ECLI:NL:RBMNE:2021:1274

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
16/159311-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en drugshandel met witwassen

Op 1 april 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en de handel in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van bijna twee maanden, van 9 mei tot en met 2 juli 2019, samen met anderen betrokken was bij het bewerken, verkopen en vervoeren van grote hoeveelheden cocaïne. De verdachte werd ook beschuldigd van het buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van € 188.010,-, dat in plastic zakken in het plafond van een woning was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de deelname aan de criminele organisatie en de drugshandel, onder andere op basis van tapgesprekken en aangetroffen goederen die gebruikt werden bij de verwerking van cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest, en het geldbedrag werd verbeurd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie een zware straf rechtvaardigden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/159311-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Marokko),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 oktober 2019, 18 december 2019, 11 maart 2020, 25 juni 2020 en
17 februari 2021. Op laatstgenoemde datum vond de inhoudelijke behandeling van de strafzaak plaats. Het onderzoek van de zaak is gesloten op de zitting van 24 maart 2021.
Verdachte is op 17 februari 2021 niet ter zitting verschenen. De raadsman van verdachte, mr. T. de Groot, advocaat te Leeuwarden, heeft verklaard dat hij door verdachte bepaaldelijk is gemachtigd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 9 mei 2019 tot en met 2 juli 2019 te Rotterdam en/of elders in Nederland zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een (grote) hoeveelheid cocaïne, of in elk geval aan het aanwezig hebben van cocaïne;
feit 2
op 4 mei 2019 te Amsterdam en/of elders in Nederland 15 kilogram cocaïne heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, of in elk geval aanwezig heeft gehad;
feit 3op 10 mei 2019 te Amsterdam en/of elders in Nederland 32,5 kilogram hasjiesj/hennep heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, of in elk geval aanwezig heeft gehad;
feit 4
in de periode van 1 november 2018 tot en met 10 juli 2019 te Utrecht en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet;
feit 5
zich op 2 juli 2019 te Rotterdam samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van 188.010,00 euro;
feit 6
op een of meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 1 mei 2019 tot en met 26 mei 2019 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Duitsland, samen met anderen, een hoeveelheid cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Het onder 2, 3 en 6 ten laste gelegde acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend te bewijzen en vordert daarom verdachte van deze feiten vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman bepleit voorts vrijspraak van de onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel vervoeren van 15 kilogram cocaïne op 4 mei 2019 te Amsterdam. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
4.3.2
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel vervoeren van 32,5 kilogram hasjiesj/hennep op 10 mei 2019 te Amsterdam. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
4.3.3.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1, 4, 5 en 6 [1]
De rechtbank noemt hierna de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert. De bewijsmiddelen worden telkens slechts gebruikt voor het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Verwerkingsproces cocaïne
Bij het versnijden van pure cocaïne moeten de daders kennis hebben van het verwerkingsproces, welke middelen ervoor nodig zijn en in welke hoeveelheid deze gebruikt moeten worden. [2] Om het versnijdingsmiddel te mengen met het startproduct, dient het startproduct eerst te worden “vergruist”, dan wel vermalen tot een poeder, om aansluitend te worden gemengd met het versnijdingsmiddel. Om het startproduct te vermalen kan gebruik worden gemaakt van mixers/keukenmachines. [3] Als het startproduct teruggebracht is naar een poedervorm, kan deze gemengd worden met het versnijdingsmiddel. Om te zorgen dat het versnijdingsmiddel goed wordt opgenomen door het startproduct, wordt deze vaak eerst vochtig gemaakt met bijvoorbeeld aceton, en dan gemengd. [4] Als het startproduct en het versnijdingsmiddel zijn gemengd, moeten deze weer in nieuwe blokken worden geperst. Hierbij dient het poeder “vochtig" zijn. Hiervoor maakt men ook gebruik van aceton. Door het mengsel te bevochtigen, is deze beter te persen en blijft deze plakken aan elkaar. De vochtige cocaïne dient aansluitend gewogen te worden en opnieuw geperst te worden in blokken. Aan de bovenzijde van de mal kan men een logo plaatsen, zodat deze in de vochtige cocaïne kan worden gepest. Doel hiervan is om verschillende blokken cocaïne te kunnen onderscheiden van bijvoorbeeld de concurrent. Een bepaald logo kan staan voor een bepaalde kwaliteit van de cocaïne. [5] Pure cocaïne wordt vaak geleverd in blokken en heeft de eigenschap dat er een glans op zit. [6] Als het blok geperst is, dient deze te drogen en uit te harden. Om het proces van het drogen te versnellen, kan men gebruik maken van een kachel of verwarmingselement. [7] Nadat de geperste blokken cocaïne gedroogd zijn, kunnen deze verpakt worden met een vacumeermachine. [8]
Verpakkingen logo ‘SKY’
Naar aanleiding van een brand op 2 maart 2019 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] , werd op 3 maart 2019 forensisch onderzoek gedaan in deze woning. [9] Tijdens het onderzoek in de woning werden verpakkingen aangetroffen met het ‘SKY’ logo erop. [10] Op de inhoud van het pakket stond ook een ‘SKY’ logo. [11] De vier pakketten met het ‘SKY’ logo erop wegen in totaal 4493 gram. [12] Deze pakketten kregen spoornummer PL0900-2019063327-141953 en SIN AAMH9250NL. Het spoor betreft een bemonstering van de pakketten in de Dirk tas in de woonkamer. [13] Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) concludeert na onderzoek dat het monster met SIN AAMH9250NL cocaïne bevat. [14]
De [adres] te [woonplaats]
Op 2 juli 2019 werd de woning aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. [15] Op de platen van het systeemplafond in de woonkamer werden twee plastic tassen aangetroffen met in de ene tas een bedrag van € 100.000,- en in de andere tas € 88.010,-. Het geld in de tas bestond uit bundels bankbiljetten die door elastieken bij elkaar werden gehouden. [16] Tijdens de doorzoeking zijn onder meer de hieronder genoemde voorwerpen in beslag genomen.
