ECLI:NL:CRVB:2014:3725
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor kosten van woningbezichtigingen en onderbouwing gemaakte kosten
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten van woningbezichtigingen door appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had op 30 november 2011 en 3 december 2012 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woningbezichtigingen in 2012 en 2013. Het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur had bij besluiten van 27 december 2011 en 19 december 2012 bijstand toegekend, maar onder de voorwaarde dat appellant in een kansrijke positie verkeert, met een kans van 1 op 3, voor de toewijzing van de woning. Appellant was het niet eens met de voorwaarden die het college had gesteld en ging in beroep.
De rechtbank heeft in haar uitspraken geoordeeld dat het college niet bevoegd was om extra voorwaarden te stellen en dat appellant voldoende bewijs moest leveren voor de gemaakte kosten. De Raad voor de Rechtspraak heeft de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank beoordeeld. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de voorwaarden die aan de bijstandsverlening zijn verbonden, niet zodanig beperkend zijn dat appellant niet in staat is om de gemaakte kosten voor woningbezichtigingen te onderbouwen. De Raad bevestigt de uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat appellant de bewijslast heeft om aan te tonen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dat hij in een kansrijke positie verkeert.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en stelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 november 2014.