4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair tenlastegelegde
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde handelingen niet als een voltooide aanranding kunnen worden gekwalificeerd. In lijn met die standpunten is de rechtbank van oordeel dat de handelingen zoals die ten laste zijn gelegd, niet als een voltooid delict kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het primair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen subsidiair tenlastegelegde
Verbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 2]hebben in een proces-verbaal informatief gesprek zeden van 15 maart 2016 onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
[slachtoffer] vertelt tijdens het intakegesprek dat zij werkzaam is bij een winkel in [vestigingsplaats ] . De eigenaar van deze winkel is [verdachte] .
[slachtoffer]heeft op 17 maart 2016 aangifte gedaan. Zij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Tegen wie wil jij aangifte doen?
A: Tegen [verdachte] .
Ik stond bij het keukentje.Toen stond hij voor me en vroeg of ik een stap naar achteren wilde doen. Ik kwam op dat moment met mijn rug tegen het kastje van de keuken aan. Ik kon dus geen kant op. Toen met twee handen ging hij mijn hoofd vasthouden en probeerde mij te zoenen. Toen heb ik meerdere malen “nee” gezegd en “dit moet je niet doen”. Toen heeft hij het nog een paar keer geprobeerd om mij te zoenen. Ik gaf dezelfde reactie. Hij probeerde mij bij mijn borsten te zoenen. Ik reageerde weer hetzelfde "Nee dat wil ik niet". Toen ging hij weer mijn hoofd vasthouden. Toen zei hij: "ik wil je proeven". Toen deed hij ook nog met zijn hand mijn shirtje naar zich toe, zodat hij kon kijken zeg maar. Ik ben toen naar de overkant gegaan, daar zit de [winkel] . Ik heb daar een beetje versuft rondgelopen. Toen kwam het besef in een keer. Toen sprak een kennis mij aan en vroeg aan mij wat er aan de hand was en hoe het ging. Ik begon te huilen en toen kwam het verhaal eruit. In de tussentijd had ik een berichtje gehad van mijn vriend. Toen ik uit de [winkel] liep belde hij en hoorde hij aan mijn stem dat er iets aan de hand was. Ik heb toen tegen hem gezegd dat mijn baas aan mij had gezeten. Ik ben toen naar huis gefietst. Hij had ondertussen al zijn ouders gebeld en toen ik vijf minuten thuis was, kwamen mijn schoonouders en zij belden de politie.
V: Weet je de datum nog?
A: Het was vorige week donderdag. Het was 10 maart (
gelet op de datum van de aangifte begrijpt de rechtbank: 10 maart 2016).
V: Waar zit deze winkel gevestigd?
A: In [vestigingsplaats ] .
O: Je vertelde dat je met je rug tegen de keukenkastjes stond en geen kant op kon. En dan staat tegenover jou jouw werkgever en hij pakt dan met zijn handen jouw gezicht.
A: Hij probeerde met zijn mond mijn mond te zoenen en hij ging met zijn hoofd naar voren. Het lukte hem niet omdat ik met mijn hoofd naar achteren ging en telkens zei "nee, nee". Hij heeft mij nog steeds vast en doet dezelfde poging. De zoen is niet gelukt. Hij ging toen met zijn hoofd naar beneden om mijn borsten te zoenen. Hij heeft de bovenkant van mijn borsten met zijn mond wel geraakt. Ik voelde dit aan de linkervoorkant van mijn borst. Het voelde warm zeg maar. Hij deed dit met zijn lippen.
[getuige 1]is op 16 december 2016 als getuige gehoord. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik liep in de [winkel] . Ik zag dat [slachtoffer] in de winkel stond. Ik zag dat zij stond te huilen. Ik vroeg aan haar wat er gebeurd was. Zij vertelde dat waar zij werkte het gebeurd was. Dat de eigenaar haar geprobeerd had te kussen. Ik weet niet meer zeker of zij toen vertelde dat de eigenaar met zijn hoofd tussen haar borsten was gegaan of dat hij haar borsten had vastgepakt. Hij had in ieder geval aan haar borsten gezeten. Daar ging het om.
V: Hoe was het met haar emoties toen zij dit aan je vertelde?
A: Aan het huilen en heel erg in de war. Het was wel iets ergs geweest. Je gaat tenslotte niet zomaar in een hoekje van de [winkel] staan huilen.Ik kan zo terughalen wanneer het is geweest.
