13.4In verband met haar zwangerschap heeft verweerder het verbetertraject opgeschort en eiseres tijdelijk geplaatst in een ander organisatiedeel, te weten [locatie] . De extra reistijd mocht eiseres als werktijd beschouwen, met een maximum van 30 minuten per dag (berekend volgens de routeplanner). Ook daar liep men echter tegen problemen in het functioneren van eiseres aan. Eiseres belde of mailde vaak dat ze later was en niet op tijd kon komen. Ook kwam zij in sommige gevallen te laat zonder het door te geven. Verder is opgemerkt dat als er met eiseres werd gesproken over deze punten, zij altijd een verklaring had en dat daarmee voor haar de kous af leek te zijn. Ook schoot eiseres snel in de verdediging. In die periode is eiseres aangesproken op haar chaotische manier van werken, het plannen en haar gebrek aan discipline. Haar leidinggevende bij [locatie] , mevrouw [H] , heeft laten weten dat dit geen goede basis was om de door eiseres gewenste opleiding te volgen en dat ook zij daarom eiseres niet naar deze opleiding zou laten gaan. Ook heeft mevrouw [H] het verzoek van eiseres om blijvend bij [locatie] te werken afgewezen.Eiseres heeft op 29 augustus 2018 op dit verslag gereageerd en laten weten dat ze niet blij was met de inhoud. Met betrekking tot het te laat komen geeft eiseres aan dat naast haar gebrek aan discipline, ook de lange reistijd en vermoeidheid mee speelden. Ook had eiseres begrepen dat zij als ‘extra’ geplaatst was en dat zij zich daardoor bepaalde vrijheden kon permitteren. Mevrouw [H] heeft deze punten met eiseres besproken tijdens het eindverslag en ook tijdens de periode waarin zij werkzaam was op [locatie] .
14. Uit het dossier blijkt dat in de loop der jaren, in elk geval vanaf 2007, een verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan tussen eiseres en haar leidinggevenden. Dat ziet op de manier van uitvoeren van het werk, het zich houden aan afspraken daarover, de klussenlijst en de inhoud van het werk, maar ook op de houding van eiseres jegens haar leidinggevenden die zij zonder onderbouwing beschuldigt van intimiderend en bedreigend gedrag. De verstoorde arbeidsverhouding heeft zich ook op andere werkplekken voorgedaan en met collega’s. Dit verschil in inzicht heeft zich gedurende jaren gemanifesteerd en is opnieuw naar voren gekomen na het positief afronden van het verbetertraject. De rechtbank heeft hierbij gelet op rechtsoverweging 9 buiten beschouwing gelaten wat verweerder heeft aangevoerd over de escalatie in september 2019. Hoewel dit buiten de beoordelingsperiode valt merkt de rechtbank in dit kader op dat tijdens de zitting is gebleken dat eiseres nog steeds onvoldoende zelfreflectie toont. Zo heeft eiseres gezegd dat alles mis is gegaan toen zij in 2016 een opleiding wilde volgen en dat zij kennelijk iemand tegen de schenen heeft getrapt, terwijl zoals hiervoor is overwogen de problemen reeds sinds 2007 bestaan. Gelet op het voorgaande kon voortzetting van eiseres haar dienstverband in redelijkheid niet meer van verweerder worden verlangd. De rechtbank is van oordeel dat de subsidiaire ontslaggrond het ontslag kan dragen.
15. Eiseres voert aan als de rechtbank het ontslag op grond van artikel 99, eerste lid, van het ARAR gerechtvaardigd acht, dat verweerder haar een vergoeding dient toe te kennen naast de WW en de bovenwettelijke uitkering. Verweerder heeft immers een overwegend aandeel gehad in het ontstaan en voorbestaan van de verstoorde relatie. De verwijtbaarheidsfactor moet in dat geval gesteld worden op 1.
16. Op grond van vaste rechtspraak van de CRvBis voor een aanvullende ontslagvergoeding in het algemeen slechts aanleiding als voldaan is aan de voorwaarde dat het bestuursorgaan een overwegend aandeel heeft gehad in het ontstaan en voortbestaan van de situatie die tot het ontslag heeft geleid. Het gaat daarbij niet om een volledige schadevergoeding, maar om compensatie van het aandeel van het bestuursorgaan. Daarbij is ook het aandeel van de ambtenaar van betekenis.
17. De rechtbank is van oordeel dat het aandeel van beide partijen in de verstoorde verhoudingen van gelijke omvang is. Verweerder had duidelijker moeten zijn over het verbetertraject, de verbeterpunten die na dit traject resteerden en wat voor gevolgen het voor eiseres zou hebben als zij deze verbeteringen niet zou realiseren. Aan de andere kant heeft verweerder gedurende vele jaren zeer veel gesprekken met eiseres gevoerd over deze verbeterpunten en heeft verweerder ook allerlei coaching, begeleiding en ondersteuning geboden om eiseres te helpen en ervoor te zorgen dat de samenwerking zou verbeteren. Eiseres heeft daarentegen zich meermaals onvoldoende zakelijk opgesteld in de omgang met haar leidinggevenden en ook ernstige beschuldigingen geuit. Ook heeft zij – zoals in rechtsoverweging 14 reeds is geoordeeld – onvoldoende zelfreflectie laten zien. Nu niet gesproken kan worden van een overwegend aandeel aan de zijde van verweerder, bestaat geen grond voor het toekennen van een “plusje” als bedoeld in de uitspraak van de CRvB van 28 februari 2013.
18. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart voor zover dat ziet op de primaire ontslaggrond, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 178 vergoedt.
19. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.564,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).