ECLI:NL:RBMNE:2021:3028

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
UTR 20/2605
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht strafontslag en ongeschiktheidsontslag van een politieagent na beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieagent (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over de rechtmatigheid van een opgelegd strafontslag en ongeschiktheidsontslag. Eiser, die meer dan 30 jaar in dienst was, kreeg strafontslag na beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag jegens een collega, de hoofdagente. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek naar de beschuldigingen onzorgvuldig was uitgevoerd. Er was onvoldoende rekening gehouden met de context van de gedragingen van eiser en de rol van de hoofdagente. De rechtbank concludeerde dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag onevenredig was aan het vastgestelde plichtsverzuim, dat voornamelijk bestond uit het versturen van twee seksueel getinte WhatsApp-berichten. De rechtbank oordeelde ook dat eiser ten onrechte geen verbeterkans was geboden, wat in strijd was met de geldende rechtsregels. Het beroep van eiser werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2605

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. van der Steeg),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. M.W. Kamper en mr. A. Kho).

Inleiding

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is van Portugees-Angolese afkomst en opgegroeid in de [wijk] . Hij is getrouwd en heeft een dochter en twee zoons. Eiser is al ruim 30 jaar in dienst bij verweerder en heeft een uitstekende staat van dienst. Hij is mede-oprichter van [denktank] , een denktank voor diversiteit binnen de politie.
2. Eiser heeft op 1 maart 2020 via whatsapp een groot aantal mensen, waaronder familieleden, vrienden en (oud)-collega’s, gevraagd een beeld te geven over hem door middel van het invullen van een vragenlijst. Eiser heeft hierbij vooraf benadrukt dat het hem er alleen om gaat dat zij een beeld van hem als persoon geven en heeft de mensen verzocht niet inhoudelijk op de zaak in te gaan. Eiser heeft in totaal 41 vragenlijsten overgelegd, waarvan 15 van (oud)-collega’s, 9 van familieleden en 17 van vrienden, waaronder ook buren. Uit de vele door eiser ingebrachte verklaringen komt het volgende beeld van hem naar voren. Eiser is een warme, betrokken medewerker, een gevoelsmens, die integer en verbindend wordt genoemd. Hij ziet altijd het goede in mensen en wordt ook wel wereldverbeteraar genoemd. Eisers wijze van communiceren uit zich in het versturen van berichten met veel emoticons en uit zich ook in het aanspreken van vrienden en collega’s met de volgende termen: ‘schoonheid’, ‘broer/zus’, ‘ik houd van je’ en ‘goed bezig’. Dit geldt in zijn communicatie naar zowel mannen als vrouwen.
3. In beroep heeft eiser, op 4 mei 2021 verklaringen overgelegd van een achttal leidinggevenden bij de politie, waaronder [A] , teamchef [locatie] , [B] Commissaris van Politie, [C] , Commissaris van Politie- plaatsvervangend sectorhoofd Eenheid [locatie] , [D] , Sectorhoofd Eenheid [eenheid] , [E] Commissaris van Politie, eenheid [eenheid] , [F] , Commissaris van Politie en [G] , Commissaris van Politie. Uit hun verklaringen over eiser komt eenzelfde beeld naar voren en daarnaast het beeld van een mensen-mens die oprecht anderen wil helpen en niet past in de mal van conservatieve leidinggevende, maar zoekt naar wegen buiten de gebaande paden. Hij wordt ook omschreven als origineel, heeft een goede grondhouding en is een a-typische figuur en heel eigenwijs. Zijn persoonlijkheid kenmerkt zich, volgens deze verklaringen, door zijn integriteit, warme persoonlijkheid en het zijn van iemand die met iedereen in verbinding staat.
4. Eiser is sinds oktober 2018 gestart als teamchef van het basisteam [basisteam] . Uit de verklaringen in het dossier volgt dat hij er in korte tijd in is geslaagd een enorm draagvlak te creëren binnen dit basisteam. In december 2018 vroeg een teamchef en collega van eiser uit [locatie] hem om een klokkenluider ( [hoofdagente] hierna aangeduid als hoofdagente) die in [locatie] werkte een veilige werkomgeving in zijn team te geven. Eiser is hierover in overleg gegaan met zijn collega teamchef van het basisteam [basisteam] . Nadat zij gezamenlijk met de hoofdagente hebben gesproken, is zij vanaf maart 2019 toegelaten tot basisteam [basisteam] . Vervolgens is op enig moment tussen de hoofdagente en haar groepschef [groepschef] (hierna: groepschef), een relatie ontstaan.
5. Uit de verklaringen in het dossier [1] komt het volgende beeld van de hoofdagente naar voren. Zij was meldster van incidenten die hadden plaatsgevonden op de [straat] in [plaats] en kon daar om die reden niet meer werken. De hoofdagente is een vrolijke, gezellige collega met een vlotte babbel en gevoel voor humor. Verder is zij enorm taalvaardig, overtuigend en manipulatief. De hoofdagente is veelvuldig ziek, vertoont sociaal onaangepast gedrag, maakt veelvuldig seksueel getinte opmerkingen en zij heeft meermalen een (buitenechtelijke) relatie met een collega gehad.
6. Uit het dossier blijkt dat de hoofdagente eerst aan [journalist] , journalist bij NRC, melding heeft gemaakt van grensoverschrijdend gedrag door eiser. [journalist] heeft vervolgens mevrouw [H] , lid van de korpsleiding van de Nationale politie benaderd.
7. Op vrijdag 27 september 2019 ontving de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de Eenheidsleiding [eenheid] informatie dat er mogelijk sprake was van ongewenste (seksueel getinte) gedragingen gepleegd door eiser jegens de hoofdagente. Op dezelfde datum is onderzoek ingesteld naar het mogelijk grensoverschrijdend gedrag van eiser richting de hoofdagente en is hem buitengewoon verlof verleend. Eiser is bij besluit van 3 oktober 2019 buiten functie gesteld en op diezelfde datum is opdracht gegeven een disciplinair onderzoek in te stellen naar mogelijk onprofessioneel handelen van hem. Op 19 november 2019 is een aanvullende opdracht gegeven om een disciplinair onderzoek in te stellen naar mogelijk misbruik van dienstmiddelen door eiser. Uit dit onderzoek bleek volgens verweerder dat eiser zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim. Verweerder besluit dan ook tot onvoorwaardelijk strafontslag van eiser en subsidiair tot ongeschiktheidsontslag. [2] Ter zitting is duidelijk geworden dat ook aan de hoofdagente strafontslag is verleend.
8. De rechtbank staat voor beantwoording van de vraag of het strafontslag, dan wel ongeschiktheidsontslag stand kan houden. Voor zover eiser heeft gesteld dat sprake is van discriminatie en dat dit volgt uit de omstandigheid dat hij in de contactlijst van de telefoon van de hoofdagente was opgeslagen onder ‘dropveter’, overweegt de rechtbank dat deze vraag niet ter beoordeling voorligt.

