ECLI:NL:CRVB:2019:2365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand op basis van niet-gemelde bankafschriften en bijschrijvingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellanten, die sinds 25 januari 2015 bijstand ontvangen op basis van de Participatiewet (PW), werden door de gemeente Soest onderzocht na signalen van dure aankopen. Het college verzocht hen om bankafschriften van de afgelopen zes maanden, waaruit bleek dat er bijschrijvingen waren die niet waren gemeld. Het college herzag de bijstand over de periode van 1 mei 2016 tot en met 31 augustus 2016 en vorderde te veel betaalde bijstand terug. De appellanten voerden aan dat de bijschrijvingen leningen waren die zij moesten terugbetalen en daarom niet als inkomen konden worden aangemerkt. De Raad oordeelde echter dat de bijschrijvingen als middelen in de zin van artikel 31 van de PW moesten worden beschouwd, ongeacht de claim van de appellanten dat het om leningen ging. De Raad bevestigde dat de bijschrijvingen op de bankrekening van de appellanten als inkomsten moesten worden aangemerkt, omdat deze vrijelijk konden worden aangewend voor hun levensonderhoud. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.