ECLI:NL:RBMNE:2021:3851

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
UTR 21/1141
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten op grond van de Participatiewet

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eisers, die eerder bijzondere bijstand voor waskosten hebben ontvangen, dienden op 19 mei 2021 een nieuwe aanvraag in voor bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten, kleding en beddengoed. Deze aanvraag werd afgewezen op 8 juni 2020, en het bezwaar hiertegen werd op 26 januari 2021 ongegrond verklaard. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 15 juni 2021, die via Skype plaatsvond, hebben eisers hun standpunt toegelicht, waarbij zij stelden dat hun energie- en waterverbruik hoger was dan dat van een gemiddeld gezin van vijf personen, en dat zij extra kosten maakten door transpiratieproblemen van eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag is afgewezen omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij meerkosten hebben in vergelijking met een gemiddeld gezin. De rechtbank verwijst naar de richtlijnen van het Nibud en concludeert dat eisers niet in hun bewijslast zijn geslaagd. De rechtbank oordeelt dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, niet zijn aangetoond als noodzakelijk en dat de aanvraag terecht is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman en openbaar gemaakt op 12 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1141

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] (eiser) en [eiseres] (eiseres), te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. R. Kaya),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: drs. E.H. Siemeling).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers van 19 mei 2020 om bijzondere bijstand voor slijtage- en waskosten, kleding en/of beddengoed op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 26 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skypeverbinding plaatsgevonden op 15 juni 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
2. Eisers hebben eerder op 15 februari 2018 een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend voor de waskosten, omdat eiser bovenmatig zweet. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen en het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. In de beroepsprocedure hebben partijen een schikking getroffen. Daarbij was afgesproken dat eiser binnen drie maanden na
8 juli 2019 een verklaring van een dermatoloog zal overleggen waaruit blijkt of behandeling voor de transpiratieproblemen mogelijk is.
3. Eisers hebben in de periode van 1 januari 2018 tot en met mei 2021 maandelijks € 51,- bijzondere bijstand gekregen voor de waskosten.
Huidige procedure
4. Eisers hebben op 19 mei 2021 bijzondere bijstand gevraagd voor slijtage- en waskosten, kleding en/of beddengoed. Ter onderbouwing van deze aanvraag hebben eisers een energienota van Eneco ingebracht waaruit blijkt dat zij in één jaar 3042 kilowattuur (kwh) aan stroom hebben verbruikt. Ook hebben zij een nota van Vitens overgelegd waaruit blijkt dat zij 97m3 aan water hebben verbruikt in de periode van 26 november 2018 tot en met 31 oktober 2019.
Standpunt verweerder
5. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van meerkosten ten opzichte van een ander gezin dat bestaat uit vijf personen. Verweerder heeft zijn standpunt gebaseerd op de richtlijnen van het Nibud waaruit volgt dat een gezin van vijf personen gemiddeld 4180 kWh aan stroom per jaar en 184m3 aan water verbruikt. Wat eisers hebben verbruikt is minder dan het gemiddeld verbruik voor een gezin van vijf personen. Volgens verweerder betekent dit dat eisers niet hebben aangetoond dat de slijtage- en waskosten, waarvoor zij bijzondere bijstand vragen, zich voordoen.
Standpunt eisers
6. Eisers voeren in beroep aan dat zij met de nota’s van Eneco en Vitens hebben aangetoond dat zij vanwege eisers transpiratieproblemen meer kosten aan energie- en waterverbruik hebben gemaakt dan voorgaande jaren. Eisers stellen dat verweerder ten onrechte het energie- en waterverbruik vergelijkt met de Nibud richtlijnen. Daarbij wijst eiser erop dat hij minder apparatuur in huis heeft dan een gemiddeld gezin, waardoor zij energiekosten besparen. Ook hebben zij extra kosten voor het dieet van de kinderen en moeten zij rondkomen van een minimum inkomen. Volgens eisers moeten hun draagkracht en individuele situatie en niet de Nibud richtlijnen leidend zijn voor de vraag of zij voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Tot slot stellen eisers dat verweerder in het bestreden besluit – voor de vergelijking met Nibud richtlijnen - ten onrechte naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 juli 2017 [1] verwijst, omdat die gaat over de waskosten van een persoon in een zorginstelling, zodat die vergelijking niet opgaat.

Toetsingskader

7. In artikel 35, eerste lid, van de Pw is, voor zover relevant, bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande recht op bijzondere bijstand heeft voor zover de alleenstaande niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
8. Op grond van vaste rechtspraak van de CRvB dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Pw, eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. [2]

Oordeel rechtbank

9. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting heeft aangevoerd dat de Nibudgegevens die op pagina 5 van het bestreden besluit zijn genoemd betrekking hebben op een normaal gezin van vijf personen. Met de verwijzing naar de uitspraak van de CRvB van 11 juli 2017 heeft verweerder beoogd aan te voeren dat hij bij de beoordeling van eisers’ aanvraag mag uitgaan van de Nibudgegevens. De rechtbank onderschrijft verweerder in dat standpunt en verwijst daarvoor naar de uitspraak van de CRvB van 13 december 2016 [3] .
10. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat een aanvrager in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk moet maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. De bewijslast van bijstandbehoevendheid rust dus in beginsel op de aanvrager zelf. [4]
11. De rechtbank is van oordeel dat eisers niet in die bewijslast zijn geslaagd. Uit de door verweerder genoemde Nibudgegevens blijkt dat een gezin van vijf personen op jaarbasis gemiddeld 4180 kwwH aan stroom en 184 m3 aan water verbruikt. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers met de door hen overgelegde stukken niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij meerkosten hebben in verband met slijtage en/of bewassing van kleding en beddengoed. De stelling van eisers dat zij energiebesparende maatregelen hebben getroffen en dat zij ook meerkosten hebben vanwege extra wasbeurten en het gebruik van meer wasmiddel, noodzakelijke vervanging van versleten kleding en beddengoed (door het veelvuldig wassen en blijvende zweetvlekken) en voor het dieet van hun kinderen, geeft geen verklaring voor het lage stroom- en waterverbruik van eisers. Ook hebben zij de meerkosten niet met verifieerbare gegevens onderbouwd, zodat dit verweerder niet tot een ander standpunt heeft hoeven leiden.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt via publicatie op rechtspraak.nl
- de rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen -
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 mei 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1620).
3.ECLI:NL:CRVB:2016:5012, rechtsoverweging 4.3.3.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 11 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3725).