ECLI:NL:RBMNE:2021:3614

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
16.240326.20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling met bewezenverklaring poging zware mishandeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 23 december 2020 in IJsselstein betrokken was bij een gewelddadig voorval met een kettingslot. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling van het slachtoffer. Tijdens de zittingen op 4 januari, 19 mei en 15 juli 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een kettingslot heeft geslagen en de nek van het slachtoffer heeft dichtgedrukt, maar kon niet vaststellen dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde echter dat er wel sprake was van poging tot zware mishandeling, omdat het slachtoffer een gebroken nekwervel had opgelopen door de slagen met het kettingslot. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 283 dagen, met aftrek van het voorarrest, en heeft de maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.608,80 aan schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.240326.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] , locatie [plaatsnaam 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 januari 2021 (pro forma), 19 mei 2021 (pro forma) en 15 juli 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. W.B. Gaasbeek en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T.J.F. Wassenaar, advocaat te 's-Hertogenbosch, en de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van wat de deskundige [A] op de terechtzitting over de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft toegelicht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 23 december 2020 te IJsselstein heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door met een kettingslot tegen het hoofd en/of de nek en/of de schouder en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en door zijn keel dicht te drukken;
subsidiair
op 23 december 2020 te IJsselstein aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nekwervel, heeft toegebracht door met een kettingslot tegen het hoofd en/of de nek en/of de schouder en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en door zijn keel dicht te drukken;
meer subsidiair
op 23 december 2020 te IJsselstein heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een kettingslot tegen het hoofd en/of de nek en/of de schouder en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en door zijn keel dicht te drukken;
meest subsidiair
op 23 december 2020 te IJsselstein [slachtoffer] heeft mishandeld, door met een kettingslot tegen het hoofd en/of de nek en/of de schouder en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en door zijn keel dicht te drukken, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken nekwervel, heeft opgelopen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak poging doodslag
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [slachtoffer] (het slachtoffer).
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het van het leven beroven van het slachtoffer. De gedragingen van verdachte, zoals die kunnen worden vastgesteld, kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood dat deze – behoudens contra indicaties – niet anders kunnen zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg, de dood van het slachtoffer, heeft aanvaard.
Vastgesteld kan worden dat verdachte met een kettingslot slaande bewegingen heeft gemaakt richting het slachtoffer. Daarbij raakte het kettingslot éénmaal het hoofd van het slachtoffer ter hoogte van zijn oor terwijl het slachtoffer de ketting probeerde af te weren en éénmaal zijn nek, schouder en achterzijde van zijn lichaam. De laatste slag heeft het slachtoffer met zijn armen helemaal afgeweerd. Vervolgens heeft verdachte de nek van het slachtoffer dichtgedrukt door zijn arm om de nek van het slachtoffer heen te slaan.
Het op deze manier slaan met een kettingslot en dichthouden van de nek levert geen aanmerkelijke kans op de dood op. Daarbij betrekt de rechtbank het gewicht van het kettingslot. Dit was 0,74 kilogram. Van het slaan met een ketting van dit gewicht gaat een minder grote impact uit dan van het slaan met een zwaardere ketting. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer zodanig vasthield om de nek, dat deze gedraging was gericht op het veroorzaken van verstikking.
Vrijspraak zwaar lichamelijk letsel
Van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken.
