Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar het over gaat
- een verklaring voor recht dat sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW dat een huurprijsvermindering ex artikel 7:207 BW rechtvaardigt van 100% vanaf mei 2019, dan wel een ander door de kantonrechter te bepalen percentage, totdat de gebreken definitief, duurzaam en deugdelijk zijn verholpen.
- een verklaring voor recht dat door de tekortkoming van [procesdeelnemer II] een opschorting van de huurbetalingen gerechtvaardigd zou zijn geweest en dat het deel dat nog niet aan huur betaald is, verrekend kan worden met de vermindering van de huurpenningen die volgens de kantonrechter op zijn plaats is.
- voor recht verklaart dat er sprake is van gevolgschade ex artikelen 7:208 en 209 BW en 11.3 en 11.4 van de op de onderhuurovereenkomst toepasselijke algemene bepalingen vanwege de genoemde gebreken.
- een veroordeling van [procesdeelnemer II] tot betaling van € 228.662,00, zijnde zeven maanden gederfde omzet, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag.
- een verklaring voor recht dat de huurprijs wordt verminderd met 66,6 %, subsidiair 50% van de geldende kale huurprijs, althans een door de kantonrechter te bepalen huurkorting, over de maanden mei 2020 tot het moment dat geen Coronagerelateerde vrijheidsbeperkende (nood)maatregelen van overheidswege meer worden opgelegd,
- althans een door de kantonrechter te bepalen opschorting of betalingsregeling te gelasten per 31 maart 2021.
- een veroordeling van [procesdeelnemer II] tot terugbetaling van de op basis van het voorgaande te veel betaalde huurpenningen binnen 1 maand na het te wijzen vonnis.
- voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst wordt gewijzigd in die zin dat [procesdeelnemer II] over de periode van 15 maart (de kantonrechter begrijpt 2020) tot en met het moment dat de door de overheid opgelegde maatregelen tot sluiting c.q. beperking van de evenementen/horecabranche zijn geëindigd/opgeheven, aan [procesdeelnemer III] 50%, danwel 25%, danwel een door de kantonrechter te bepalen percentage van de huurprijs over een door de kantonrechter te bepalen periode verschuldigd is en
- voor recht te verklaren dat de door [procesdeelnemer II] aan [procesdeelnemer III] verschuldigde huurprijs over de periode 15 maart (de kantonrechter begrijpt 2020) tot en met het moment dat de door de overheid opgelegde maatregelen tot sluiting c.q. beperking van de evenementen/horecabranche zijn geëindigd/opgeheven, wordt verminderd met 50% danwel een door de kantonrechter te bepalen percentage van de huurprijs over een door de kantonrechter te bepalen periode.
3.Het oordeel van de kantonrechter
- een gebrek dat het gevolg is van een toerekenbare ernstige tekortkoming van verhuurder of
- als het gehuurde op de ingangsdatum niet geschikt blijkt voor het gebruik conform de bestemming vanwege aan de verhuurder toe te rekenen omstandigheden óf
- een gebrek dat verhuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst had behoren te kennen en huurder daarvan op zijn onderzoeksplicht niet op de hoogte had kunnen of behoren te zijn dan wel dienaangaande geen onderzoek hoefde te doen
- als verhuurder de door de huurder schriftelijk gestelde redelijke termijn als bedoeld in artikel 10.1 van de algemene bepalingen om een aanvang te maken met het verhelpen van een voor rekening van verhuurder komend gebrek, niet in acht heeft genomen.
- er is een behoorlijke periode verstreken tussen het verhelpen van de eerste lekkage en het ontstaan van de tweede, zodat niet voor de hand ligt dat het om het zelfde gebrek ging als bij aanvang van de onderhuurovereenkomst en
- [procesdeelnemer I] heeft zaken bevestigd in de waterdichte laag die was aangebracht en ter hoogte van die bevestigingen is het gaan lekken.