8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en/of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer met een kettingslot aan de achterzijde van het lichaam bij de nek te slaan.
Het slachtoffer heeft ten gevolge van het slaan met het kettingslot een gebroken nekwervel opgelopen. Het dragen van een zogenaamde Philadelphia kraag gedurende een periode van 6 weken was noodzakelijk om de nekwervelfractuur te laten helen. Hij was gedurende die periode niet in staat te werken en bij te dragen aan het huishouden. Hij voelt zich hierover erg schuldig naar zijn gezin toe. Na deze periode van zes weken was zijn nek nog stijf en onvoldoende belastbaar, maar met behulp van fysiotherapie is het fysieke herstel vervolgens positief verlopen. De emotionele impact is echter groot gebleven. Hij is getraumatiseerd geraakt en kan niet meer onbevangen naar buiten gaan. Daarbij speelt een rol dat het incident voor het slachtoffer geheel uit het niets kwam. Ook speelt het besef dat het toegebrachte letsel nog ernstigere vormen had kunnen aannemen.
De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Tegelijkertijd houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij de door de deskundigen vastgestelde stoornissen een grote rol spelen.
Het slachtoffer ziet ook in dat de oorzaak van het handelen van verdachte mede is gelegen in de door de deskundigen vastgestelde stoornissen. Daar waar het slachtoffer eerst vooral wrok voelde naar de verdachte toe, wil hij nu vooral dat verdachte word geholpen om te voorkomen dat een dergelijk incident zich nogmaals voor zal doen.
Het handelen van verdachte geeft wel aanleiding tot het opleggen van een straf en een maatregel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking wat de deskundigen over verdachte hebben gerapporteerd, dan wel hebben verklaard op de terechtzitting.
Psychiater Ronhaar heeft ingeschat dat het recidiverisico op lange termijn matig tot hoog is, als verdachte zonder behandeling zou terugkeren in de maatschappij. Hij komt tot deze inschatting op basis van de conclusie dat de basis van de pathologie van verdachte chronisch van aard is en ook in de toekomst van invloed zal zijn. Dat betekent dat verdachte onder wisselende en moeilijk voorspelbare situaties opnieuw het overzicht kan verliezen en tot impulsieve acties kan overgaan. Dat geldt in sterkere mate als hij te maken krijgt met situaties waarin anderen zijn vaste routines en opvattingen doorkruisen.
Hij heeft volgens de psychiater een voldoende intensieve behandeling nodig in een omgeving waar men ontregelingen kan hanteren. Een klinische behandeling in een Forensisch Psychiatrische Centrum (FPC) acht de psychiater daartoe aangewezen. Daar kan hij goed in beeld blijven. De klinische behandeling en het daaropvolgende ambulante begeleidingstraject dienen langdurig en voldoende intensief vormgegeven te worden, waarbij verdachte ook vol moet houden als het moeilijk voor hem wordt. Een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel is daarvoor niet toereikend, vooral omdat het gehele traject van noodzakelijke behandeling en begeleiding meer tijd zullen vergen dan dat binnen dit kader mogelijk is. Daarom adviseert de psychiater - mede gelet op de ernst van verdachtes pathologie, de hoogte van het recidivegevaar en de noodzaak van een verplicht behandelkader – een behandeling in het kader van een maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden.
Psycholoog Willigenburg heeft het recidiverisico op lange termijn ook ingeschat als matig tot hoog. Het is volgens de psycholoog van belang meer inzicht te krijgen op triggers die verdachte belasten en waardoor stress verder kan oplopen en uitmonden in verbaal en fysiek agressief gedrag. Daarvoor is het nodig hem gedurende een langere periode te monitoren. Plaatsing in een kliniek, waar specialistische kennis aanwezig is over hersenletsel, autisme en suikerziekte, is daarvoor aangewezen. Eventueel kan deze expertise deels van buiten worden ingeschakeld. Wanneer er een meer verfijnd beeld is ontstaan van de risicofacto-
ren, kan een signaleringsplan en terugvalpreventieplan worden opgesteld, die vooral ook voor de omgeving (wegens signalerende functie) relevant is. Vervolgens kunnen stappen worden gezet naar resocialisatie. Daarbij heeft verdachte steun en begeleiding nodig op veel levensgebieden, waarmee wordt tegemoetgekomen aan zijn cognitieve, sociale en somatische problemen.
