ECLI:NL:CRVB:2013:797
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van vermogensgrens en 'en/of'-rekening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die sinds 1 november 1996 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft in hoger beroep de intrekking en terugvordering van haar bijstand betwist. De aanleiding voor de intrekking was een signaal van het Inlichtingenbureau dat de appellante over een meer dan bescheiden vermogen beschikte. Uit onderzoek van de sociale recherche bleek dat zij drie 'en/of'-rekeningen had, waarvan de tegoeden niet waren opgegeven aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
De Centrale Raad oordeelde dat het feit dat een bankrekening op naam van de appellante staat, rechtvaardigt dat het saldo als onderdeel van haar vermogen wordt beschouwd. Dit geldt ook voor 'en/of'-rekeningen, waar beide rekeninghouders over het tegoed kunnen beschikken. De Raad stelde vast dat het aan de appellante was om aan te tonen dat het saldo op de rekeningen niet haar eigendom was, wat zij niet heeft kunnen doen. De Raad bevestigde dat de appellante beschikte over een vermogen dat de voor haar geldende vermogensgrens overschreed, waardoor zij geen recht had op bijstand in de betreffende periode.
De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren voor een verdere matiging van de terugvordering en dat de terugvordering op een juiste wijze was vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 juli 2013.