Voor een bewezenverklaring van zware mishandeling moet sprake zijn van zwaar lichamelijk letsel. Ten gevolge van de slag met het kettingslot tegen de nek, de schouder en achterzijde van het lichaam, heeft het slachtoffer een gebroken nekwervel opgelopen. Bij de beoordeling van de vraag of een fractuur zwaar lichamelijk letsel oplevert, is onder meer van belang of operatief ingrijpen van een zekere ernst noodzakelijk is. Een ander mogelijk gezichtspunt betreft het ontbreken van uitzicht op herstel. [1]
Operatief ingrijpen was in het geval van het slachtoffer niet noodzakelijk. Wel heeft hij voor het herstel van de fractuur zes weken een gipshalskraag moeten dragen. Aansluitend aan het dragen van de gipshalskraag heeft hij fysiotherapie nodig gehad om zijn nek te immobiliseren. Deze behandeling is positief verlopen en inmiddels afgerond. Het slachtoffer voelt nog wel een beperking in zijn bewegingsvrijheid. Niet vastgesteld kan echter worden dat deze beperking zodanig is dat kan worden gesproken van een langere periode van herstel, die als criterium kan dienen voor het aannemen van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij betrekt de rechtbank dat de fysiotherapeut voor een doorverwijzing naar een andere medische specialist op fysiek gebied geen aanleiding heeft gezien. De grootste blijvende schade lijkt de psychische schade te zijn. Langdurige psychische schade wordt echter niet betrokken bij de beoordeling van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Bewezenverklaring poging zware mishandeling
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
De bewijsmiddelen
De rechtbank stelt de feiten en omstandigheden vast op basis van de volgende wettige bewijsmiddelen [2] :
[slachtoffer] heeft als aangever – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 23 augustus 2020 ging ik hardlopen te [plaatsnaam 2] . Op het moment dat ik de tunnel aan de [straatnaam 1] uitliep, zag ik dat een fietser mijn richting op reed. Ik zag dat de man een kettingslot vast had. Ik zag dat de man met het kettingslot begon te zwaaien. Ik zag dat hij op mij afreed. Vervolgens zag ik dat de man de ketting met een slaande beweging in mijn richting bewoog. Ik stapte opzij en weerde de ketting af met mijn linkerarm door deze voor mijn hoofd te houden. Ik voelde dat de ketting mijn onderarm raakte en ondanks dat ik probeerde af te weren ook mijn hoofd raakte. Ik voelde dat de ketting mijn hoofd raakte ter hoogte van mijn oor. Ik zag dat de man de ketting weer met een slaande beweging in mijn richting bewoog. Ik voelde dat de ketting mijn schouder raakte en de achterzijde van mijn lichaam. Ik voelde een enorme pijn en raakte door de klap uit balans. Ik zag dat de man op mij afsprong. Hij pakte mij vervolgens bij mijn nek door zijn arm om mij nek heen te slaan. [3]
[getuige] heeft als getuige – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard.
Op 23 september 2020 parkeerde ik mijn auto op de kruising van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] te [plaatsnaam 2] . Ik zag dat een man met een kettingslot uithaalde en tegen de linkerkant van het hoofd van het slachtoffer sloeg. Ik zag dat het met kracht was, omdat het met een aardige snelheid ging. Ik zag dat het slachtoffer op zijn rug op de grond viel. Ik zag dat de man die geslagen had er direct bovenop sprong. Ik zag dat de man met één knie op de keel van het slachtoffer zat. [4]
Verdachte heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard.
Vanmorgen (
de rechtbank begrijpt: op 23 september 2020)was ik op de fiets te [plaatsnaam 2] . Er kwam een man aan. Ik pakte mijn slot.
Ik heb de man geslagen. Op een gegeven moment had ik de man klem. [5] Ik weet niet waarmee ik de man heb geslagen.
Ik heb met de ketting gezwaaid.
Ik had de man in een soort houdgreep. [6]
Verbalisant [verbalisant] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
De ketting waarmee de verdachte het slachtoffer heeft geslagen had een gewicht van 0,74 kilogram. [7]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft met de hiervoor vastgestelde gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de nek een zeer kwetsbaar en vitaal gedeelte is van het menselijk lichaam. Door de gedragingen van verdachte had ook een breuk van een andere orde in de nekwervels kunnen ontstaan. De noodzaak van operatief ingrijpen van een zekere ernst had dan tot de mogelijkheden behoord. Ook hadden belangrijke zenuwen kunnen worden geraakt, door het verschuiven van nekwervels. In dat geval zou de mogelijkheid van herstel onzeker zijn geweest. Dat verdachte na het slaan met de ketting de nek van het slachtoffer heeft dichtgedrukt door zijn arm om de nek te houden, heeft de aanmerkelijke kans op het intreden van dergelijke gevolgen vergroot.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank aan de bespreking van het meest subsidiair ten laste gelegde niet toe.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
meer subsidiair:
op 23 september 2020 te [plaatsnaam 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] meermalen met kracht met een kettingslot tegen het hoofd, de nek, de schouder en de achterzijde van het lichaam heeft geslagen, en
- met zijn arm de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Poging tot zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport van 15 april 2021, opgemaakt door P.K.J. Ronhaar, psychiater;
- een rapport van 14 april 2021, opgemaakt door M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog;
- een rapport van 22 maart 2021, opgemaakt door G.J.W. Pol, GZ-psycholoog (forensisch neuropsycholoog).