Het oordeel van de rechtbank

9. De rechtbank oordeelt dat verweerder aan eiser ten onrechte strafontslag heeft verleend. Gelet op de serieuze beschuldigingen – hiervoor beschreven onder 7. - die over eiser werden geuit en het artikel dat in de landelijke pers over eiser verscheen, is er terecht een onderzoek naar hem gestart. De rechtbank oordeelt echter dat het onderzoek dat vervolgens is verricht ten aanzien van alle verweten gedragingen onzorgvuldig is geweest. Daarnaast is niet vast komen te staan dat eiser alle verweten gedragingen heeft gepleegd. De rechtbank is verder van oordeel dat de (enig) overblijvende gedraging (zoals hierna vermeld onder 43) kwalificeert als plichtsverzuim, maar dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag hiervoor niet evenredig is. Tot slot oordeelt de rechtbank dat verweerder eiser ten onrechte ongeschiktheidsontslag heeft verleend omdat geen sprake is geweest van een verbeterkans.
10. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen. Daarvoor beantwoordt zij achtereenvolgens de volgende vragen:
In het kader van het strafontslag:
Was het onderzoek van verweerder zorgvuldig?
Heeft eiser zich schuldig gemaakt aan de gedragingen die hem worden verweten?
Vallen de vastgestelde gedragingen onder de definitie van plichtsverzuim?
Zijn de gedragingen aan eiser toe te rekenen?
Is het opleggen van onvoorwaardelijk strafontslag in dit geval onevenredig geweest?
In het kader van het ongeschiktheidsontslag:
6. Mocht verweerder eiser ontslaan wegens ongeschiktheid zonder dat hem een verbeterkans is gegeven?

Vraag 1: was het onderzoek zorgvuldig en onpartijdig?