O: Getuige [getuige 1] kijkt hiervoor op zijn eigen mobiele telefoon.
A: Ik zie dat zij op 17 maart 2016 de aangifte heeft gedaan. Ik zie dit op mijn Facebook. Dat moet dan rond 10 maart geweest zijn denk ik.
[getuige 2]is op 27 juni 2016 als getuige gehoord. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik werd door onze zoon gebeld dat [slachtoffer] was aangerand door haar werkgever. Ik ben samen met mijn vrouw naar [slachtoffer] toegegaan. We zijn naar binnen gegaan en [slachtoffer] stond in de keuken te huilen. Mijn vrouw is toen naar [slachtoffer] toegegaan en heeft [slachtoffer] proberen te troosten, dat lukte niet. Wij zeiden dat als er iets gebeurd zou zijn, zij aangifte zou moeten doen. Toen we binnenkwamen was ze behoorlijk overstuur en ik twijfel er niet aan dat het wel gebeurd is.[slachtoffer] heeft gezegd dat die man voor haar stond en dat zij in een hoek stond.
V: Tegen wie heeft zij aangifte gedaan?
A: Tegen haar werkgever.
Bewijsoverwegingen subsidiair tenlastegelegde
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Door en namens de verdachte is gesteld dat verdachte aangeefster op 10 maart 2016 niet heeft aangerand en dat aangeefster slechts aangifte heeft gedaan met een ander motief, te weten het ontvangen van een uitkering als zij zou stoppen met werken bij het bedrijf van verdachte. Haar verklaringen zijn dan ook niet betrouwbaar.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. [slachtoffer] heeft meerdere verklaringen afgelegd waarin zij concreet, gedetailleerd en consistent heeft verklaard over wat er op 10 maart 2016 tussen haar en verdachte is voorgevallen. Dit betreft onder andere de manier waarop zij door verdachte werd klemgezet in de keuken, hoe hij haar bij haar gezicht vastpakte, probeerde te zoenen op haar mond en bij haar borsten en dat hij zei dat hij haar wilde proeven. Ook over de wijze waarop zij aan verdachte heeft aangegeven dat zij dit niet wilde heeft zij specifiek en consistent verklaard. Zo heeft zij verklaard dat zij met haar hoofd naar achteren ging en telkens zei "nee, nee" en zei dat zij dat niet wilde.
Haar verklaringen zijn op belangrijke punten ook verifieerbaar. Zo wordt haar verklaring ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] , aan wie zij vlak na de aanranding huilend heeft verteld wat er was gebeurd. Getuige [getuige 1] verklaart eveneens dat [slachtoffer] werkgever haar probeerde te zoenen en dat hij aan haar borsten zou hebben gezeten. Ook heeft hij verklaard dat hij zag hoe overstuur en verdrietig aangeefster was. Daarnaast worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] die op 10 maart 2016 werd gebeld door zijn zoon – de toenmalige vriend van aangeefster – die zei dat aangeefster was aangerand door haar werkgever. Getuige [getuige 2] is vervolgens samen met zijn vrouw naar de woning van aangeefster gegaan en trof aangeefster daar overstuur – ontroostbaar zelfs – aan. Ook heeft zij getuige [getuige 2] verteld dat haar werkgever voor haar stond en zij in een hoek stond.
Het voorgaande, in samenhang bezien, maakt dat de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar acht en zal bezigen tot het bewijs.
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 maart 2016 heeft geprobeerd aangeefster aan te randen. De rechtbank zal het subsidiair tenlastegelegde dan ook bewezen verklaren (zoals hieronder onder kopje 5 is weergegeven).
Voorwaardelijk verzoek horen aangeefster als getuige
De raadsman heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan aangeefster opnieuw te horen als getuige. Volgens de verdediging heeft zij geen effectief ondervragingsrecht gehad nu de rechter-commissaris het stellen van een tweetal vragen aan aangeefster heeft belet.
De rechtbank wijst dat verzoek af. De rechtbank ziet niet in dat beantwoording van die twee vragen bijdraagt aan de beantwoording van een van de vragen van artikel 348 en 350 Sv. Dat de verdediging op 3 november 2020 nog andere vragen aan aangeefster had willen stellen, wordt weersproken door het proces-verbaal van het verhoor, waarin is gerelateerd dat de raadsman heeft opgemerkt geen verdere vragen te hebben. Evenmin heeft de verdediging ter zitting naar voren gebracht welke andere vragen zij aangeefster had willen stellen.