Het rapport, opgemaakt door psychiater Ronhaar houdt onder meer het volgende in.
Verdachte is lijdende aan een psychische stoornis in de vorm van een autismespectrum-
stoornis zonder beperkingen van de taal en zonder beperkingen in de intelligentie.
Door zijn autismespectrumstoornis is hij inflexibel in zijn denken, houdt hij lang vast aan eigen opvattingen en overtuigingen en kan hij zich moeilijk verplaatsen in standpunten van anderen. Door de cognitieve beperkingen verliest hij bovendien bij meer complexe of stressvolle (sociale) situaties relatief snel het algehele overzicht. Hij is dan minder goed in staat tot anticipatoir en doelgericht gedrag en komt eerder dan de gemiddelde persoon tot impulsief gedrag. Niet uitgesloten kan worden dat verdachte door niet aangeboren hersenletsel ten gevolge van een ongeval in 2011 minder goed in staat is zijn impulsen te remmen.
Van het voorgaande was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen. Of verdachte naast het voorgaande ook last had van een eventueel ontregelde diabetes, zoals verdachte zelf suggereert, valt volgens de psychiater niet te achterhalen.
Het rapport, opgemaakt door psycholoog Willigenburg, houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een veelheid aan psychische problematiek, die elkaar negatief beïnvloedt. Verdachte lijdt sinds jonge leeftijd aan suikerziekte waardoor er schommelingen in zijn energiepeil en stemming zijn. Verder is sprake van een autismespectrumstoornis waardoor er beperkingen zijn in de sociale interactie, communicatie, flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Tenslotte is er als gevolg van het ongeluk in 2011 sprake van cognitieve stoornissen op het gebied van geheugen, aandacht, tempo en organisatie. In algemene zin kan daardoor worden gesteld dat verdachtes aanpassingsvermogen sterk tekortschiet en dat dit met name zichtbaar wordt bij een toename van stressbronnen en/of kwetsbaarheid. Een tekortschietend aanpassingsvermogen uit zich bij verdachte in toenemend wantrouwen, overprikkeling en een toegenomen focus op details, en een afname van de frustratietolerantie en de impulscontrole, wat kan leiden tot verbaal of fysiek agressief gedrag.
Van voorgaande stoornissen en beperkingen was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte werden daardoor beïnvloed.
Het rapport van neuropsycholoog Pol houdt onder meer het volgende in.
Verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de zin van een uitgebreide
neurocognitieve stoornis door multiple oorzaken. Deze stoornis bestaat uit een
trage verwerkingssnelheid, een geheugenstoornis, een beperkt vermogen om te
plannen, een gebrekkige impulscontrole en een suboptimale sociale cognitie. Hiervan was sprake ten tijde van het ten laste gelegde. In hoeverre de bij betrokkene bestaande neurocognitieve stoornis relevant is voor (de totstandkoming van) het ten laste gelegde, kan op grond van het neuropsychologisch onderzoek alleen niet beantwoord worden beantwoord.
De neuropsycholoog heeft gelet op het voorgaande geen advies kunnen geven over de mate waarin het ten laste gelegde aan verdachte kan worden toegerekend. De andere twee deskundigen adviseren het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt dit advies over en zal hiermee rekening houden bij de keuze van de op te leggen straf en/of maatregel. Het voorgaande betekent dat verdachte wel strafbaar is.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- de oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering in het maatregelenrapport van 14 juni 2021 en met bevel de maatregel tot terbeschikkingstelling dadelijk uitvoerbaar te verklaren;
- oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte inziet dat hij hulp en behandeling nodig heeft. De maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden vindt hij echter een grote stap, met name omdat hij nooit eerder adequate hulp en begeleiding heeft gehad. Ook is hij niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. De voorkeur van verdachte gaat dan ook uit naar een straf met een voorwaardelijk deel, waaraan hulp en behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Toch is hij wel bereid mee te werken aan de voorwaarden zoals geformuleerd in het maatregelenrapport, in het geval de rechtbank de eis van de officier van justitie volgt en aan hem de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden oplegt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerking
Bij het bepalen van de op te leggen straf en/of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer met een kettingslot aan de achterzijde van het lichaam bij de nek te slaan.
