ECLI:NL:RBMNE:2021:4625
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 - definitieve vaststelling aan de hand van inkomen boekjaar - beroep ongegrond
In deze zaak heeft eiser, die sinds 1 januari 2019 een bedrijf exploiteert, een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) vanwege tijdelijke arbeidsongeschiktheid. De gemeente Almere heeft eiser op 5 september 2019 bijstand toegekend in de vorm van een renteloze geldlening voor de periode van 12 augustus 2019 tot en met 11 februari 2020. Echter, bij een later besluit op 9 januari 2021 heeft de gemeente het recht op bijstand over 2019 definitief vastgesteld en de eerder verstrekte lening teruggevorderd, omdat het inkomen van eiser over dat jaar te hoog was. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de gemeente. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 14 juli 2021 behandeld. Eiser voerde aan dat de gemeente bij de toekenning van de uitkering op de hoogte was van zijn financiële situatie en dat zijn inkomen over 2019 lager was dan door de gemeente vastgesteld. De rechtbank overweegt dat de gemeente terecht het netto inkomen van eiser heeft vastgesteld op basis van de jaarstukken en dat de terugvordering van de bijstand gerechtvaardigd was. Eiser heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen toezeggingen zijn gedaan die eiser in zijn rechtvaardiging konden steunen.
De rechtbank concludeert dat de gemeente de wet correct heeft toegepast en dat er geen dringende redenen zijn om van de terugvordering af te zien. De beroepsgrond van eiser wordt verworpen en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op 26 augustus 2021.