11. De rechtbank concludeert dat het onderzoek niet zorgvuldig en niet volledig is geweest en daarom niet ten grondslag mocht worden gelegd aan het besluit tot strafontslag. Hieronder licht de rechtbank haar oordeel toe.
12. Eiser heeft – kort samengevat - gesteld dat sprake is van vooringenomenheid van verweerder en eenzijdigheid van het onderzoek. Er blijkt niet van enige zelfreflectie door de hogere laag van leidinggevenden zijnde het sector- en eenheidsniveau terwijl er de nodige kritiek is te leveren op de wijze waarop de politieorganisatie is omgegaan met de hoofdagente. De rol van de eenheidsleiding is onbelicht gebleven. De commissaris van politie en hoofd operatien van de eenheid [eenheid] had een grote en beslissende rol. Eiser heeft er in dit kader op gewezen dat de commissaris van politie en hoofd operatien medeverantwoordelijkheid draagt voor de ontstane situatie met hoofdagente, hij eiser al tientallen jaren kent nu hij in de jaren ’90 zijn teamchef was in [locatie] en zijn vrouw eisers coach is geweest in het kader van het Kandidatenprogramma. Nu hij ook opdracht heeft gegeven tot het onderzoek is er een mengeling ontstaan van rollen waardoor zorgvuldig onderzoek niet gewaarborgd is. De operationeel expert, [I] , uit basisteam [basisteam] , die ruime ervaring had met hoofdagente, is ondanks herhaaldelijk verzoek van eiser niet gehoord. Ook is het sectorhoofd van eiser tevens lid van het MT, de heer [J] (hierna sectorhoofd) ten onrechte niet gehoord en is de HRM-adviseur, mevrouw [K] , (hierna: HRM-adviseur) te summier gehoord. De context waarin het optreden van eiser plaatsvond, is onvoldoende belicht in het onderzoek. Tot slot is ten onrechte geen rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser pas sinds oktober 2018 is gestart als leidinggevende en de problemen in het basisteam kort daarna zijn ontstaan.
Het horen van getuigen
13. De rechtbank oordeelt dat verweerder de operationeel expert uit basisteam [basisteam] , [I] , het sectorhoofd van eiser, de echtgenote van eiser en hun zoon ten onrechte niet heeft gehoord en de HRM-adviseur, ten onrechte niet nader heeft gehoord.
14. Over het sectorhoofd van eiser overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft eiser verweten dat hij onprofessioneel heeft gehandeld en een onveilige werksituatie heeft laten ontstaan en bestaan. Dit zag op de onrust in het team over de relatie tussen de groepschef en de hoofdagente. Eiser heeft bij het VIK verklaard dat zijn sectorhoofd hem over deze relatie heeft geadviseerd om ‘het klein te houden’. Eiser heeft het VIK meerdere malen – tevergeefs - verzocht om zijn sectorhoofd hierover te horen. [3] Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat hij ten onrechte niet is gehoord door het VIK. Zijn rol en houding hadden inzicht kunnen geven in de vraag waarom eiser zich gedragen heeft, zoals hij zich gedragen heeft en in hoeverre het sectorhoofd heeft gereageerd en gehandeld op de in het team ontstane situatie. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat verweerder heeft nagelaten om het sectorhoofd te horen terwijl het sectorhoofd (uiteindelijk) wel is verschenen op de zitting zodat hij eventueel nog een nadere toelichting op de zitting kon geven.
15. Over de operationeel expert uit basisteam [basisteam] , [I] . stelt de rechtbank vast dat eiser het VIK meerdere keren heeft verzocht om hem te horen. [4] De rechtbank oordeelt dat verweerder hem ten onrechte niet heeft gehoord. Hij was immers in de periode vanaf medio 2016-2017 leidinggevende van de hoofdagente en heeft over die periode een chronologische beschrijving en “sfeerbeeld” opgesteld over de hoofdagente. Het is onzorgvuldig dat verweerder dit “sfeerbeeld” wel bij de stukken heeft gevoegd, maar hem vervolgens niet heeft gehoord nu uit dit sfeerbeeld naar voren komt dat juist hij een goed beeld kon geven over haar functioneren en gedrag en daarmee context kon bieden aan het optreden van eiser.
16. Gelet op de verweten gedragingen is de rechtbank verder van oordeel dat verweerder ten onrechte de echtgenote van eiser niet heeft gehoord. Eiser heeft immers tijdens de gehoren verklaard dat zijn echtgenote van alles op de hoogte was en zij zijn sectorhoofd heeft gebeld en gevraagd om haar verhaal te kunnen doen. Nu zij had kunnen verklaren over de Whatsappberichten en het gebruik van de diensttelefoon, had het op de weg van verweerder gelegen om haar te horen. De rechtbank is ook van oordeel dat de minderjarige zoon (op dat moment 14 jaar of ouder) van eiser ten onrechte niet is gehoord. De handelwijze van verweerder om terughoudend te zijn met het horen van een minderjarig kind in het kader van een onderzoek dat is gericht tegen zijn vader is correct. In de onderhavige situatie hadden echter beide ouders toestemming gegeven om hun zoon te horen. Bovendien kon verweerder het gehoor met terzake deskundige professionals met voldoende veiligheidswaarborgen afnemen.
17. Voorts oordeelt de rechtbank dat de HRM-adviseur ten onrechte niet aanvullend is gehoord. Eiser heeft immers verklaard dat zij een coachende rol had. Hij had haar geïnformeerd over de bepaalde toonzetting van de berichten die de hoofdagente aan hem zond en hij heeft haar daarom gevraagd mee te luisteren met een gesprek. Gelet op de verweten gedragingen dat eiser het MT onvoldoende heeft geïnformeerd en zelfs heeft misleid, had verweerder de HRM-adviseur nader moeten horen. Dit is ten onrechte niet gebeurd.
Context en rol van de hoofdagente
18. Verweerder heeft ten onrechte onvoldoende onderzoek gedaan naar de juistheid van de mededelingen van eiser over de rol van de hoofdagente en de context waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden. Gelet op het sfeerbeeld dat de operationeel expert uit basisteam [basisteam] , [I] . in juli 2019 schreef waarin een duidelijk minder flatteus beeld over de persoon van de hoofdagente naar voren komt, waren er voldoende aanknopingspunten voor verweerder om onderzoek te doen naar de rol van de hoofdagente, de situatie waarin eiser terecht kwam en de omstandigheden waaronder de gedragingen zijn gepleegd. Hier heeft verweerder onvoldoende oog voor gehad, waardoor het onderzoek te eenzijdig is geweest.
Intervisie/coaching
19. Verweerder heeft ook onvoldoende onderzoek gedaan naar wat er van eiser als beginnend leidinggevende kon en mocht worden verwacht, of eiser als beginnend leidinggevende is gecoacht en of hij voldoende is begeleid in de situatie tussen de groepschef en de hoofdagente en de gevolgen daarvan voor het team. Verweerder heeft in dit kader onvoldoende onderzoek gedaan naar de feiten. Ook in dit verband had het op de weg van verweerder gelegen om het sectorhoofd, de mede teamchef van eiser en de HRM-adviseur te horen.
Onderzoek naar onveiligheid in het team
20. Tot slot blijkt dat tijdens het onderzoek door verweerder collega’s van eiser zijn gehoord over de relatie tussen de groepschef en de hoofdagente. De rechtbank stelt echter vast dat uit de gespreksverslagen niet blijkt dat verweerder heeft onderzocht of er door de collega’s daadwerkelijk een onveilige werksituatie werd gevoeld/is ervaren en wat de rol van eiser hierin dan was. Ook op dit punt heeft verweerder onvoldoende onderzoek gedaan naar de feiten.
21. De rechtbank concludeert dat het onderzoek niet zorgvuldig en niet volledig is geweest. Verweerder is zijn onderzoeksplicht onvoldoende nagekomen en heeft daarmee in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehandeld. Verweerder heeft het onderzoek niet ten grondslag mogen leggen aan het besluit tot strafontslag. Dit betekent dat het beroep gegrond is. De rechtbank ziet gezien de discussie tussen partijen en het gesprek op de zitting aanleiding om ook de overige hiervoor genoemde vijf vragen te beantwoorden.
22. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven, is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Op deze feitenvaststelling zijn niet de zeer strikte bewijsregels van toepassing die in het strafrecht gelden. Verder moet het plichtsverzuim de ambtenaar zijn toe te rekenen en mag de opgelegde straf niet onevenredig zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.