IBN-code/voorwerpnummer
Omschrijving goederen
D.02.01.002 MD4R019034-544790
Schrijfblok Merk: AH
D.02.01.003 MD4R019034-544791
Schrijfblok Merk: onbekend
D.02.01.004 MD4R019034-544792
Schrijfblok Merk: AH [17]
D.03.03.001 M D4R019034-544823
Weegschaal
D.05.02.001 MD4R019034-544828
88.010,- [18]
D.05.02.002 MD4R019034-544829
100.000,- [19]
Op het schrijfblok met IBN-code D.02.01.002 staat onder meer het volgende:
[bijnaam]
Koopwaar
Inkomsten
Datum
2 SKY
60
1-SKY
22-03
1-SKY
27-03
1-SKY
27-03
4-SKY
1-04 [20]
[A]
Koopwaar
Inkomsten
Datum
1-SKY
19-03
[contactpersoon 2]
Koopwaar
Inkomsten
Datum
45,200
14-04
Opgehaald oom (broer van moeder)
47,260
28-05
4 SKY retour
9/04
Mijn neef heeft het opgehaald (zoon van tante aan de zijde van moeder)
65,000
22-05
[B]
Koopwaar
Inkomsten
Datum
100
15-SKY
392.74
14-03
30
59.4 [21]
[C]
Koopwaar
Inkomsten
Datum
2-SKY
48,000
1-4
1-SKY
11-04
1-SKY
23,440
22-04
[D]
Koopwaar
Inkomsten
Datum
1-SKY
17-03
2-SKY
20-03
1-SKY
22-03
1-SKY
3-04 [22]
AMSTERDAM Centrum
Koopwaar
Inkomsten
Datum
68.51
20-03
48
20-04
47.1
12-06
[E]
Koopwaar
Inkomsten
Datum
1-SKY
24,25047.000
20-04 [23]
[F]
Koopwaar
Inkomsten
Datum
66,350
16-05
[G]
Koopwaar
Uitbetaald
200.000 + 100.000 + 60.000
+90,000 + 125.000
+392.740 + 100.000
68510 +
15 SKY + 3 SKY + 10 SKY [24]
Op het schrijfblok met IBN-code D.02.01.003 staat onder meer het volgende. Naast pagina’s waarop ‘Inkomsten’ [25] en ‘Uitgaven’ [26] staan, staat er op een pagina ‘Koopwaar'. [27] Op een pagina daarna staat onder meer het volgende: ‘SKY + 10’ en ‘SKY + 31 + 7 + 23,25’. [28]
Op één van de pagina’s van het schrijfblok met IBN-code D.02.01.004 staat onder meer het volgende:
[bijnaam]
[A]
2, SKY:-
1, SKY: 22-03
1, SKY:27-03
1, SKY: 27-03
4, SKY: 1-04
1SKY: 19-03
---------------
[B]
15,SKY: 14-03
[H]
[C]
1SKY:17-07
2SKY:20-03
1SKY: 22-03
---------------
1SKY: 22-03 [29]
2:SKY: 1-04
1:SKY: 11-04
15 SKY
DAZt: [B]
3 SKY
2HMID /1 [A]
10 SKY
7: [bijnaam] : [naam] :2: [C]
4 SKY
HMID/1 [I]
3 SKY: 2 BIG/1 [H] [30]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen opgenomen dat hij tijdens de doorzoeking op 2 juli 2019 in de woonkamer van de woning aan de [adres] te [woonplaats] in totaal vijf mensen zag. In een aparte kamer, aan de woonkamer vast, lag verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] ) op een matras. Rechts in de woonkamer stond een bank met twee personen erop. Eén van die personen was [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). [31] De rechtbank merkt op dat in het politiedossier de naam [medeverdachte 1] ook wordt geschreven als [medeverdachte 1] . [32] Links in de woonkamer lag [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) op een matras op de grond. [33] Tijdens de doorzoeking gaf hij op te zijn genaamd: [J] . [34]
De [adres] te [woonplaats]
Op 2 juli 2019 werd ook de woning aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. [35] In de woonkamer is een blok cocaïne, aangetroffen, evenals verschillende kleine verpakkingen met daarin wit poeder en een warmtelamp. [36] In de slaapkamer zijn twee geldtelmachines, een vacumeermachine en verpakkingsmateriaal aangetroffen. [37]
IBN-code/voorwerpnummer
Omschrijving goederen
C.01.02.002
MD4R019034-544588
3 stuks met mogelijk drugs/wit poeder
C.01.02.005
MD4R019034-544591
1 wit blok verpakt in doorschijnend plastic (cocaïne)
C.03.01.001
MD4R019034-544592
Vacuummachine [38]
C.03.02.001
MD4R019034-544595
geldtelmachine (112054416350006)
Merk: Safescan
Model: 2985-SX
Serie: 112054416350006
C.03.02.002
MD4R019034-544596
geldtelmachine
Merk: Safescan
Model: 2665 [39]
De drie in de woonkamer aangetroffen kleine verpakkingen met daarin wit poeder, zijn onderzocht door het NFI. Monster B met SIN AAMZ9767NL is positief getest voor cocaïne en betrof 13,74 gram. [40] Monster C met SIN AAMZ9768NL eveneens positief getest voor cocaïne en betrof 2,28 gram. [41] Ook monster D met SIN AAMZ9769NL is positief getest voor cocaïne en betrof 20,20 gram. [42] Het aangetroffen blok in de woonkamer is ook onderzocht door het NFI en ook dat blok is positief getest voor cocaïne. Het betrof 1000 gram. [43]
Op het adres [adres] in [woonplaats] stond ingeschreven [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). [44] Hij verklaarde dat een [L] , waarvan hij de achternaam niet weet, en een andere persoon, gebruik maakten van zijn woning en verantwoordelijk waren voor de verdovende middelen in zijn woning. [45] In de telefoon van [medeverdachte 3] stond een contact opgeslagen onder de naam [contactpersoon 1] , met telefoonnummer [telefoonnummer] . [46]
Op basis van onder meer opgenomen telecommunicatie concludeert de politie dat de locatie [adres] wordt aangeduid als ‘de woning bij het zwembad’ dan wel ‘de woning met nummer [nummer] ’. [47]
De [adres] te [woonplaats]
Op 2 juli 2019 werd de woning aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. [48] Op de begane grond, in de hal, is in een stellingkast een fles van vijf liter aceton aangetroffen. [49] In een ruimte achter een roldeur stond een andere stellingkast met daarin een rode bigshopper met daarin twee flessen van vijf liter aceton. [50] Op de eerste verdieping in ruimte B werden onder meer een vacumeermachine, een digitale weegschaal en heaters aangetroffen. [51]
IBN-code/voorwerpnummer
Omschrijving goederen
B.03.01.001
MD4R019034-544773
Digitale weegschaal
Merk: Myweigh | Type: II200
B.03.02.001
MD4R019034-544774
Vacuummachine
Merk: Henkelman
Model: Mini jumbo
B.04.02.001
MD4R019034-544776
Flessen Aceton 2x 5 liter
Merk: Forever
Aantal: 2 | Hoeveelheid: 10 [52]
De twee flessen van vijf liter van vermoedelijk aceton zijn onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat er daadwerkelijk aceton in de flessen zat. [53]
Op basis van onder meer opgenomen telecommunicatie en observaties concludeert de politie dat het zeer aannemelijk is dat de [adres] wordt aangeduid als ‘de Stichting’. [54]
Onderzoek naar de telefoon en het telefoonnummer van [verdachte]
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] vroeg verbalisant [verbalisant 1] aan [verdachte] welke telefoons van hem waren. [verdachte] wees toen naar een witte Nokia die op zijn matras lag. [55] In de witte Nokia telefoon zat een simkaart voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [56] Uit onderzoek van de politie blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] gedurende de periode waarin de telecommunicatie opgenomen werd, in gebruik was bij [verdachte] . [57]
Onderzoek naar de telefoons en telefoonnummers van [medeverdachte 1]
