgesproken van het seksueel binnendringen. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 60 uur op, rekening houdend met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op het moment van het misbruik zelf nog een kind was. Daarnaast werd de vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding deels toegewezen, met een schadevergoeding van € 2.000,- voor immateriële schade, verhoogd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar hield ook rekening met de gevolgen voor de verdachte, die inmiddels 15 jaar later voor de rechter stond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-306098-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zitting van 15 januari 2021. Verdachte was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. R.R. Wijnakker en de officier van justitie mr. T. Tanghe. Ook heeft de rechtbank gesproken met de benadeelde partij, [slachtoffer] , en haar advocaat mr. F.A. ten Berge.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van betrokkenheid bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is gehecht aan dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij tussen 1 januari 2005 en 1 januari 2006 in Zevenaar met [slachtoffer] , geboren op [1996] , ontucht heeft gepleegd, waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Volgens de advocaat kan namelijk niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 9 januari 2019 deed [slachtoffer] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij in 2005 meerdere keren door haar neef, [verdachte] , seksueel is misbruikt. Zij dacht dat het ergens in de winterperiode was begonnen en ergens in de lente weer stopte, toen zij het aan haar vader had verteld. Zij verklaarde dat het de eerste keer bij haar thuis gebeurde en dat haar neef toen met zijn hand in haar broek ging. De keren daarna gebeurde het bij hem thuis. Zij ging toen op zijn schoot zitten. Daarna ging haar neef met zijn hand in haar broek en ging hij haar vingeren. Hij duwde hard met zijn vinger tegen haar vagina. Hij ging ook met een vinger tussen haar schaamlippen. [slachtoffer] verklaarde dat dat pijn deed. De andere keren ging het hetzelfde. [2]
De vader van [slachtoffer] , [A] , heeft op 17 april 2019 tegen de politie verklaard dat hij denkt dat [slachtoffer] hem in april of mei 2005 vertelde dat [verdachte] [slachtoffer] had misbruikt. [3]
Op 25 november 2019 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij een keer in de broek van [slachtoffer] had gevoeld. Hij verklaarde ook dat hij [slachtoffer] probeerde te stimuleren. [4]
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij meerdere keren aan [slachtoffer] ’s vagina heeft gezeten, onder haar kleding. [5]
Interpretatie van de bewijsstukken
De rechtbank stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. De rechtbank zal in dat kader eerst moeten vaststellen of zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar vindt en – als dat zo is en de verklaring dus als bewijsmiddel kan worden gebruikt – vervolgens ook moeten nagaan of in het dossier voldoende steunbewijs aanwezig is voor de verklaring van [slachtoffer] . Dat steunbewijs moet afkomstig zijn uit een andere bron dan [slachtoffer] zelf, maar hoeft – volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad – niet per definitie te zien op het daderschap van verdachte of de tenlastegelegde gedragingen. Het is voldoende wanneer de verklaring van de [slachtoffer] op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het verband tussen haar verklaring en het andere gebruikte bewijsmateriaal mag niet te ver verwijderd zijn. [6]
De rechtbank oordeelt allereerst dat zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar vindt. [slachtoffer] heeft nauwkeurig, gedetailleerd en concreet verklaard over wat er gebeurd is. Haar verklaring komt de rechtbank oprecht voor.
De rechtbank vindt daarnaast dat het dossier voldoende steun bevat voor de verklaring van [slachtoffer] . Verdachte heeft namelijk zelf verklaard dat hij meerdere keren aan de vagina van [slachtoffer] heeft gezeten. Bij de politie heeft verdachte bovendien verteld dat hij [slachtoffer] probeerde te stimuleren. De rechtbank is van oordeel dat die verklaringen van verdachte de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate ondersteunen. Juridisch gezien levert het brengen van een vinger tussen iemands schaamlippen seksueel binnendringen op. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met de destijds (bijna) 9-jarige [slachtoffer] , waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen. De rechtbank gaat ervan uit dat de ontucht in ieder geval na 31 mei 2005 is geëindigd omdat [slachtoffer] heeft verklaard dat het ergens in de lente van 2005 is gestopt en haar vader heeft verklaard dat [slachtoffer] het hem in april of mei 2005 vertelde, waarna het volgens [slachtoffer] niet meer is gebeurd.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het brengen van zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft namelijk verklaard dat verdachte niet echt in haar vagina is geweest, misschien alleen met zijn vingertopje. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit die verklaring niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht of gehouden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 mei 2005 te [plaatsnaam] , met [slachtoffer] , geboren op [1996] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
- de schaamstreek en vagina van die [slachtoffer] betast en aangeraakt en
- ( met kracht) zijn vinger tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is volgens de rechtbank niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt het door verdachte gepleegde feit: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kan doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte een ernstig feit heeft gepleegd. Omdat het feit al lang geleden heeft plaatsgevonden, vindt de officier van justitie het niet passend om nu nog een jeugddetentie te eisen. Wel vindt de officier van justitie dat verdachte een forse werkstraf moet verrichten. Hij vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt het niet passend om verdachte na al die jaren nog een werkstraf te laten uitvoeren. De advocaat benadrukt dat de strafzaak voor verdachte veel nare gevolgen heeft meegebracht. Verdachte is alles kwijtgeraakt. Ook vindt de advocaat dat de rechtbank bij het bepalen van de straf moet meenemen dat verdachte veel spijt heeft van wat er is gebeurd. Volgens de advocaat is alleen het toepassen van artikel 9a passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uur op. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte, destijds 14 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met zijn destijds (bijna) 9-jarige nichtje, [slachtoffer] . Verdachte is daarbij ook met zijn vingers tussen de schaamlippen van [slachtoffer] geweest. Verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] en heeft niet stil gestaan bij de gevolgen van zijn gedrag voor het – gelet op haar jonge leeftijd van (bijna) 9 jaar – kwetsbare slachtoffer.