Vraag 2 en 3: heeft eiser zich schuldig gemaakt aan de verweten gedragingen? Vallen de vastgestelde gedragingen onder de definitie van plichtsverzuim?

23. Aan het strafontslag heeft verweerder de volgende gedragingen ten grondslag gelegd:
1. onprofessioneel handelen/laten ontstaan en bestaan van een onveilige werksituatie;
2. onvoldoende professionele distantie naar een collega (de hoofdagente) die onder eisers verantwoordelijkheid valt;
3. het versturen van in ieder geval twee seksueel getinte whatsapp-berichten naar de hoofdagente;
4. misbruik van dienstmiddelen/onvoldoende transparant verklaren.
24. De rechtbank oordeelt dat eiser alleen de onder 3. genoemde gedraging heeft begaan en dat deze gedraging kwalificeert als plichtsverzuim. Hieronder licht zij haar oordeel per gedraging toe.
Gedraging 1: Onprofessioneel handelen/laten ontstaan en bestaan van een onveilige werksituatie.
Heeft eiser de gedraging begaan?
25. Dat eiser onprofessioneel heeft gehandeld en een onveilige werksituatie heeft laten ontstaan en bestaan, is niet komen vast te staan. Het standpunt van verweerder dat eiser wellicht sneller of op een andere wijze had kunnen ingrijpen, is op zich verdedigbaar. De omstandigheid dat door verweerder geen waarde is gehecht aan het feit dat eiser een beginnend teamchef was die niet of nauwelijks is begeleid, maakt echter dat verweerder niet op deze wijze de conclusie kon trekken dat eiser deze hem verweten gedraging heeft begaan. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
26. Eiser wordt verweten dat hij van meerdere collega’s signalen kreeg over in het team ontstane onrust over de omgangsvormen tussen de hoofdagente en de groepschef en het onvoldoende serieus nemen van die signalen. Volgens verweerder heeft eiser onvoldoende ingegrepen wat heeft bijdragen aan een onveilig werkklimaat en wat weer heeft geleid tot escalatie in het team.
27. Eiser ontkent dat hij onvoldoende heeft ingegrepen en heeft gesteld, wat niet is weersproken door verweerder, dat zijn sectorhoofd hem heeft geadviseerd om ‘het klein te houden’. De HRM-adviseur heeft verklaard dat eiser het (wel/geen relatie tussen de hoofdagente en de groepschef) moest laten oplossen door de groepschef zelf. Daarnaast heeft zijn collega teamchef in het basisteam [basisteam] verklaard dat eiser zoekende was als beginnend teamchef hoe hij de ontstane situatie moest aanpakken. Naast deze omstandigheden acht de rechtbank ook van belang dat de meldingen over de relatie hebben plaatsgevonden in de relatief korte periode van april tot september met een zomervakantie ertussen. Ook de vaststelling dat eiser als beginnend teamchef nauwelijks is begeleid, en de adviezen die hij wel heeft gekregen hem niet aanwezen om gelijk actie te ondernemen, maakt dat niet is komen vast te staan dat eiser de signalen onvoldoende serieus heeft genomen en onvoldoende heeft ingegrepen.
28. Eiser wordt verder verweten dat hij het MT een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven, zijn collega teamchef in [basisteam] dan wel zijn sectorhoofd niet heeft geïnformeerd, de hoofdagente jegens het MT in bescherming heeft genomen en niet complete informatie heeft verstrekt aan de HRM-adviseur.
28. Ook deze verwijten, zijn niet komen vast te staan. Uit de verklaringen van eiser, zijn collega teamchef in [basisteam] en de HRM-adviseur volgt dat er tweewekelijks gesprekken waren met eiser en een 8-uur overleg. Eiser heeft gesteld dat hij de situatie met hen in deze overleggen heeft besproken. Verweerder heeft dit niet betwist. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat deze gedraging vast is komen te staan. Evenmin is komen vast te staan dat zijn medeteamchef dan wel een van zijn leidinggevenden eiser hebben medegedeeld dan wel opgedragen om in te grijpen.
Dat tot slot als gevolg van eisers handelen sprake is geweest van een onveilig werkklimaat is evenmin komen vast te stellen, nu dit laatste – zoals hiervoor vastgesteld onder 20- door verweerder niet is onderzocht.
Is er sprake van plichtsverzuim?
30. Nu niet kan worden vastgesteld dat eiser deze gedraging heeft begaan, heeft verweerder deze gedraging niet terecht gekwalificeerd als plichtsverzuim.
Gedraging 2. onvoldoende professionele distantie naar een collega (de hoofdagente) die onder eisers verantwoordelijkheid valt
Heeft eiser de gedraging begaan?
31. Verweerder verwijt eiser in hoedanigheid van leidinggevende dat hij zich zorgelijk/ obsessief heeft gedragen jegens de hoofdagente. Verweerder heeft gewezen op de gedragingen op en rond 16 september 2019, het incident rond de vermissing van hoofdagente en de groepschef en de nasleep daarvan.
Op de zitting heeft verweerder meegedeeld dat het zwijgen over de seksuele intimidatie door hoofdagente (ook) onder gedraging 2 valt.