Na de doorzoeking in de woning aan de [adres] te [woonplaats] werd [medeverdachte 1] gefouilleerd op het politiebureau. Daarbij trof de politie een witte Nokia aan. De telefoon werd vervolgens onderzocht op het telefoonnummer, welke bleek te zijn [telefoonnummer] . [58] Uit onderzoek van de politie blijkt dat dat het telefoonnummer [telefoonnummer] gedurende de periode waarin de telecommunicatie opgenomen werd, in gebruik was bij [medeverdachte 1] . [59]
Op 2 juli 2019 werd onder [medeverdachte 1] ook een Iphone, voorzien van het Imei-nummer
[Imei-nummer] , in beslag genomen. Deze mobiele telefoon werd voorzien van het SIN-nummer AAMZ6778NL. In de telefoon zat een simkaart voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [60] In de telefoon werden hoofdzakelijk ‘selfies’ van [medeverdachte 1] aangetroffen. Op basis hiervan concludeert de politie dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van deze telefoon. [61] In deze telefoon werd een foto aangetroffen van een scherm van een andere telefoon, waarop een administratie zichtbaar waarop onder andere staat ‘ [gebruikersnaam] ’ en ‘ [bijnaam] 7 sky ’. [62] In de telefoon werden ook gesprekken met contactpersoon [bijnaam] , gebruik makend van telefoonnummer [telefoonnummer] , gevoerd. Uit de chat bleek dat [bijnaam] de bijnaam is voor [L] . [63]
Onderzoek naar de telefoon en het telefoonnummer van [medeverdachte 2]
Op 2 juli 2019 werd een mobiele telefoon in beslag genomen van het merk Samsung, die werd voorzien van het goednummer ZZ OUAKR83 en SIN-nummer AAMZ6814NL. In de telefoon zat een Micro SD-kaart, die werd onderzocht onder het SIN-nummer AAMZ6812NL. In de telefoon zat een simkaart van Lyca mobile met het nummer [telefoonnummer] . Bij de geïntercepteerde gesprekken werd de gebruiker van dit telefoonnummer “ [medeverdachte 2] ” genoemd. [64] In de genoemde Samsung werden verschillende “selfie” afbeeldingen aangetroffen waarop verdachte [medeverdachte 2] stond afgedeeld. [65]
Observatie [medeverdachte 2]
Op 23 mei 2019 werd voor de woning van [verdachte] op de [adres] te [woonplaats] een jongen waargenomen met een oranje jas van het bezorgbedrijf “ [bezorgbedrijf] ”. Deze jongen fietste op een oranje fiets, die bestickerd was met het “ [bezorgbedrijf] ” logo en aan de
achterzijde voorzien van een bak waarin warm voedsel vervoerd kan worden. [66] Op diezelfde dag om 11:46 uur is in een telefoongesprek te horen dat een persoon die [medeverdachte 2] wordt genoemd door [verdachte] wordt gevraagd om de papieren en een tas te komen halen. [67] Door het observatieteam werd vervolgens om 12:43 uur en 12:46 uur die dag waargenomen dat de persoon in de oranje jas met het logo van [bezorgbedrijf] erop, op de fiets een sporttas ophaalde bij het [straat] te [woonplaats] . [68] Om 12:54 uur werd waargenomen dat de persoon op zijn fiets naar een flat fietste. Aldaar ging hij naar binnen in het portiek gelegen aan de [adres] . [69] Op 23 mei 2019 om 13:01 uur werd er een telefoongesprek opgenomen tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] , waarin [medeverdachte 2] aangeeft dat hij thuis is. [70]
Tapgesprekken –mei 2019
In de periode van 9 mei 2019 tot en met 22 mei 2019 viel het op dat [verdachte] meerdere malen contact heeft gehad met een Duits telefoonnummer: [telefoonnummer] . [71]
Op 9 mei 2019 om 17:48 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en de gebruiker van het Duitse telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [contactpersoon 10] ). [contactpersoon 10] geeft aan dat het niet kookt en niets doet. [verdachte] vraagt hem of hij het gebruikt voor roken of voor snuiven en hij geeft aan dat het een Peruaan is en alleen voor roken is. [contactpersoon 10] geeft aan dat hij het aan vijf mensen heeft gegeven en dat zij alle vijf hebben gezegd dat het niet goed is. [contactpersoon 10] geeft verder aan dat hij naar “boven” wil en dat hij wil werken. Hij wil graag met grote hoeveelheden gaan werken. [contactpersoon 10] vraagt vervolgens of [verdachte] niet hetzelfde spul heeft als de vorige keer. [contactpersoon 10] geeft aan dat hij het transport wil betalen. [verdachte] geeft vervolgens aan dat hij hem spul gaat sturen wat glinstert. [72]
Op 9 mei 2019 om 22:48 uur is er nog een telefoongesprek opgenomen tussen [verdachte] en [contactpersoon 10] . In dat gesprek geeft [contactpersoon 10] aan dat ‘die witte’ niet gaar wordt als je het kookt. [verdachte] krijgt tijdens dit gesprek een andere persoon aan de telefoon die hem uitlegt, dat hij alleen ammoniak ziet en dat het geen “witte” is maar gewoon suiker. [73] [verdachte] geeft verder aan dat hij niet uit is op winst in dit handeltje en dat hij hem ( [contactpersoon 10] ) al 20 jaar kent. Ze spreken af dat [contactpersoon 10] hem drie gram stuurt van de neppe en [verdachte] stuurt hem dan morgen één van kristal. [74]
Om 10 mei 2019 om 01:15 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] geeft aan dat [I] hem 44950 heeft gegeven. Om 01:42 uur vindt er een tweede telefoongesprek tussen hen plaats. [verdachte] vraagt [medeverdachte 2] wanneer hij [C] heeft gezien en vraagt hoeveel papier daar in totaal is. [medeverdachte 2] zegt daarop: 85.850. [75]
Op 10 mei 2019 om 16:29 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [contactpersoon 10] . [verdachte] geeft in dit gesprek aan dat hij zich vergist heeft en dat zijn jongen de verkeerde heeft gepakt in plaats van die ene die hij zelf voor [contactpersoon 10] had klaargezet. Verder geeft [verdachte] aan, dat morgen de man komt om het ding bij [contactpersoon 10] te brengen. [76]
Op 13 mei 2019 om 15:32 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt [medeverdachte 2] een sleutel “naar het zwembad” te brengen. [medeverdachte 2] begrijpt het niet meteen, maar antwoordt dan: “van [contactpersoon 1] ”. [77]
Op 16 mei 2019 om 19:01 uur krijgt [medeverdachte 2] van [verdachte] een sms-bericht: “ga naar huis en controleer die papieren”. Dezelfde avond om 21:08:30 uur stuurt [medeverdachte 2] het volgende sms-bericht naar [verdachte] : “66,350”. [78] Direct daarna, om 21:08:50 uur, vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] vraagt hoeveel daar is, waarop [medeverdachte 2] aangeeft “66.350!!”. Daarnaast zegt [medeverdachte 2] dat in die duizendjes veel minder zaten. [79]
Op 16 mei 2019 om 22:31 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [contactpersoon 3] ). [contactpersoon 3] heeft een vriend die wat had gevraagd. [contactpersoon 3] zegt “hij zoek… je weet zelf”. [verdachte] geeft aan dat hij op dit moment niets heeft en als de onbekende man goed spul zoekt, voor een goede prijs, dat hij dan nog 10 dagen moet wachten. [verdachte] vraagt [contactpersoon 3] of hij “piro” wil. [contactpersoon 3] vraagt hoe duur die is. [verdachte] geeft aan: “reken maar op 2,5, 22,50. [80]
