ECLI:NL:RBMNE:2021:4998

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
16.158558.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en aanranding wegens onvoldoende steunbewijs

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en aanranding van een aangeefster op 16 juni 2020 te Den Dolder. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster op zichzelf betrouwbaar was, maar dat deze niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De officier van justitie had gesteld dat er steunbewijs was in de vorm van een bloeduitstorting op het been van de aangeefster en de emotionele toestand die door de politie was waargenomen. De rechtbank vond echter dat het letsel niet specifiek was voor verkrachting en dat de emotionele reactie van de aangeefster niet als voldoende steunbewijs kon dienen, aangezien deze pas drie uur na de handelingen door de politie was waargenomen.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat, hoewel kon worden vastgesteld dat de verdachte de borsten van de aangeefster had aangeraakt, er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de aangeefster gedwongen was dit te ondergaan. De rechtbank concludeerde dat er geen voldoende steunbewijs was voor de aangifte van zowel verkrachting als aanranding, en sprak de verdachte integraal vrij. De aangeefster had zich als benadeelde partij gevoegd en een schadevergoeding gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd zij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de kosten die de verdachte had gemaakt in het kader van zijn verweer tegen deze vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.158558.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1986] te [geboorteplaats] , Somalië,
zonder bekende woon- of verblijfplaats
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 juni 2021 (pro forma), 26 augustus 2021 (pro forma) en 5 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.L. van Oostveen, advocaat te 's-Gravenhage, alsmede mr. R.E.H. Jager namens de benadeelde partij [benadeelde] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair
op 16 juni 2020 te Den Dolder, gemeente Zeist, [benadeelde] heeft verkracht;
Feit 1 subsidiair
op 16 juni 2020 te Den Dolder, gemeente Zeist, [benadeelde] heeft aangerand;
Feit 2
in de periode van 13 september 2019 tot en met 15 juni 2020 te Den Dolder, gemeente Zeist, [benadeelde] heeft aangerand.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard, te weten ten aanzien van feit 2. Niet duidelijk is immers op welk specifieke incident de tenlastelegging van dit feit ziet.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging van feit 2 voldoende concreet is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging van feit 2 voldoende duidelijk is. Aan de hand van de omschrijving van dit feit moet verdachte in staat zijn geweest zich voor te bereiden op zijn verdediging. De dagvaarding is daarom geldig.
Overige voorvragen
De rechtbank stelt verder vast dat de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen zijn. De officier van justitie heeft aangegeven dat hij de verklaring van [benadeelde] geloofwaardig vindt, omdat deze verklaring consistent is. De officier van justitie heeft in zijn bewijsconstructie als steunbewijs voor de voor verkrachting essentiële dwang in de eerste plaats de emotie gebruikt, die kort na afloop van het incident bij [benadeelde] is waargenomen door de politie. Verder weegt de officier van justitie mee dat [benadeelde] midden in de nacht haar moeder heeft gebeld en heeft verklaard: “Mama, hij heeft het gedaan terwijl ik het niet wilde”. Ook heeft hij het bij [benadeelde] geconstateerde letsel als steunbewijs gebruikt, te weten een bloeduitstorting aan de bovenkant van het rechterbeen. Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie aangegeven dat aangeefster heeft verklaard dat zij niet wilde dat verdachte aan haar borsten zat en dat zij dat ook kenbaar heeft gemaakt aan hem.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte voor deze feiten een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest op te leggen en daarnaast de maatregel tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor ongemaximeerde duur. Ook heeft de officier van justitie de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd, namelijk een contactverbod met [benadeelde] voor de duur van vijf jaren, met vervangende hechtenis van één maand per overtreding, met een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft gevorderd deze vrijheidsbeperkende maatregel niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren, zodat deze pas zal aanvangen na de beëindiging van de maatregel tot terbeschikkingstelling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Verzocht is de verklaringen van aangeefster uit te sluiten van het bewijs omdat deze niet betrouwbaar zijn. Subsidiair is betoogd dat er geen steunbewijs is voor de dwang.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) heeft verkracht (feit 1 primair), noch dat verdachte [benadeelde] heeft aangerand (feit 1 subsidiair en feit 2). Dat betekent dat de rechtbank verdachte integraal zal vrijspreken. Zij overweegt daartoe het volgende.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van zowel verkrachting (feit 1 primair) als aanranding (feit 1 subsidiair en feit 2) moet de rechtbank vaststellen dat sprake is geweest van dwang. Van dwingen is sprake wanneer het slachtoffer toelaat wat hij of zij zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang kan slechts sprake zijn indien de verdachte opzettelijk veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen zijn of haar wil ondergaat. Tevens moet dit voor verdachte kenbaar zijn of had dit voor hem kenbaar kunnen zijn. Dit moet volgen uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen de aangeefster en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de tenlastegelegde handelingen. Indien steunbewijs ontbreekt, blijven de beschuldigende verklaring van de aangeefster en de ontkennende verklaring van de verdachte als onverenigbaar tegenover elkaar staan. In dat geval laat het systeem van de strafwet geen ruimte voor een bewezenverklaring, omdat op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) de rechter het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend mag baseren op de verklaring van één getuige. De verdachte kan dan niet worden veroordeeld.
Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de verkrachting of aanranding als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (aangeefster) heeft afgelegd. In ieder geval mag tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. Als het aanvullend bewijsmateriaal alleen is aan te merken als een onderbouwing van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster, geeft deze daaraan in het licht van artikel 342, tweede lid, Sv onvoldoende steun. Dat geldt bijvoorbeeld als het aanvullend bewijs bestaat uit een ‘de auditu’-verklaring, inhoudende een weergave van wat de ‘bron’ aan de betrokken getuige heeft verteld. Indien een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezen verklaarde (HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717, HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117).
De ten laste gelegde verkrachting – feit 1 primair
De rechtbank overweegt dat zij de verklaringen van [benadeelde] niet, zoals is verzocht door de verdediging, zal uitsluiten van het bewijs. [benadeelde] heeft consistent verklaard en de betrouwbaarheid van haar aangifte wordt ondersteund doordat zij midden in de nacht haar moeder heeft gebeld en tegen haar moeder heeft gezegd “Mama, hij heeft het gedaan terwijl ik het niet wilde”.
De volgende vraag die de rechtbank dan moet beantwoorden is of er sprake is van voldoende steunbewijs. Met betrekking tot het bij [benadeelde] geconstateerde letsel overweegt de rechtbank dat het hier niet specifiek gaat om letsel dat past bij een verkrachting. Ook is niet duidelijk wanneer dit letsel is ontstaan. Het letsel vormt daarom onvoldoende steunbewijs voor het aannemen van dwang. De door de politie bij [benadeelde] waargenomen emotie acht de rechtbank ook onvoldoende om als steunbewijs te kunnen dienen. De rechtbank overweegt daartoe dat de emotie niet heel heftig was (naar de grond kijken, tranen in de ogen hebben) en dat de politie [benadeelde] drie uur na de seksuele handelingen heeft gezien en dus niet direct erna. De moeder van [benadeelde] , die haar wel direct na de seksuele handelingen heeft gesproken, verklaart juist niets over door haar waargenomen emoties bij [benadeelde] . De verklaring van moeder is daarom slechts een de-auditu verklaring die, gelet op voornoemd juridisch kader, niet als steunbewijs kan dienen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat er niet voldoende steunbewijs is voor de aangifte.
De ten laste gelegde aanranding – feit 1 subsidiair en feit 2
Ook met betrekking tot de ten laste gelegde aanranding onder 1 subsidiair is de rechtbank van oordeel dat het steunbewijs ontbreekt.
Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde aanranding overweegt de rechtbank als volgt. Op basis van het dossier kan weliswaar worden vastgesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periode de borsten van [benadeelde] heeft aangeraakt, maar op basis van het dossier is niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan daarvan.