32. Door eiser is niet bestreden dat zijn gedrag overtrokken was. Verweerder heeft in dit kader de context en feiten en omstandigheden van die dag echter onvoldoende meegewogen. Niet betwist is immers dat eiser die dag een afspraak had gepland voor een gesprek met de groepschef en de hoofdagente, dat zij die afspraak niet zijn nagekomen, zelfs zonder bericht in de ochtend zijn vertrokken met een dienstauto naar een onbekende bestemming en pas zijn teruggekomen lang nadat hun dienst was afgelopen. Op eisers eerste berichten aan de hoofdagente om 12:00 heeft zij alleen gereageerd met een bericht: “laat maar even” zonder enige toelichting waarom zij samen met de groepschef in de dienstauto weg was. De groepschef reageerde niet op eisers berichten. Eiser mocht hierover als leidinggevende ontstemd en verontrust zijn. Omdat hij urenlang niets hoorde, geen reactie ontving op de 16 aan hen beide verzonden whatsapp-berichten, het einde dagdienst was en eiser wist dat de groepschef in scheiding lag en hij zich over zijn emotionele gesteldheid zorgen maakte, heeft hij met zijn beste vriend die al jaren bij de politie werkt gebeld voor advies. Diens advies was om de dienstauto te laten uitpeilen. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte niet deze hele context heeft meegewogen en is daarom van oordeel dat niet op basis van alleen de gebeurtenissen op deze dag kan worden geconcludeerd dat sprake was van zorgelijk en obsessief gedrag van eiser jegens de hoofdagente.
33. Verweerder heeft eiser verder tegengeworpen dat hij zich onprofessioneel heeft gedragen, waarmee wordt gedoeld op de omvang en inhoud van zijn berichten aan de hoofdagente. Ook heeft verweerder eiser tegengeworpen dat hij met andere collega’s niet op deze wijze communiceert.
34. Uit het dossier is duidelijk dat verweerder wel heeft gekeken naar de hoeveelheid berichten die eiser heeft verstuurd aan de hoofdagente op het moment van de escalatie op en rond 16 september 2019, maar dit niet heeft afgezet tegen de totaliteit van het aantal verstuurde berichten door eiser aan hoofdagent. Dat rond die datum sprake was van intensieve communicatie, had te maken met de dreigende escalatie. Verweerder heeft evenmin meegewogen dat eiser een persoon is die intens betrokken is bij zijn collega’s, veel contact zoekt en laagdrempelig communiceert. Verweerder heeft verder ten onrechte de frequentie en de wijze van communiceren van eiser met de andere collega’s niet in kaart gebracht. Er is dan ook niet komen vast te staan dat eiser als enige naar de hoofdagente op deze wijze communiceert. In tegendeel, uit het dossier volgt dat eiser een warme manier van communiceren heeft, naar familie maar ook naar zijn mannelijke en vrouwelijke collega’s. Hier heeft verweerder ten onrechte geen oog voor gehad. Daar komt bij dat in het dossier geen enkele aanwijzing te vinden is dat verweerder eiser ooit eerder heeft aangesproken op de wijze van communiceren die hem nu verweten wordt.
35. Eiser zou verder volgens verweerder hebben gehandeld in strijd met de belangen van derden/het team door de hoofdagente in vertrouwen de naam van een collega te vertellen die zijn zorgen over de situatie met eiser had gedeeld. Ook heeft eiser zijn zorgen over de groepschef met de hoofdagente gedeeld.
36. Deze gedraging heeft eiser niet betwist en het verwijt van verweerder aan eiser is dan ook terecht.
37. Voor zover verweerder eiser heeft tegengeworpen dat hij ondanks diverse signalen over de hoofdagente en haar norm overschrijdend gedrag steeds in haar verhaal is meegegaan, overweegt de rechtbank dat verweerder niet heeft geconcretiseerd op welk grensoverschrijdend gedrag verweerder doelde, zodat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eisers handelen in dat kader tekort schoot.
38. Verweerder heeft eiser ook nog verweten dat hij het persoonlijk belang van de hoofdagente en eisers eigen belang van een goede (werkrelatie) met de hoofdagente heeft laten prevaleren boven het teambelang en het algemeen belang.
39. Op dit punt is verweerder ernstig tekort geschoten in zijn zorgplicht jegens eiser. Bij verweerder was informatie aanwezig over het functioneren van de hoofdagente waaronder haar gedrag zoals hiervoor vermeld onder 5. Dat deze informatie (wellicht) niet bekend was bij de teamchef en collega van eiser uit [locatie] die eiser vroeg om de hoofdagente een plek in zijn team te geven of bij zijn collega teamchef in [basisteam] , zoals verweerder stelt, is geen verontschuldiging voor het niet handelen van verweerder, maar maakt het des te kwalijker. Deze kennis had er moeten zijn en van tevoren met eiser en zijn collega teamchef moeten worden gedeeld. Verweerder heeft eiser dan ook ten onrechte niet gewaarschuwd voor de persoon van de hoofdagente. Als aan eiser deze kennis – als beginnend teamchef - eerder was verstrekt, had hij de kans gekregen om op een andere manier met de hoofdagente om te gaan en had wellicht voorkomen kunnen worden dat (ook) eiser in een netelige situatie is terecht gekomen zonder een eerlijke kans om daar op een juiste manier mee om te gaan. De rechtbank oordeelt dat verweerder zijn aandeel, en het aandeel van de hoofdagente, hierin in het geheel niet heeft meegewogen. Het verwijt van verweerder dat eiser geen nader onderzoek heeft verricht naar de persoon van de hoofdagente naar aanleiding van de waarschuwing van de teamchef [locatie] , nadat zij in het team van eiser was gestart inhoudende dat “hij de duivel in huis had gehaald”, kan de rechtbank dan ook volstrekt niet volgen. In deze context van wat bekend was bij de politie of in ieder geval bekend had moeten zijn, is het ook goed voorstelbaar dat eiser niet heeft gemeld dat de hoofdagente hem seksueel intimideerde omdat hij dacht dat hij het als donkere man zou afleggen tegen een blonde, manipulatief en verbaal sterke vrouw.
