In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eisers, die eerder bijzondere bijstand voor waskosten hebben ontvangen, dienden op 19 mei 2021 een nieuwe aanvraag in voor bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten, kleding en beddengoed. Deze aanvraag werd afgewezen op 8 juni 2020, en het bezwaar hiertegen werd op 26 januari 2021 ongegrond verklaard. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 15 juni 2021, die via Skype plaatsvond, hebben eisers hun standpunt toegelicht, waarbij zij stelden dat hun energie- en waterverbruik hoger was dan dat van een gemiddeld gezin van vijf personen, en dat zij extra kosten maakten door transpiratieproblemen van eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag is afgewezen omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij meerkosten hebben in vergelijking met een gemiddeld gezin. De rechtbank verwijst naar de richtlijnen van het Nibud en concludeert dat eisers niet in hun bewijslast zijn geslaagd. De rechtbank oordeelt dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, niet zijn aangetoond als noodzakelijk en dat de aanvraag terecht is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman en openbaar gemaakt op 12 augustus 2021.