5.Benadeelde partij

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en een bedrag van € 10.080,- gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 80,- aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten die verdachte heeft gemaakt in het kader van zijn verweer tegen deze vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering;;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mr. D. Riani el Achhab en mr. E.W.A. Vonk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 16 juni 2020 te Den Dolder, gemeente Zeist,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld
en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
immers heeft verdachte
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
(heen en weer) bewogen en/of
- de borst(en) van die [benadeelde] betast/aangeraakt (onder de kleding) en/of
- aan de borst(en) van die [benadeelde] gezogen, althans met zijn mond de borst(en) van
die [benadeelde] heeft betast/aangeraakt
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte
- deze handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
- ( onaangekondigd) de kamer van die [benadeelde] binnen is gegaan (terwijl die [benadeelde] daar
en toen sliep) en/of
- het t-shirt en/of de bh van die [benadeelde] omhoog heeft gedaan en/of
- met zijn lichaam boven op het lichaam van die [benadeelde] is gaan liggen en/of
- de (jogging)broek en/of onderbroek van die [benadeelde] naar beneden heeft getrokken
en/of uitgetrokken en/of
- een been/de benen van die [benadeelde] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- de benen van die [benadeelde] uit elkaar heeft geduwd en/of
- zijn penis (met kracht) in de vagina van die [benadeelde] heeft geduwd en/of heen en weer
bewogen (en/of vervolgens in de vagina van die [benadeelde] is klaargekomen) en/of
- ( terwijl die [benadeelde] onder meer meermalen ‘nee’ zei en/of hem van zich wegduwde
en/of haar been meermalen terugtrok) voorbij is gegaan aan de verbale en/of
non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [benadeelde] en/of
- ( aldus) voor die [benadeelde] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen
ontstaan (waar aan zij zich niet kon onttrekken);
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juni 2020 te Den Dolder, gemeente Zeist,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld
en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[benadeelde] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen,
immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis op/tegen/nabij de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
gehouden en/of bewogen en/of
- de borst(en) van die [benadeelde] betast/aangeraakt (onder de kleding) en/of
- aan de borst(en) van die [benadeelde] gezogen, althans met zijn mond de borst(en) van
die [benadeelde] heeft betast/aangeraakt
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte
- deze handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
- ( onaangekondigd) de kamer van die [benadeelde] binnen is gegaan (terwijl die [benadeelde] daar
en toen sliep) en/of
- het t-shirt en/of de bh van die [benadeelde] omhoog heeft gedaan en/of
- met zijn lichaam boven op het lichaam van die [benadeelde] is gaan liggen en/of
- de (jogging)broek en/of onderbroek van die [benadeelde] naar beneden heeft getrokken
en/of uitgetrokken en/of
- een been/de benen van die [benadeelde] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- de benen van die [benadeelde] uit elkaar heeft geduwd en/of
- zijn penis (met kracht) op/tegen/nabij de vagina van die [benadeelde] heeft geduwd en/of
- ( terwijl die [benadeelde] onder meer meermalen ‘nee’ zei en/of hem van zich wegduwde
en/of haar been meermalen terugtrok) voorbij is gegaan aan de verbale en/of
non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [benadeelde] en/of
- ( aldus) voor die [benadeelde] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen
ontstaan (waar aan zij zich niet kon onttrekken);
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij in of omstreeks 13 september 2019 tot en met 15 juni 2020 te Den Dolder, gemeente Zeist,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld
en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[benadeelde] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen,
immers heeft hij, verdachte,
- met zijn, verdachtes, hand(en) in de borst(en) van die [benadeelde] geknepen, althans de
borst(en) van die [benadeelde] betast/aangeraakt (onder de kleding)
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte
- deze handeling onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
- deze handeling tegen de wil van die [benadeelde] heeft uitgevoerd en/of
- ( terwijl die [benadeelde] onder meer zei dat hij daar vanaf moest blijven en/of dat ze dat
niet wilde) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [benadeelde] en/of
- ( aldus) voor die [benadeelde] een bedreigende en/of intimiderende situatie heeft doen
ontstaan (waar aan zij zich niet kon onttrekken).
( art 246 Wetboek van Strafrecht )