40. Verweerder heeft eiser tot slot tegengeworpen dat hij, ondanks dat hij meerdere keren aangeeft dat de hoofdagente ziek was in haar hoofd en meerdere persoonlijkheden had, haar toch steeds heeft laten werken zonder haar op te laten roepen bij een bedrijfsarts dan wel haar vuurwapen in te nemen.
41. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder niet en betrekt daar het volgende bij. Eiser benadrukt dat de hoofdagente een complexe persoonlijkheid had en dat hij onvoldoende bewijsmateriaal had om haar persoonlijkheid en daarmee haar (psychische) problematiek te doorgronden. Ook andere leidinggevenden hebben haar (psychische) problematiek niet kunnen (doen) vaststellen. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiser als gevolg van dit nalaten onprofessioneel is omgegaan met de hoofdagente omdat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat de hoofdagente op enig moment dusdanig disfunctioneerde dat het op de weg van eiser had gelegen om haar naar de bedrijfsarts te sturen dan wel haar op non-actief te stellen en haar wapen in te nemen.
Is er sprake van plichtsverzuim?
42. De rechtbank concludeert dat vast staat dat de gedraging zoals vermeld onder 35., dat eiser als leidinggevende de naam van een collega heeft doorgegeven aan de hoofdagente en dat hij zijn zorgen over de groepschef besproken heeft met de hoofdagente, door eiser is verricht. De rechtbank is, met eiser, van oordeel dat deze aan eiser verweten gedraging in dit geval geheel in de sleutel moet worden gezien van een gebrek in het functioneren van eiser. Van een waarschuwing of sturing van de kant van verweerder is niet gebleken. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van een verwijtbare tekortkoming die strafwaardig plichtsverzuim oplevert.
Gedraging 3. Het versturen van in ieder geval twee seksueel getinte whatsapp-berichten naar de hoofdagente.
Heeft eiser de gedraging begaan?
43. Verweerder heeft eiser tegengeworpen dat hij in ieder geval twee keer seksueel getinte WhatsApp-berichten aan de hoofdagente heeft verstuurd. Het dossier bevat één seksueel getint WhatsApp-bericht en eiser heeft zelf erkend een tweede seksueel getint WhatsApp-bericht aan de hoofdagente te hebben verzonden. Eiser betwist dan ook niet dat hij deze twee berichten aan de hoofdagente heeft verzonden en heeft toegegeven dat dit als leidinggevende niet had gemogen. Daarmee is in voldoende mate komen vast te staan dat eiser deze hem verweten gedraging heeft begaan.
Is er sprake van plichtsverzuim?
44. Onder plichtsverzuim wordt begrepen het overtreden van een voorschrift en/of het doen of nalaten van iets dat een ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen (artikel 76 van het Barp). Met het verzenden van deze whatsapp-berichten aan de hoofdagente heeft eiser zich ongeoorloofd en ongepast gedragen en daarmee de grenzen van het toelaatbare overschreden. De rechtbank oordeelt dat het versturen van twee seksueel getinte WhatsApp-berichten door eiser als leidinggevende aan de hoofdagente kwalificeert als plichtsverzuim.
Gedraging 4. misbruik dienstmiddelen/ onvoldoende transparant verklaren.
Heeft eiser de gedraging begaan?
45. Verweerder heeft eiser tegengeworpen dat er pornografische foto’s op zijn diensttelefoon zijn aangetroffen en dat er met zijn diensttelefoon pornografische websites zijn bezocht. Verweerder acht het aannemelijk dat eiser deze sites heeft bezocht met zijn diensttelefoon en hierover niet open en transparant heeft verklaard. Door verweerder is ter zitting erkend dat het onbeheerd laten van de diensttelefoon niet ten grondslag ligt aan het ontslag.
46. Eiser betwist niet dat er pornografisch materiaal op zijn diensttelefoon is gevonden en dat er met zijn diensttelefoon pornografische sites zijn bezocht. Eiser heeft een verklaring van zijn zoon overgelegd waarin de zoon schrijft dat hij gebruik heeft gemaakt van de diensttelefoon van eiser en deze sites heeft bezocht. De echtgenote van eiser heeft hierover hetzelfde verklaard als eiser en haar zoon. Verder heeft eiser een filmpje overgelegd waarop hij uitlegt waar hij zijn telefoon altijd neerlegde als hij thuis was om ervoor te zorgen dat hij zijn telefoon niet zou vergeten. Gelet hierop acht de rechtbank het niet ondenkbaar dat het is gegaan zoals door eiser, zijn vrouw en zoon is verklaard. Daarom is niet komen vast te staan dat eiser deze hem verweten gedraging heeft gepleegd en evenmin dat hij hierover onvoldoende transparant zou hebben verklaard.
Is er sprake van plichtsverzuim?
47. Nu niet is vast komen te staan dat eiser de verweten gedraging heeft gepleegd, is evenmin sprake van plichtsverzuim.