Op 17 mei 2019 om 00:45 vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] vraagt [medeverdachte 2] wie die andere drie, die thuis waren, heeft meegenomen. [medeverdachte 2] geeft aan dat er nog twee van Pirowon thuis zijn en zij er één gemengd aan die ander hebben gegeven. [verdachte] vraagt [medeverdachte 2] of hij ze allebei heeft getest. [medeverdachte 2] geeft daarop als volgt antwoord: “ja, we hebben die ouwe gedaan en die gaf 2 strepen en die ene is 8 en die andere is 9”. [81] Om 00:52 uur belt [verdachte] [medeverdachte 2] op en vraagt hem: “Aan wie hebben we die ene verkocht?”. [82]
Op 17 mei 2019 om 15:00 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [B] (hierna: [B] ) en [verdachte] . [B] vraagt of [medeverdachte 1] in de buurt is, “dan kan ik je wat sturen, die dingen van [contactpersoon 1] .” [83] Om 15:02 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 1] . [verdachte] zegt hem dat hij langs [B] moet gaan en wat wisselgeld bij hem vandaag moet halen. [84] Om 15:12 uur vindt er een tweede telefoongesprek plaats tussen [B] en [verdachte] , waarin [verdachte] aangeeft dat zijn broer in Amsterdam is en papieren bij zich heeft en dat het te opvallend is als hij langskomt. [B] zegt daarop dat hij ze straks zelf meeneemt als hij komt. [85]
Op 20 mei 2019 om 00:12 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [contactpersoon 10] . [verdachte] geeft aan dat er morgen een meneer naar hem toe komt en zegt dat “we een goede prijs voor ze gemaakt” hebben. Tijdens dit gesprek zegt [contactpersoon 10] dat als [verdachte] wat heeft, hij dan volgende week tien kan afnemen. [verdachte] moet kijken “naar één, datgene dat men rookt”. [86]
Op 21 mei 2019 om 17:41 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [contactpersoon 4] ). [contactpersoon 4] vraagt [verdachte] of er wat beschikbaar is en of Peru ook niet beschikbaar is. [87]
Op 21 mei 2019 om 17:52 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [medeverdachte 4] ). [verdachte] vraagt [medeverdachte 4] of hij de woning van het zwembad kent. [medeverdachte 4] vraagt wie het is, waarop [verdachte] aangeeft dat [medeverdachte 2] hem die kan aanwijzen. Als [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 2] ‘Zwembad’ zou zeggen, dan kent hij hem. [verdachte] zegt hierbij dat [medeverdachte 2] daar is. [88]
Op 23 mei 2019 om 14:06 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [contactpersoon 10] . [verdachte] geeft aan dat die meneer morgen naar [contactpersoon 10] toekomt. “Hij komt datgene bij je ophalen en daarna komt hij dat andere naar je brengen. (…) Hij is daar in Duitsland. Hij woont in Duitsland. Hij brengt dat ene terug hierheen en brengt die andere naar jou toe.” [verdachte] zegt verder nog dat als [contactpersoon 10] iemand heeft, hij die persoon kan sturen. [89] Om 15:02 uur vindt er een tweede gesprek plaats tussen [verdachte] en [contactpersoon 10] . [contactpersoon 10] vraagt in dat gesprek aan [verdachte] wanneer ‘hij’ hier kan zijn. [verdachte] zegt dat hij niet vandaag naar [contactpersoon 10] komt, maar morgen: “hij komt morgen datgene halen, want hij woont in Duitsland. Niet dat hij helemaal hierheen komt, dat ene pak en weer terug komt etc. je weet wel? Hij komt langs, haalt dat ene op en komt naar je terug.” [90]
Op 25 mei 2019 om 00:57 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [contactpersoon 10] . [verdachte] geeft aan dat het zijn fout is en dat er morgen iemand naar [contactpersoon 10] toe zal gaan. [91] Dezelfde dag om 14:07 uur belt [verdachte] [contactpersoon 10] op en vraagt of hij een garage heeft. [contactpersoon 10] zegt dat hij die niet heeft, dat het neergelegd kan worden en weggegaan kan worden. [verdachte] geeft daarop aan dat er een garage nodig is; “hij moet het (eerst) uit de plek uithalen”. [92] Dezelfde dag om 22:40 uur belt [verdachte] naar [contactpersoon 10] op en zegt hem dat het te veel moeite kost om het te maken en dat hij het niet redt om vandaag naar [contactpersoon 10] te komen. Op de vraag van [contactpersoon 10] of hij morgen komt, zegt [verdachte] dat hij komt, zodra de auto is gemaakt. [93]
Op 25 mei 2019 om 14:03 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 2] om dat spul in vacuüm te doen. [medeverdachte 2] vraagt waar vacuüm is en [verdachte] antwoordt “daar in huis”. [94] Om 14:50 uur stuurt [medeverdachte 2] naar [verdachte] een sms-bericht met de tekst: “er is zit in het midden een barst in 6 minder” [95] .
Op de Micro-SD kaart van de Samsung-telefoon van [medeverdachte 2] werden afbeeldingen aangetroffen die met de telefoon waren gemaakt. Op 25 mei 2019 was om 14.38 uur een foto gemaakt, met daarop een afbeelding van verdovende middelen. De afbeelding kan worden gekoppeld aan het gesprek van [medeverdachte 2] . [96] Zichtbaar is dat er in het blok een barst zit. Het gewicht op de weegschaal geeft 994,3 gr aan. In het verzonden sms-bericht werd vermeld “6 minder". Gelet op het gewicht op de weegschaal, 994,3 gr, wordt er kennelijk bedoeld dat er 6 gram minder in zit en men kennelijk 1000 gram had verwacht. [97]
Om 15:02 uur zegt [medeverdachte 2] tegen [verdachte] dat hij nog bij de Stichting is en nog niet bij [N] is. [98] Om 15:15 uur geeft [medeverdachte 2] aan bij de deur van [N] te zijn, gevolgd door een sms-bericht met de tekst dat hij hem gegeven heeft. [99]
Op 26 mei 2019 te 05.00 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] , waarin zij spreken over een derde persoon. [medeverdachte 2] zegt dat “die ene die in de ochtend tegen mij heeft gezegd wat moet ik doen”. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] de derde persoon het nummer van [naam] (fon.) moet geven. [100] Om 12:28 uur wordt [verdachte] door [medeverdachte 2] geïnformeerd dat een derde persoon 2000 betaald wilt worden. [verdachte] zegt: “ik vroeg hem, ‘je brengt 1 heen en brengt 1 terug’”. Op de achtergrond bij [medeverdachte 2] is een persoon aanwezig die deze afspraak bevestigt. [101] Om 13:11 uur zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 2] dat hij bij hem (een derde persoon) in de auto moet stappen, hem naar de garage moet brengen en het in de garage aan hem moet geven. Als [medeverdachte 2] aangeeft dat hij het adres niet ontvangen heeft, geeft [verdachte] aan “ [bijnaam] ”, waarna hij tegen [medeverdachte 2] zegt dat hij voor het adres naar [naam] moet bellen. [102] Om 14:07 uur stuurt [verdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte 2] en geeft hem aan dat hij hem het heeft gegeven en aan hem zal doorgeven dat hij is vertrokken. Om 14:14 uur belt [verdachte] [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] vraagt of hij moet zeggen dat hij is vetrokken. [verdachte] bevestigt dit en zegt: “zeg tegen hem 'el haj is onderweg naar jou, die ander heeft een