Het slachtoffer heeft ten gevolge van het slaan met het kettingslot een gebroken nekwervel opgelopen. Het dragen van een zogenaamde Philadelphia kraag gedurende een periode van 6 weken was noodzakelijk om de nekwervelfractuur te laten helen. Hij was gedurende die periode niet in staat te werken en bij te dragen aan het huishouden. Hij voelt zich hierover erg schuldig naar zijn gezin toe. Na deze periode van zes weken was zijn nek nog stijf en onvoldoende belastbaar, maar met behulp van fysiotherapie is het fysieke herstel vervolgens positief verlopen. De emotionele impact is echter groot gebleven. Hij is getraumatiseerd geraakt en kan niet meer onbevangen naar buiten gaan. Daarbij speelt een rol dat het incident voor het slachtoffer geheel uit het niets kwam. Ook speelt het besef dat het toegebrachte letsel nog ernstigere vormen had kunnen aannemen.
De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Tegelijkertijd houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij de door de deskundigen vastgestelde stoornissen een grote rol spelen.
Het slachtoffer ziet ook in dat de oorzaak van het handelen van verdachte mede is gelegen in de door de deskundigen vastgestelde stoornissen. Daar waar het slachtoffer eerst vooral wrok voelde naar de verdachte toe, wil hij nu vooral dat verdachte word geholpen om te voorkomen dat een dergelijk incident zich nogmaals voor zal doen.
Het handelen van verdachte geeft wel aanleiding tot het opleggen van een straf en een maatregel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking wat de deskundigen over verdachte hebben gerapporteerd, dan wel hebben verklaard op de terechtzitting.
Psychiater Ronhaar heeft ingeschat dat het recidiverisico op lange termijn matig tot hoog is, als verdachte zonder behandeling zou terugkeren in de maatschappij. Hij komt tot deze inschatting op basis van de conclusie dat de basis van de pathologie van verdachte chronisch van aard is en ook in de toekomst van invloed zal zijn. Dat betekent dat verdachte onder wisselende en moeilijk voorspelbare situaties opnieuw het overzicht kan verliezen en tot impulsieve acties kan overgaan. Dat geldt in sterkere mate als hij te maken krijgt met situaties waarin anderen zijn vaste routines en opvattingen doorkruisen.
Hij heeft volgens de psychiater een voldoende intensieve behandeling nodig in een omgeving waar men ontregelingen kan hanteren. Een klinische behandeling in een Forensisch Psychiatrische Centrum (FPC) acht de psychiater daartoe aangewezen. Daar kan hij goed in beeld blijven. De klinische behandeling en het daaropvolgende ambulante begeleidingstraject dienen langdurig en voldoende intensief vormgegeven te worden, waarbij verdachte ook vol moet houden als het moeilijk voor hem wordt. Een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel is daarvoor niet toereikend, vooral omdat het gehele traject van noodzakelijke behandeling en begeleiding meer tijd zullen vergen dan dat binnen dit kader mogelijk is. Daarom adviseert de psychiater - mede gelet op de ernst van verdachtes pathologie, de hoogte van het recidivegevaar en de noodzaak van een verplicht behandelkader – een behandeling in het kader van een maatregel tot terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden.
Psycholoog Willigenburg heeft het recidiverisico op lange termijn ook ingeschat als matig tot hoog. Het is volgens de psycholoog van belang meer inzicht te krijgen op triggers die verdachte belasten en waardoor stress verder kan oplopen en uitmonden in verbaal en fysiek agressief gedrag. Daarvoor is het nodig hem gedurende een langere periode te monitoren. Plaatsing in een kliniek, waar specialistische kennis aanwezig is over hersenletsel, autisme en suikerziekte, is daarvoor aangewezen. Eventueel kan deze expertise deels van buiten worden ingeschakeld. Wanneer er een meer verfijnd beeld is ontstaan van de risicofacto-
ren, kan een signaleringsplan en terugvalpreventieplan worden opgesteld, die vooral ook voor de omgeving (wegens signalerende functie) relevant is. Vervolgens kunnen stappen worden gezet naar resocialisatie. Daarbij heeft verdachte steun en begeleiding nodig op veel levensgebieden, waarmee wordt tegemoetgekomen aan zijn cognitieve, sociale en somatische problemen.