Vraag 4: zijn de gedragingen eiser toe te rekenen?

48. De vastgestelde gedragingen zijn eiser toe te rekenen. Dit wordt door eiser ook niet betwist. Nu de onder 43. vermelde gedraging moet worden aangemerkt als plichtsverzuim, was verweerder bevoegd om eiser voor die gedraging disciplinair te straffen.
Vraag 5: is het opleggen van onvoorwaardelijk strafontslag evenredig aan het plichtsverzuim
49. Verweerder heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om een straf op te leggen - gelet op het samenstel van gedragingen - kennelijk gekozen voor de zwaarste sanctie van strafontslag. De rechtbank stelt vast dat het nu nog gaat om het versturen van twee seksueel getinte WhatsApp-berichten aan één persoon in een bepaalde context. De rechtbank betrekt daarbij eisers uitstekende staat van dienst van 30 jaar als politieagent. Verder is van belang dat er meerdere signalen over de hoofdagente bekend waren bij verweerder, maar dat eiser hiervoor nooit is gewaarschuwd, dan wel gecoacht is hoe om te gaan met een persoon als de hoofdagente. De rechtbank wijst ook op het artikel dat eiser heeft overgelegd uit NRC Handelsblad van 25 februari 2021 over Rotterdamse agenten die meerdere racistische uitlatingen hadden gedaan. Deze agenten mochten wel aanblijven en kregen alleen een schriftelijke berisping. Hoezeer ook het versturen van twee seksueel getinte whatsapp-berichten van een leidinggevende aan een ondergeschikte aan eiser moet worden verweten, is de rechtbank toch van oordeel dat gelet op dit geheel van omstandigheden verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft gekozen voor de sanctie van strafontslag. De straf van onvoorwaardelijk ontslag is onevenredig aan de aard en ernst van het vastgestelde plichtsverzuim.

Conclusie over het strafontslag

50. De rechtbank komt tot de conclusie dat het strafontslag niet terecht is opgelegd. Het onderzoek was op meerdere punten niet zorgvuldig. De gedragingen onder 1, de meeste onderdelen van gedraging 2 en gedraging 4 zijn niet vast komen te staan. De gedraging onder 2, is niet aan te merken als plichtsverzuim. Verweerder heeft de gedraging onder 3 terecht aangemerkt als plichtsverzuim. Deze gedraging kan op zichzelf echter niet het besluit tot onvoorwaardelijk strafontslag dragen omdat een dergelijke zware maatregel niet evenredig is aan het dit plichtsverzuim.