kapotte plek'”. [103] Vervolgens heeft [verdachte] om 14:15 uur telefonisch contact met [contactpersoon 10] . [verdachte] moet doorgeven van [M] dat hij gekomen is. [contactpersoon 10] zegt “oke dat is goed er is een garage”. [104] Om 18:36 uur is er een gesprek tussen [contactpersoon 10] en [verdachte] . [verdachte] vraagt of die man is geweest en [contactpersoon 10] zegt: “Ja die man is geweest en weer weg.” Daarnaast zegt [contactpersoon 10] dat er 50 of 60 gram te veel is en dat hij dat terugbrengt. [105] Later op de avond, om 21:00 uur, belt [medeverdachte 2] [verdachte] . [medeverdachte 2] zegt dat het lijkt of er te veel poeder in zit. Het lijkt vierkant, het lijkt op een brood en [medeverdachte 2] vraagt of hij het moet breken. [verdachte] zegt daarop dat [medeverdachte 2] hem moet breken en kijken of het de juiste is. [106] Om 21:05 uur vindt er nogmaals een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] geeft aan dat ze niet op dezelfde manier zijn teruggebracht. Ze zijn in kleine zakjes gebracht. In één zit 100 en in één 150. In totaal 917. Op de vraag van [verdachte] of ze niet geperst zijn, antwoordt [medeverdachte 2] : “nee, het zit in zakjes. In elke zakje zit een beetje”. [107]
Op de Micro-SD kaart van de Samsung-telefoon van [medeverdachte 2] werden afbeeldingen aangetroffen die met de telefoon waren gemaakt. Op 26 mei 2019 waren om 21.07 uur twee foto’s gemaakt, met daarop afbeeldingen van verdovende middelen. De afbeeldingen kunnen worden gekoppeld aan het gesprek van [medeverdachte 2] . [108] De weegschaal geeft 917,7 aan, overeenkomend met het gesprek tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . Tevens komt overeen dat het witte poeder in kleine zakjes is verpakt. [109]
Tapgesprekken –juni 2019
Op 5 juni 2019 om 17:13 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [contactpersoon 5] ). [verdachte] vraagt [contactpersoon 5] om iets voor hem te testen, waarop [contactpersoon 5] aangeeft dat hij het zal testen als [verdachte] het naar hem heeft opgestuurd. [110] Om 20:47 uur vindt er een tweede gesprek tussen hen plaats. [contactpersoon 5] geeft daarin aan, dat hij het spul heeft gezien en dat het goed wordt gekookt en alles goed is. [contactpersoon 5] geeft aan dat hij er nu eentje wilt hebben, waarop [verdachte] zegt dat hij niet nu één kan krijgen, maar wel morgen. [contactpersoon 5] zegt vervolgens “Ik ga die nu meteen nodig, onmiddellijk en hij wilt een half.” [verdachte] geeft aan dat hij gaat kijken en het terug zal koppelen. [111] Om 20:55 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 2] . [verdachte] vraagt [medeverdachte 2] waar hij is. [medeverdachte 2] zegt dat hij bij de stichting is. Kort daarna, om 20:56 uur belt [verdachte] [medeverdachte 2] nogmaals op. [verdachte] vraagt [medeverdachte 2] of hij naar die fassi wil gaan, waarop [medeverdachte 2] aangeeft dat hij dat zal doen. [112] Om 20:57 uur belt [verdachte] naar [contactpersoon 5] en zegt hem: “hij is onderweg naar jou toe.” Dezelfde avond om 21.19 uur stuurt [medeverdachte 2] een sms-bericht naar [verdachte] : “heb het gegeven”. [113] Om 21:51 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] vraagt waar [medeverdachte 2] is, waarop [medeverdachte 2] aangeeft dat hij bij de stichting is. [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 2] geld heeft, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij geld heeft.
Op 6 juni 2019 om 18:31 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 2] alles in tassen moet opruimen en er drie apart moet zetten. [medeverdachte 2] vraagt daarop of hij die drie moet laten drogen. [verdachte] zegt dat dat niet hoeft. [114] Om 18:32 uur vindt er een tweede gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 2] “laat ze maar goed drogen”. Om 18:35 uur vindt er een derde telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] , waarbij [verdachte] aangeeft dat [medeverdachte 2] de goede apart moet zetten en een twintigtal apart moet zetten. [115] Om 18:43 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] , waarbij [medeverdachte 2] hem vraagt of hij tijd heeft omdat hij wat spullen wil maken. [medeverdachte 1] vraagt wat er allemaal nog moet gebeuren, waarop [medeverdachte 2] zegt dat alles in plastic ingepakt moet worden. Om 19:03 uur belt [verdachte] wederom naar [medeverdachte 2] en zegt [medeverdachte 2] dat hij die drie moet laten drogen. [116] Om 19:12 uur vindt er nog een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] vraagt [medeverdachte 2] of hij wil gaan kijken of er al wat hard is, want hij heeft er een nodig. [medeverdachte 2] geeft aan te gaan kijken. Enige minuten later, om 19:17 uur, belt [medeverdachte 2] [verdachte] op en vraagt hem wat hij met die kapotte moet doen en geeft aan dat die andere drie normaal zijn. [117] Om 19:29 uur belt [verdachte] nogmaals met [medeverdachte 2] en zegt [medeverdachte 2] een mooie mee te nemen. Als [medeverdachte 2] vraagt waarheen, zegt [verdachte] : “bij de stichting”. [medeverdachte 2] geeft daarop aan dat hij bij de stichting is. [118] Om 19:52 uur vindt er opnieuw een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij ze droog moet laten worden. [medeverdachte 2] zegt dat één goed is en vraagt of hij ze allemaal moet wegen. [verdachte] vraagt of hij ze allemaal al gewogen heeft, waarop [medeverdachte 2] aangeeft dat hij ze nog aan het wegen is, “ik maak ze warm en weeg ze”. [verdachte] zegt daarop dat als [medeverdachte 2] ze gewogen heeft, dat hij hem het resultaat moet geven. [119] Om 20:21 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] en zegt hem dat ze allemaal te veel hebben, één 60, 33, 23, 24, 47. [120]
Op 7 juni 2019 om 00:23 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [contactpersoon 6] ). [contactpersoon 6] vraagt of er niks is van Peru. [verdachte] vraagt hoeveel [contactpersoon 6] daarvan nodig heeft. [contactpersoon 6] geeft aan: “één nummer twee”. [verdachte] zegt dat hij het morgen voor hem regelt. Vervolgens vraagt [contactpersoon 6] of het niet nu kan. [verdachte] geeft daarop aan dat die persoon nu niet gaat opnemen. De jongen die dat spul heeft, zal volgens [verdachte] liggen te slapen. [verdachte] zegt dat hij zal overleggen. [contactpersoon 6] zegt dat de markt nu 24 is en dat [verdachte] altijd een goede prijs maakt voor hem en bedankt [verdachte] daarvoor. [121] Om 00:38 uur vindt er een tweede gesprek plaats tussen [contactpersoon 6] en [verdachte] . [contactpersoon 6] vraagt [verdachte] wat voor stempel op dat paspoort is, waarop [verdachte] aangeeft dat hij dat niet weet. [verdachte] zegt dat die niet heel goed glimmen, maar ze wel heel mooi zijn en het origineel is. [contactpersoon 6] vraagt of de eigenaren zeggen dat het heel goed is. [verdachte] bevestigt dat. [122]