Net als de psychiater adviseert de psycholoog een maatregel tot TBS met voorwaarden. In het kader van deze maatregel kan verdachte eerst gedurende enige tijd, de inschatting is zes tot twaalf maanden, in een FPC verblijven waar een voldoende hoog beveiligingsniveau is. Resocialisatie kan vanuit het FPC gebeuren, waar verdachte tijdelijk kan worden teruggeplaatst als er sprake is van oplopende spanning en een toenemend risico op gewelddadig gedrag.
De reclassering heeft op 14 juni 2021 een maatregelenrapport opgesteld. De reclassering is van mening dat een maatregel tot TBS met voorwaarden haalbaar is en heeft voorwaarden geadviseerd om aan de maatregel te verbinden. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan deze voorwaarden.
De deskundige van de reclassering heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij het maatregelenrapport. Daarbij heeft zij opgemerkt dat er op dit moment geen wachtlijst is voor het beoogde FPC.
De rechtbank stelt voorop dat zij begrijpt dat de oplegging van een maatregel tot TBS voor verdachte een grote stap is. Zij ziet ook dat de hulpverlening voor verdachte tot op heden niet goed van de grond is gekomen. Ook ziet zij, zoals verdachte ter terechtzitting zelf heeft verklaard, dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De aard en ernst van het feit, in combinatie met de bij verdachte vastgestelde stoornissen die mede tot het plegen van het strafbare feit hebben geleid, vragen echter om een strafrechtelijke reactie van voldoende gewicht. Een strafrechtelijk kader met justitieel toezicht is noodzakelijk om het recidiverisico voldoende terug te dringen en de veiligheid van de omgeving voldoende te garanderen. Het door verdachte voorgestelde kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke strafdeel, is daartoe ontoereikend. Zoals de deskundigen hebben toegelicht, zal het benodigde traject meer tijd nodig hebben dan door middel van een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden kan worden gerealiseerd. Het inzicht van verdachte dat hij hulp nodig heeft en zijn aanvaarding mee te werken aan voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, kunnen wel bijdragen aan een voorspoedig verloop van het traject. Dit inzicht en deze aanvaarding zijn ook reden dat met een maatregel tot TBS kan worden volstaan en dat er geen aanleiding wordt gezien voor de maatregel tot TBS met dwangverpleging.
De rechtbank zal het advies van de deskundigen dan ook volgen en de maatregel tot TBS met voorwaarden opleggen, waarbij de voorwaarden zullen worden ingevuld op de wijze als in het maatregelenrapport van de reclassering geadviseerd. Daarbij merkt de rechtbank op dat niet aan alle voorwaarden direct uitvoering zal worden gegeven. Aan onderdelen van de voorwaarden zal pas uitvoering worden gegeven als daartoe aanleiding bestaat. Dat kan bijvoorbeeld gelden voor de voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan financiële hulpverlening als dit geïndiceerd is.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op zijn plaats. Dat is een gevangenisstraf van 283 dagen. De rechtbank acht het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk met zijn behandeling kan starten. De deskundige van de reclassering heeft ter terechtzitting ook verklaard dat er op dit moment geen wachtlijst is voor een opname in het beoogde FPC. Een gevangenisstraf van 12 maanden, zoals door de officier van justitie is gevorderd, acht de rechtbank niet aan de orde. Daarbij speelt mee dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie. Ook wil de rechtbank hiermee benadrukken dat het feit slechts in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen reden aan hem een langere gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. In die zin zal zij afwijken van het advies van de reclassering en de eis van de officier van justitie. De rechtbank vertrouwt erop dat het kader van de maatregel tot TBS met voorwaarden een toereikend vangnet vormt bij de resocialisatie van verdachte.