Het ongeschiktheidsontslag

51. De rechtbank zal tot slot beoordelen of verweerder eiser op grond van de gedraging 2, inhoudende dat eiser de naam van een collega heeft gedeeld met hoofdagente en zijn zorgen over de groepschef heeft gedeeld met de hoofdagente, ongeschiktheidsontslag mocht opleggen.
52. Verweerder heeft gesteld dat eiser niet over de juiste grondhouding beschikt en niet voldoet aan de eigenschappen, mentaliteit en instelling die vereist zijn voor een professional en vooral betrouwbaar ambtenaar van politie. Een verbeterkans is niet aan de orde volgens verweerder.
53. Eiser heeft gesteld dat hem ten onrechte geen verbeterkans is geboden. Zeker nu hij nog maar zo kort teamchef was, gaat het te ver om hem te ontslaan wegens ongeschiktheid zonder verbeterkans. Eiser wijst er ook op dat hij nooit negatieve feedback heeft gekregen tijdens het coaching traject dat hij doorliep voorafgaand aan zijn aanstelling tot teamchef.
54. Naar vaste rechtspraak van de CRvB [5] is een ontslag wegens ongeschiktheid voor het vervullen van de functie anders dan wegens ziels- of lichaamsgebreken, in het algemeen niet toelaatbaar als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren. Dit is anders in bijzonder sprekende gevallen, waarin de ambtenaar zodanig blijk heeft gegeven niet over de vereiste eigenschappen, mentaliteit en/of instelling te beschikken dat het geven van een verbeterkans niet zinvol is.
55. De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een bijzonder sprekend geval waarin de ambtenaar zodanig blijk heeft gegeven niet over de vereiste eigenschappen, mentaliteit en/of instelling te beschikken, dat het geven van een verbeterkans niet zinvol is. De rechtbank vindt hiervoor doorslaggevend eisers uitstekende staat van dienst van 30 jaar bij verweerder, dat eiser tijdens het VIK onderzoek uitgebreid heeft gereflecteerd op zijn eigen gedrag en meermaals inzicht heeft getoond dat hij een en ander niet goed heeft aangepakt. Daarbij ook lettende op het gegeven dat eiser niet is gewaarschuwd voor de hoofdagente, noch is gecoacht in zijn rol als teamchef, maakt dat verweerder eiser ten onrechte geen verbeterkans heeft gegeven.

Conclusie over het ongeschiktheidsontslag

56. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiser ten onrechte subsidiair ongeschiktheidsontslag heeft verleend.

Eindconclusie

57. Het beroep van eiser is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
58. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
59. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift tevens beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, voorzitter, en mr. Y. Sneevliet en mr. S.G.M. van Veen, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier op 12 juli 2021. De beslissing wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd de voorzitter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen deze uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage 1

Procesverloop

In het besluit van 13 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder eiser (primair) de straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd wegens (ernstig) plichtsverzuim op grond van artikel 77, eerste lid, sub j, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Subsidiair heeft verweerder eiser ontslag verleend wegens ongeschiktheid anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken op grond van artikel 94, eerste lid, sub g, van het Barp.
Eiser heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft eiser verweerder verzocht in te stemmen met een rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij brief van 29 september 2020 heeft verweerder ingestemd met dit verzoek van eiser en het bezwaar van eiser van 22 juni 2020 op grond van artikel 7:1a, vijfde lid, van de Awb aan de rechtbank doorgezonden.
Eiser heeft bij brief van 2 mei 2021 de rechtbank verzocht op grond van artikel 8:28 van de Awb verweerder te verzoeken schriftelijke inlichtingen te geven in de vorm van alle stukken die deel uitmaken van het persoonsdossier van hoofdagente . Voorts heeft eiser de rechtbank verzocht mevrouw [getuige 3] en de heer [getuige 4] op grond van artikel 8:60 van de Awb op te roepen als getuigen. De rechtbank heeft deze verzoeken op 19 mei 2021 afgewezen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Voetnoten

1.Hoorgesprek getuige [getuige 1] , opertationeel specialist E, voor eenheid [eenheid] , District Centrum op 26 november 2019, tevens haar teamchef in [locatie] , p. 146 en verder VIK Rapport, operationeel expert, [I] ., uit basisteam [basisteam] , tevens haar direct leidinggevende in [locatie] , p. 151 en verder, hoorgesprek getuige 9 januari 2020, [getuige 2] , plaatsvervangend diensthoofd Dienst Koninklijke en Diplomatieke beveiligng, in de rang van commissaris van politie, tevens teamchef van hoofdagente op het team [basisteam] , p. 156 en verder VIK Rapport.
2.Het procesverloop is opgenomen als bijlage 1.
3.Tijdens het hoorgesprek op 11 december 2019, p. 234 VIK Rapport.
4.Onder meer tijdens het intakegesprek op 17 oktober 2019 en het hoorgesprek op 3 december 2019, p. 218 VIK Rapport.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1499, te raadplegen op www.rechtspraak.nl.