Op 7 juni 2019 om 01:23 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] informeert naar [N] de Somaliër bij het zwembad op [nummer] . [medeverdachte 2] zegt dat het goed is en dat hij langsgaat. [verdachte] wil het huisnummer hebben, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij op huisnummer [nummer] woont. [123]
Op 8 juni 2019 om 14:32 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [contactpersoon 7] ). [contactpersoon 7] vraagt of het niet te duur is, waarop [verdachte] zegt dat ze 25 vroegen en hij 26 vraagt. [verdachte] vraagt vervolgens wat goede Bolivia kost, “4,5 of 4 toch”? [contactpersoon 7] zegt dat goede 3,5 kost en dat hij het hier voor minder kan krijgen. [contactpersoon 7] wacht op de uiteindelijk prijs van [verdachte] . [124]
Op 8 juni 2019 om 17:15 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [contactpersoon 6] . [contactpersoon 8] of er wat beschikbaar is van dat goede spul. [verdachte] zegt “ja” en vraagt hoeveel [contactpersoon 6] nodig heeft. [contactpersoon 6] zegt dat hij er ongeveer twee nodig heeft. [verdachte] geeft aan dat hij er één heeft, maar dat die een beetje gebroken is. [contactpersoon 6] vraagt of het helemaal los is of alleen beschadigd is aan de zijkanten, waarop [verdachte] aangeeft dat hij 1 en 600 heeft, maar dat het stuk is. “Het zijn grote stenen.” Op de vraag van [contactpersoon 6] of er verder niks beschikbaar is, zegt [verdachte] dat hij dat niet heeft, maar wel over ongeveer twee dagen. [verdachte] geeft verder aan dat [contactpersoon 6] die voor 22 mag hebben en dat het spul topkwaliteit betreft. [contactpersoon 6] vraagt [verdachte] hoeveel poeder het bevat en [verdachte] zegt daarop “broer, er is nog één en zeshonderd (1,6) aan stenen over en het is anders de hele steen, grote steen. Er is 600 aan poeder, het is 1,6 poeder en steen. Wilt hij één hebben of alles afnemen. Mogelijk dat die 400 a 500 poeder bevat. Het is duidelijk dat het handel is.” [contactpersoon 6] geeft aan dat hij direct gaat overleggen en erop terugkomt. [125]
Op 10 juni 2019 belt [verdachte] met [B] . [verdachte] zegt dat hij bij die woning van [contactpersoon 1] is, waar ze de vorige keer die P hebben gezien. [verdachte] vraagt [B] naar boven te komen [126] en zegt [B] dat hij [nummer] moet hebben. [127]
Op 11 juni 2019 om 17:05 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] vraagt [medeverdachte 2] dat bewaartegoed op te halen bij [O] . [medeverdachte 2] vraagt [verdachte] waar hij die wil hebben, waarop [verdachte] zegt dat hij die naar de stichting moet brengen. [verdachte] zegt “die één en 600, dat is wat erin zit” en vraagt of [medeverdachte 2] die gewogen heeft. [medeverdachte 2] zegt ‘nee’. [verdachte] zegt vervolgens dat hij die toch samen met [medeverdachte 2] heeft gewogen, waarop [medeverdachte 2] zegt “Nee, ik moest die brengen alleen”. [128]
Op 12 juni 2019 om 13:28 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [contactpersoon 11] ). [verdachte] vraagt [contactpersoon 11] hem het adres te sturen. [contactpersoon 11] zegt hem dat te doen. [129] Om 13:29 uur ontvangt [verdachte] het volgende sms-bericht van [contactpersoon 11] : “ [adres] ”. Om 13:30 uur stuurt [verdachte] : “ [adres] ” middels een sms-bericht naar [medeverdachte 1] . [130] Om 14:57 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , waarin [verdachte] [medeverdachte 1] vraagt waar hij blijft. [medeverdachte 1] zegt dat hij over vijf minuten daar is. [131] Om 15:11 uur vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 1] in een telefoongesprek of die ontvangen is. [medeverdachte 1] zegt ‘ja’. [132] Om 18:21 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] geeft aan dat hij 47.100 heeft meegekregen. Aansluitend om 18:23 uur verstuurt [verdachte] een sms naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] (nnMan) met de tekst “47100”. [133]
Op 13 juni 2019 vinden meerdere telefoongesprekken plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over aantallen die zijn opgehaald en wel en niet op een lijst staan. Om 15:38 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 1] . [verdachte] vraagt hem exact aan te geven hoe vaak en wat hij uit Amsterdam heeft gehaald. [medeverdachte 1] geeft aan 2 of 3 keer, dat hij het aan [medeverdachte 2] heeft doorgegeven en dat het 68.500 betrof, 48 en die van gister van 47.100. Eveneens geeft [medeverdachte 1] aan dat [medeverdachte 4] kennelijk een keer 42 heeft gehaald en kennelijk een keer 47, maar hij dat niet weet. [134] Om 17.47 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 2] en zegt [medeverdachte 2] dat hij bij de stichting is en er wordt gesproken over hoeveel [medeverdachte 2] , [C] en [medeverdachte 4] hebben opgehaald. [135] Om 17:55 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 2] en zegt hem dat hij 48 en 47 heeft opgehaald en dat hij wil weten wat [medeverdachte 4] heeft opgehaald. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij alles genoteerd heeft. [verdachte] wil weten wat hij heeft genoteerd en zegt dat [medeverdachte 4] een keer geld heeft opgehaald uit Amsterdam en wil weten hoeveel hij toen heeft opgehaald. [medeverdachte 2] gaat aan [medeverdachte 1] vragen het kasboek erbij te pakken. Om 18:02 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] en vraagt hem hoe vaak en hoeveel hij heeft gehaald, zonder die van gisteren. [medeverdachte 1] zegt dat hij drie keer heeft gehaald, twee keer uit het centrum en één keer buiten het centrum. Daarnaast zegt hij: “1e keer 68.500, -- en tweede keer 48 en de derde keer, denkt hij 65 te hebben gehaald”. [verdachte] vraagt of hij dat heeft opgegeven bij [medeverdachte 2] , waarop [medeverdachte 1] aangeeft dat hij dat heeft gedaan en ook dat hij [medeverdachte 4] heeft gemaild. [136] Om 18:20 uur belt [medeverdachte 2] [verdachte] op en zegt hem dat 45.200 de zoon van mijn tante heeft opgehaald, 47.260 oom [medeverdachte 4] en 56 de zoon van mijn tante. [verdachte] wil alleen weten wat de neef van mijn tante heeft gebracht. [medeverdachte 2] geeft daarop aan dat de neef van mijn tante maar één keer heeft opgehaald. [verdachte] wil dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 4] overslaat en ook datgene wat gisteren is gebracht. [verdachte] wil weten wat er is opgehaald. [medeverdachte 2] zegt “45.200!!”, “65!!!”, “48.510” en “nee, het is 68.510, niet 48.510”. [137] Om 18:22 uur vindt er nogmaals een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] wil exact weten hoeveel ze gehaald hebben. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] vier keer heeft opgehaald en [medeverdachte 4] één keer. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] inclusief gisteren vijf keer heeft opgehaald, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij denkt van wel. [verdachte] wil [medeverdachte 1] aan de telefoon. [verdachte] vraagt [medeverdachte 1] vervolgens wat hij heeft genoteerd. [medeverdachte 1] zegt dat die Or anders is, en dat hij die uit Tilburg heeft gehaald en niet uit Amsterdam. [medeverdachte 1] zegt dat hij vier keer heeft gehaald en dat hij één keer 68.500 heeft gehaald en daarna 48 en dat hij ook 56 heef gehaald. [verdachte] vraagt hem of het zeker is dat hij toen 65 heeft gehaald, waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij toen met [P] ernaartoe is gegaan en dat hij niet weet wat hij heeft gekregen. [verdachte] wil van [medeverdachte 1] weten wat hij toen hij met [P] was, heeft gehaald. [medeverdachte 2] zegt dat hij toen 48 heeft gehaald. [verdachte] geeft aan dat hij de juiste lijst wil en een overzicht met bedragen. [138] Enige tijd later, om 18:33 uur, belt [verdachte] [medeverdachte 1] op. [verdachte] wil weten wat er op de lijst staat en [medeverdachte 1] zegt dat hij alles heeft doorgegeven. [verdachte] zegt dat hij gewoon een lijst moet bijhouden. [medeverdachte 1] zegt dat hij alles doorgeeft aan [medeverdachte 2] , zodat hij dat kan noteren. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] geld haalde uit Amsterdam-Centrum en dat hij moet weten wat hij gehaald heeft. [medeverdachte 1] zegt dat hij 68.500 heeft gehaald en 48 twee keer en de derde keer is hij met [P] gegaan en heeft toen ergens anders wat gehaald. [verdachte] wil [medeverdachte 2] aan de telefoon en vraagt [medeverdachte 2] te kijken op de lijst en door te geven wat [medeverdachte 1] precies heeft gehaald. [medeverdachte 2] zegt wederom dat hij drie keer en drie keer heeft gehaald. [verdachte] vraagt hem die bedragen van Or door te geven en [medeverdachte 2] zegt “45.200 door [medeverdachte 1] opgehaald en 47.200 is door oom [medeverdachte 4] opgehaald en 65 is door hem ook opgehaald”. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] verder uit Amsterdam-Centrum 68.500 heeft gehaald en 48 en 47.100 van gisteren. [verdachte] vraagt hem of dit allemaal zonder die van [medeverdachte 4] is. [medeverdachte 2] zegt “nee, zonder die van [medeverdachte 4] ”. [verdachte] vraagt hem hoeveel heeft [medeverdachte 4] uit Amsterdam-Centrum heeft gehaald. [medeverdachte 2] zegt dat hij alleen bij Or heeft gehaald en dat hij 47.260 heeft gehaald. [139] Om 18:44 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] en zegt hem onder meer dat hij de lijst bij moet houden en dat die 45 van [medeverdachte 4] eruit moet worden gehaald en dat er dan gekeken moet worden wat ze in totaal hebben gehaald. Om 18:54 uur ontvangt [verdachte] het volgende sms-bericht van [medeverdachte 1] : “275.860”. [140] Om 19:05 uur stuurt [medeverdachte 1] nog een sms-bericht bericht, namelijk: “68500+48000+65000+47100=228600”. [141]
Op 13 juni 2019 om 19:25 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] . [verdachte] vraagt of dat ene warm aan het worden is, waarop [medeverdachte 2] ‘nee’ zegt. [medeverdachte 2] geeft daarbij aan: “die ene is kennelijk helemaal... hij heeft water nodig, ook als je die vóór het vuur zet, wordt die niet warm. Hij is kennelijk erg droog. Hij moet weer nat worden gemaakt.” [medeverdachte 2] zegt vervolgens tegen [verdachte] dat er een barst in het midden zit. [verdachte] geeft aan dat, als ze dat voor een tweede keer gaan doen, dat die verpest gaat worden en zegt dat de lamp erop moet worden gezet. [medeverdachte 2] zegt dat hij goed moet vacumeren en hem goed vast moet zetten. [142]
Op 14 juni 2019 om 18.06 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] dat die dingen droog zijn [143] en om 18:57 uur vraagt [verdachte] [medeverdachte 2] telefonisch dat ding te laten drogen. [144]
Op 15 juni 2019 om 20:29 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zegt dat hij in de studio is en vraagt [verdachte] waar hij naartoe moet gaan als hij naar de Somaliër moet. [verdachte] zegt dat hij bij het zwembad moet zijn. [145] Om 20:49 uur vraagt [medeverdachte 2] [verdachte] telefonisch of hij die papieren naar studio moet brengen, waarop [verdachte] ‘ja’ zegt. [146]
Op 18 juni 2019, om 16:37 uur, belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] . [verdachte] geeft aan dat hij vergeten was dat er papieren daar in huis zijn. Hij vraagt of er veel papier is en wat [medeverdachte 2] heeft uitgegeven. [medeverdachte 2] geeft aan dat er daar jongens zijn. [verdachte] vraagt welke jongens, waarop [medeverdachte 2] zegt “Ja, iedereen [K] , de zoon van mijn tante, [medeverdachte 4] . Ik heb niet zo maar naar buiten gegaan, ik heb eerst gevraagd voor dat ik naar buiten ging.” [verdachte] geeft aan dat het dan wel goed is. Enige tijd later, om 18:03 uur belt [verdachte] weer naar [medeverdachte 2] en vraagt hem 1.500 naar beneden te brengen. [medeverdachte 2] zegt dat hij niet thuis is, waarop [verdachte] vraagt wie er wel thuis is. [medeverdachte 2] zegt dat de neef thuis is. [verdachte] vraagt hem door te geven dat hij 1.500 naar beneden moet brengen. [147] Om 18:04 uur vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , waarin [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] vraagt of hij 1.500 naar beneden wil brengen. [medeverdachte 2] zegt hierbij “die stapels in de plastic zak, daar moet je niet aankomen, je moet alleen die ene stapel alleen.” [148]
Op 23 juni 2019 om 14:18 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt [medeverdachte 2] dat hij twee grote heeft gezegd. [medeverdachte 2] zegt daarop dat hij twee kleintjes heeft gebracht, vijftigjes. [verdachte] zegt [medeverdachte 2] dat hij hem toch heeft gevraagd om grote te brengen. [medeverdachte 2] zegt dat twintigjes groot zijn en [verdachte] geeft aan dat twintigjes klein zijn. [medeverdachte 2] begrijpt het niet. [verdachte] vraagt wat 500 is, groot of klein. [medeverdachte 2] zegt groot. [verdachte] heeft [medeverdachte 2] gevraagd om grote te brengen. [medeverdachte 2] snapt het en zal doen wat [verdachte] heeft gevraagd. [149]
Op 29 juni 2019 om 16:44 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: [contactpersoon 9] ). [contactpersoon 9] vraagt [verdachte] of er wat beschikbaar is van die P wat glimt. [verdachte] zegt tijdens dit gesprek dat die ene die glad is, Peru heet en die ene die glimmend is Boli heeft. [contactpersoon 9] zegt dat hij die ene bedoelt die glimmend is. [verdachte] geeft aan dat hij die niet heeft. [contactpersoon 9] vraagt vervolgens of [verdachte] alleen die ene die glad is heeft en [verdachte] bevestigt dat: “ik heb alleen die gladde”. [150]
4.3.4.