Net als de psychiater adviseert de psycholoog een maatregel tot TBS met voorwaarden. In het kader van deze maatregel kan verdachte eerst gedurende enige tijd, de inschatting is zes tot twaalf maanden, in een FPC verblijven waar een voldoende hoog beveiligingsniveau is. Resocialisatie kan vanuit het FPC gebeuren, waar verdachte tijdelijk kan worden teruggeplaatst als er sprake is van oplopende spanning en een toenemend risico op gewelddadig gedrag.
De reclassering heeft op 14 juni 2021 een maatregelenrapport opgesteld. De reclassering is van mening dat een maatregel tot TBS met voorwaarden haalbaar is en heeft voorwaarden geadviseerd om aan de maatregel te verbinden. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan deze voorwaarden.
De deskundige van de reclassering heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij het maatregelenrapport. Daarbij heeft zij opgemerkt dat er op dit moment geen wachtlijst is voor het beoogde FPC.
De rechtbank stelt voorop dat zij begrijpt dat de oplegging van een maatregel tot TBS voor verdachte een grote stap is. Zij ziet ook dat de hulpverlening voor verdachte tot op heden niet goed van de grond is gekomen. Ook ziet zij, zoals verdachte ter terechtzitting zelf heeft verklaard, dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De aard en ernst van het feit, in combinatie met de bij verdachte vastgestelde stoornissen die mede tot het plegen van het strafbare feit hebben geleid, vragen echter om een strafrechtelijke reactie van voldoende gewicht. Een strafrechtelijk kader met justitieel toezicht is noodzakelijk om het recidiverisico voldoende terug te dringen en de veiligheid van de omgeving voldoende te garanderen. Het door verdachte voorgestelde kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke strafdeel, is daartoe ontoereikend. Zoals de deskundigen hebben toegelicht, zal het benodigde traject meer tijd nodig hebben dan door middel van een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden kan worden gerealiseerd. Het inzicht van verdachte dat hij hulp nodig heeft en zijn aanvaarding mee te werken aan voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, kunnen wel bijdragen aan een voorspoedig verloop van het traject. Dit inzicht en deze aanvaarding zijn ook reden dat met een maatregel tot TBS kan worden volstaan en dat er geen aanleiding wordt gezien voor de maatregel tot TBS met dwangverpleging.
De rechtbank zal het advies van de deskundigen dan ook volgen en de maatregel tot TBS met voorwaarden opleggen, waarbij de voorwaarden zullen worden ingevuld op de wijze als in het maatregelenrapport van de reclassering geadviseerd. Daarbij merkt de rechtbank op dat niet aan alle voorwaarden direct uitvoering zal worden gegeven. Aan onderdelen van de voorwaarden zal pas uitvoering worden gegeven als daartoe aanleiding bestaat. Dat kan bijvoorbeeld gelden voor de voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan financiële hulpverlening als dit geïndiceerd is.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op zijn plaats. Dat is een gevangenisstraf van 283 dagen. De rechtbank acht het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk met zijn behandeling kan starten. De deskundige van de reclassering heeft ter terechtzitting ook verklaard dat er op dit moment geen wachtlijst is voor een opname in het beoogde FPC. Een gevangenisstraf van 12 maanden, zoals door de officier van justitie is gevorderd, acht de rechtbank niet aan de orde. Daarbij speelt mee dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie. Ook wil de rechtbank hiermee benadrukken dat het feit slechts in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen reden aan hem een langere gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. In die zin zal zij afwijken van het advies van de reclassering en de eis van de officier van justitie. De rechtbank vertrouwt erop dat het kader van de maatregel tot TBS met voorwaarden een toereikend vangnet vormt bij de resocialisatie van verdachte.
De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 283 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank overgaan tot het opleggen van de maatregel tot TBS met voorwaarden. Aan alle voorwaarden daarvoor is voldaan. Het bewezen verklaarde feit is een feit waarvoor volgens de wet TBS opgelegd kan worden. Daarnaast eist de algemene veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel. Dat oordeel is gegrond op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling. Nu de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan. Omdat het om een misdrijf gaat dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en ernstig rekening moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan, zal de rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.