Dit soort feiten doorkruist een normale seksuele ontwikkeling en kan voor minderjarigen ernstige gevolgen hebben, waar zij nog lange tijd last van kunnen hebben. Dat het bewezenverklaarde ook daadwerkelijk nare gevolgen heeft voor [slachtoffer] , is de rechtbank gebleken uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer] op de zitting heeft voorgelezen. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij al jarenlang psychische hulp heeft om te verwerken wat er is gebeurd. Op de zitting vertelde zij ook dat ze zich verdrietig, boos en machteloos voelt.
Naast de gevolgen van het bewezenverklaarde voor [slachtoffer] , heeft de rechtbank ook oog voor de gevolgen die de strafzaak voor verdachte heeft. Verdachte was ten tijde van het misbruik 14 jaar oud en dus zelf nog een kind. Verdachte moet zich ruim 15 jaar na het misbruik voor de rechtbank verantwoorden. Met dat tijdsverloop houdt de rechtbank rekening. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte door de strafzaak zijn baan en relatie heeft verloren. Daarnaast zal de rechtbank er rekening mee houden dat de strafzaak ook psychische gevolgen voor verdachte heeft. Verdachte is zelf (opnieuw) onder behandeling van een psycholoog. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte spijt heeft betuigd. Hij heeft vlak na het misbruik een excuusbrief aan (de ouders van) [slachtoffer] geschreven en aangeboden om het gesprek met [slachtoffer] en/of haar ouders aan te gaan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld. Bovendien heeft verdachte ook na het plegen van het misbruik geen strafbare feiten meer gepleegd. Dat laatste weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee bij het bepalen van de straf.
Adviezen van de reclassering
Verdachte heeft een gesprek gevoerd met de heer [B] van [naam instelling] . De heer [B] heeft een rapport over verdachte geschreven.
Uit de gesprekken met verdachte leidt de reclassering af dat ten tijde van het bewezenverklaarde en gedurende een periode daarna sprake was van seksuele ongeremdheid bij verdachte. Dit is volgens verdachte nu niet meer het geval en het heeft hoe dan ook na het misbruik van [slachtoffer] niet geleid tot andere strafbare feiten. Op andere leefgebieden zijn geen problemen vastgesteld, zodat de reclassering bemoeienis van de reclassering of interventies nu niet nodig vindt.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank vindt het ruim 15 jaar na het misbruik dat verdachte pleegde toen hij pas 14 jaar oud was, niet passend om nu een onvoorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte heeft in de afgelopen 15 jaar bewezen dat hij zich goed gedraagt in de samenleving door geen strafbare feiten te plegen. Om de ernst van het feit te onderstrepen zal de rechtbank wel een straf opleggen, maar dan geheel voorwaardelijk. Om die reden legt de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uur op met een proeftijd van één jaar. Aangezien de rechtbank geen aanleiding heeft om te vermoeden dat verdachte opnieuw de fout in zal gaan, vindt zij een proeftijd van één jaar voldoende.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[slachtoffer]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 5.000,-. Dat bedrag bestaat uit immateriële schade die is ontstaan door het psychische leed dat [slachtoffer] door het bewezenverklaarde heeft opgelopen.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank de vordering geheel toe te wijzen, verhoogd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat van verdachte voert geen verweer tegen de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [slachtoffer] deels kan worden toegewezen. De rechtbank vindt dat voldoende onderbouwd is dat [slachtoffer] als gevolg van het handelen van verdachte geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank vindt het passend om hier een bedrag van € 2.000,- voor toe te kennen, verhoogd met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. De rechtbank kijkt voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding naar uitspraken in soortgelijke zaken. De rechtbank verklaart [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Zij kan de vergoeding van dit deel van de vordering aan de burgerlijke rechter verzoeken.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte of nog te maken proceskosten.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf heden tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling omdat verdachte minderjarig was ten tijde van het plegen van het feit.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van één jaar vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Meulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 januari 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 januari 2006 te Zevenaar, met [slachtoffer] , geboren op [1996] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
- de schaamstreek en/of vagina van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt en/of
- ( met kracht) zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of
- ( met kracht) zijn vinger tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of (heen en weer) bewogen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0600-2018436362 van 10 december 2019, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 121. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 21-26.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 44-49.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 90-104.
5.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
6.HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717, HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117.