ECLI:NL:RBMNE:2021:2370
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering op basis van ontvangen middelen en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft eiser, die sinds 31 oktober 2018 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (Pw), beroep ingesteld tegen de besluiten van het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom. Eiser woont bij zijn broer en diens gezin, en heeft in het kader van een hercontrole door verweerder niet de gevraagde gegevens over zijn financiële situatie verstrekt. Eiser is op een uitnodiging voor een gesprek op 31 juli 2020 niet verschenen, met als reden zijn geestelijke gezondheidstoestand. Verweerder heeft de bijstandsbetaling per 31 juli 2020 opgeschort en eiser in de gelegenheid gesteld om op 12 augustus 2020 alsnog op gesprek te komen, maar ook hier is eiser zonder bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft vervolgens de bijstandsuitkering per 31 juli 2020 ingetrokken, omdat eiser niet had voldaan aan de medewerkingsverplichting en er bijschrijvingen op zijn bankrekening waren die als middelen werden aangemerkt.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder, maar het bezwaar tegen het eerste besluit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser een afhaalbericht van het primaire besluit heeft ontvangen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de intrekking van de bijstandsuitkering over de periode van 1 december 2019 tot en met 31 januari 2020 terecht was, omdat de bijschrijvingen op de bankrekening van eiser als middelen moesten worden aangemerkt. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet over deze middelen kon beschikken. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.