Conclusie
De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 283 dagen, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank overgaan tot het opleggen van de maatregel tot TBS met voorwaarden. Aan alle voorwaarden daarvoor is voldaan. Het bewezen verklaarde feit is een feit waarvoor volgens de wet TBS opgelegd kan worden. Daarnaast eist de algemene veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel. Dat oordeel is gegrond op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling. Nu de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan. Omdat het om een misdrijf gaat dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en ernstig rekening moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan, zal de rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

9.BESLAG

Onder verdachte is het volgende goed in beslag genomen:
- een kabelslot met nummer [.] .
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het hiervoor genoemde goed moet worden verbeurd verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet verzet tegen de verbeurdverklaring van het in beslag genomen kabelslot.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het volgende onder verdachte in beslag genomen goed verbeurd verklaren, omdat met behulp van dit voorwerp het bewezen verklaarde feit is begaan:
- een kabelslot met nummer [.] .

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.653,51, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 1.153,51 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing in aanmerking komt.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat van de opgevoerde materiële schade de kosten van aanschaf van een nieuw scheerapparaat onvoldoende zijn onderbouwd. Niet duidelijk is volgens de verdediging wat het causaal verband is tussen deze kosten en het ten laste gelegde.
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de opgenomen immateriële schade te hoog is. Volgens de verdediging kan op basis van soortgelijke zaken met een bedrag van € 400,- worden volstaan.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De mondkapjes
De rechtbank is van oordeel dat de door het slachtoffer opgevoerde schade voor de aankoop van mondkapjes voor het dragen tijdens zijn ziekenhuisbezoek, niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het gaat om een bedrag van € 11,97. Deze schadepost staat in onvoldoende causaal verband met het ten laste gelegde feit, omdat het in de periode van het ten laste gelegde feit in het algemeen gebruikelijk en verplicht was een mondkapje te dragen.
Scheerapparaat
De rechtbank volgt de verdediging in het standpunt dat onvoldoende is onderbouwd wat het causaal verband is tussen de kosten van de aanschaf van het scheerapparaat en het ten laste gelegde. Dat betekent dat de rechtbank deze post ter hoogte van € 69,99 ook niet zal toewijzen.
Kosten voor huishoudelijke hulp
Ten aanzien van de opgevoerde kosten voor huishoudelijke hulp ter hoogte van € 958,75 overweegt de rechtbank het volgende. Bij begroting van schade wegens vervangende huishoudelijke hulp wordt het in beginsel normaal en redelijk bevonden dat gezinsleden (ook kinderen vanaf een bepaalde leeftijd) bijspringen in de huishouding als een ander gezinslid daartoe minder in staat is. Vergoeding voor mantelzorg is alleen aan de orde indien en voor zover de redelijke grens van het onderling bijspringen wordt overschreden. [8] Het slachtoffer woont samen met zijn vrouw en kinderen in de leeftijd vanaf 19 jaar. Niet gebleken is dat binnen het gezin van het slachtoffer van een overschrijding van die redelijke grens sprake is. Deze post komt daarom ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Reiskosten
Datzelfde geldt ten slotte voor de reiskosten die het slachtoffer heeft gemaakt om naar het politiebureau te gaan voor het doen van aangifte. Het gaat om een bedrag van € 4,-.Van reiskosten naar het politiebureau om aangifte te doen of een nadere verklaring af te leggen kan niet worden gezegd dat zij gemaakt zijn ‘ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade’, zoals bedoeld in artikel 6:96, tweede lid en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Zij strekken ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. De enkele omstandigheid dat een eventuele daarop volgende strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding (en dit vaak mededoelstelling van het slachtoffer is), maakt niet dat gezegd kan worden dat die reiskosten met dat doel zijn gemaakt. Deze reiskosten kunnen daarom niet als schade ten laste van verdachte worden gebracht. [9]
Overige kosten
De overige opgevoerde materiële schade voor zover die betrekking heeft op de aanschaf van overige hulpmiddelen en voor zover deze ziet op overige reiskosten, komen voor vergoeding in aanmerking. Het betreft een bedrag van om totaal € 108,80 aan materiële schade.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 108,80 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot aan de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd aan materiële schade dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
Benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen, waardoor hij alleen al op grond daarvan recht heeft op immateriële schadevergoeding in de zin van artikel 6:106, aanhef, onder b van het Burgerlijk Wetboek. Het lichamelijk letsel heeft ook psychische gevolgen met zich meegebracht die de rechtbank meeweegt bij de bepaling van de omvang van de materiële schade. De benadeelde partij is uit het niets slachtoffer geworden van een ernstig geweldsmisdrijf. Dit is een traumatische ervaring voor hem geweest, waarvan hij de emotionele gevolgen nog dagelijks ondervindt.
De rechtbank acht de hoogte van het gevorderde bedrag gelet op de omstandigheden van de zaak billijk en zal deze dan ook vaststellen op € 1.500,-. De rechtbank heeft hierbij ook gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal daarom de vordering van de immateriële schade tot het bedrag van € 1.500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.608,80, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 23 december 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 26 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 38, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 283 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
  • verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
  • verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht, welke medewerking onder andere het volgende inhoudt:
 verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
 verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien, wat nodig is om de identiteit van betrokkene vast te stellen;
 verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering, welke aanwijzingen nodig kunnen zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
 verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is, welke foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
 verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
 verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
 verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
 verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
  • verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt, welke time-out maximaal 7 weken duurt, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
  • verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
  • verdachte laat zich opnemen in [instelling 2] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, welke opname start bij aanvang van de maatregel en welke opname zolang duurt als de reclassering en kliniek nodig achtten, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling en waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
  • verdachte laat zich behandelen door [instelling 1] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, welke behandeling start aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt en waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
  • behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling en waarbij verdachte meewerkt aan de indicatie en plaatsing, als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt;
  • verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die hiervoor verantwoordelijk is, welk verblijf enkel zal worden aangevraagd als tijdens het toezicht blijkt dat dit geïndiceerd is en welk verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
  • verdachte werkt mee aan financiële hulpverlening indien dit geïndiceerd is, waarbij verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
  • verdachte werkt mee aan een traject gericht op het vinden en behouden van dagbesteding, waarbij verdachte niet verandert van dagbesteding zonder toestemming van de reclassering;
  • beveelt dat de voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • geeft opdracht aan Reclassering Nederland om de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
- een kabelslot met nummer [.] ;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor de schade ten gevolge van het meer subsidiair ten laste gelegde feit toe tot een bedrag van € 1.608,80;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 1.608,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 26 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. A.J. Reitsma en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juli 2021.
Mr. Reitsma is niet in staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 23 september 2020 te IJsselstein
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht met een kettingslot
op/tegen het hoofd, de nek, de schouder en/of de achterzijde van het lichaam
en/of schouder heeft geslagen, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op het lichaam heeft
gestompt/geslagen, en/of
- met zijn arm en/of knie de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of
dichtgedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2020 te IJsselstein
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken
(nek)wervel, heeft toegebracht door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht met een kettingslot
op/tegen het hoofd, de nek, de schouder en/of de achterzijde van het lichaam
en/of schouder te slaan, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam te
stompen/slaan, en/of
- met zijn arm en/of knie de keel van die [slachtoffer] dicht te drukken en/of
dichtgedrukt te houden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2020 te IJsselstein
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht met een kettingslot
op/tegen het hoofd, de nek, de schouder en/of de achterzijde van het lichaam
en/of schouder heeft geslagen, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op het lichaam heeft
gestompt/geslagen, en/of
- met zijn arm en/of knie de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of
dichtgedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2020 te IJsselstein [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht met een kettingslot
op/tegen het hoofd, de nek, de schouder en/of de achterzijde van het lichaam en/of schouder te slaan, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op het lichaam te stompen/slaan,
en/of
- met zijn arm en/of knie de keel van die [slachtoffer] dicht te drukken en/of
dichtgedrukt te houden,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken (nek)wervel, ten
gevolge heeft gehad.
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van met nummer PL0900-2020310270 doorgenummerd van pagina 1 tot en met 66 opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, district West-Utrecht, Basisteam [...] . Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 23 september 2020, pag. 7, 8
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , d.d. 23 september 2020, pag. 36
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 september 2020, pag. 51
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 september 2020, pag. 52
7.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , d.d. 23 september 2020, pag. 27.
8.Hoge Raad 5 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9998.
9.Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0690.