Bewijsoverwegingen
Medeplegen handel in cocaïne
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in samenhang met elkaar bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte 2] in de periode van 9 mei 2019 tot 2 juli 2019 te Rotterdam en elders in Nederland zich schuldig hebben gemaakt aan het bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van hoeveelheden cocaïne. De rechtbank acht hierbij het navolgende van belang.
Nu de bewijsmiddelen voor een groot deel bestaan uit tapgesprekken, overweegt de rechtbank ten aanzien van de interpretatie van die tapgesprekken het volgende. De rechtbank acht van belang dat in de gesprekken van en tussen het telefoonnummer dat in gebruik was bij verdachte en het telefoonnummer dat in gebruik was bij [medeverdachte 2] , onder meer de volgende termen worden gebruikt: ‘Peruaan’, ‘Piro’, “Peru’, ‘P’, ‘de gladde heet Peru’ ‘de glimmende is Boli’, ‘Boli’, ‘goede Boli kost 3,5’, ‘goed spul’, ‘testen’, ‘spul van topkwaliteit voor 22’, ‘leveren’ ‘goed spul voor een goede prijs’, ‘spul voor snuiven of voor roken’, ‘datgene dat men rookt’, ‘witte dat niet gaar wordt als het kookt’, ‘welke stempel op dat paspoort’, ‘1,6 aan poeder een steen’, ‘de markt is 24’, ‘te veel poeder’, ‘geperst’, ‘niet geperst maar in kleine zakjes’, ‘vacumeren’, ‘in plastic inpakken’, ‘laten drogen’, ‘kijken of er al wat hard is’, ‘een barst in het midden’, ‘6 minder’ en ‘warm maken en wegen’.
Uit vaste rechtspraak volgt dat wanneer, in weerwil van de letterlijk gebezigde bewoordingen, de betekenis en strekking van onderschepte gesprekken niettemin worden geduid als betrekking hebbende op drugs vermeld op lijst I bij de Opiumwet, bij de bewijslevering de nodige behoedzaamheid dient te worden betracht. Het risico op een verkeerd begrip is immers aanwezig als de betekenis van het gesproken en geschreven woord moet worden uitgelegd en geïnterpreteerd. De rechtbank heeft daarom na te gaan of de voor het bewijs te bezigen verslagen van – in het onderhavige geval – telefoongesprekken, bezien naar hun inhoud, de chronologie en de kring van deelnemers aan die gesprekken, in een met het oog op de bewijslevering betekenisvolle samenhang kunnen worden geplaatst.
De rechtbank kan, ook wanneer deze afgeluisterde gesprekken met de nodige behoedzaamheid worden beoordeeld, tot geen andere conclusie komen dan dat in de gesprekken op versluierde wijze over drugs is gesproken en over de bewerking van en de handel in cocaïne. De rechtbank acht hierbij van belang dat een groot deel van de hierboven genoemde termen, namelijk testen, drogen, wegen, warm maken, glimmen, het in vacuüm doen, het inpakken in plastic, stempel, en het kijken of er al wat hard is, passen bij wat in het proces-verbaal van bevindingen over het verwerkingsproces van cocaïne is opgenomen. Bovendien zijn er in de [adres] , ook wel bekend als ‘de stichting’, flessen met aceton, een weegschaal, een vacumeermachine en heaters aangetroffen. Deze goederen passen bij het verwerkingsproces van cocaïne. Verdachte en [medeverdachte 2] maakten gebruik van deze woning, zo blijkt uit de tapgesprekken van 5 juni 2019, 11 juni 2019 en 13 juni 2019. In de woning aan de [adres] zijn een blok cocaïne van 1000 gram, verschillende kleine verpakkingen cocaïne, een warmtelamp, twee geldtelmachines, een vacumeermachine en verpakkingsmateriaal aangetroffen. Ook deze goederen worden, zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen omtrent het verwerkingsproces van cocaïne, gebruikt bij de verwerking van cocaïne. Verdachte maakte gebruik van deze woning, zoals blijkt uit de tapgesprekken waarin hij [medeverdachte 2] (op 13 mei 2019 en 15 juni 2019) en [medeverdachte 4] (op 21 mei 2019) naar dit adres stuurt. Zelf spreekt hij op 10 juni 2019 af op dit adres met [B] en duidt hij dit adres aan als ‘de woning van [bijnaam] ’, waarbij hij zegt dat [B] en hij er vorige keer ‘P’ zagen. Ook in de woning aan de [adres] in [woonplaats] , waar verdachte en [medeverdachte 2] zijn aangehouden, werd een weegschaal aangetroffen; een goed dat gebruikt wordt bij het verwerkingsproces van cocaïne. Verder acht de rechtbank van belang dat in de woning aan de [adres] te [woonplaats] notitieblokken zijn aangetroffen, waarin veelvuldig ‘SKY’ staat in de kolom ‘Koopwaar’. Achter deze kolom staat een kolom ‘inkomsten’ met grote bedragen. Gelet op de vier, in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangetroffen, pakketten met daarop het ‘SKY’ logo, welke pakketten cocaïne bevatten, gaat de rechtbank ervan uit dat ‘SKY’ een naam of aanduiding is van een pakket/blok cocaïne. Ook acht de rechtbank de foto’s die zijn aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 2] van belang. Tijdens het tapgesprek van 25 mei 2019 tussen verdachte en [medeverdachte 2] wordt gesproken over ‘een barst in het midden’ en ‘6 minder’. Met de telefoon van [medeverdachte 2] zijn op 25 mei 2019 twee afbeeldingen gemaakt van verdovende middelen, waarbij zichtbaar is dat er in het blok een barst zit en de weegschaal 994 gram aangeeft (in plaats van 1000 gram). Op 25 mei 2019 vindt er een gesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 2] waarbij wordt aangegeven dat ‘het niet is geperst maar in kleine zakjes zit’ en er ‘917’ is. Met de telefoon van [medeverdachte 2] zijn op 26 mei 2019 twee afbeeldingen gemaakt van verdovende middelen, verpakt in kleine zakjes en waarop een weegschaal zichtbaar is die 917 aangeeft. Daarnaast wordt in de tapgesprekken veelvuldig gesproken over (het ophalen van) grote bedragen. In een aantal gevallen zijn die bedragen ook terug te vinden in de notitieblokken die zijn aangetroffen op de [adres] in Rotterdam. Ook zijn er in de woning aan de [adres] twee grote contante geldbedragen van in totaal € 188.010,- aangetroffen, verstopt in het plafond. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in verdovende middelen gepaard gaat met grote hoeveelheden contant geld. Tot slot heeft de rechtbank bij haar oordeelsvorming betrokken dat verdachte van meet af aan geen verklaring heeft willen afleggen over de inhoud van tapgesprekken, terwijl het in de gesprekken gebezigde taalgebruik vraagt om een uitleg. Dat verdachte desondanks ervoor kiest te zwijgen, kan naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad meewegen voor de overtuiging op grond van het bewijs.
Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de in de bewijsmiddelen opgenomen gesprekken betrekking hebben op het bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van meerdere (grote) hoeveelheden cocaïne en komt zij tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Buiten het Nederlands grondgebied brengen van cocaïne
Uit de tapgesprekken zoals opgenomen in de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte vanaf
9 mei 2019 op verschillende dagen contact heeft met de gebruiker van een Duits telefoonnummer. De rechtbank begrijpt uit de tapgesprekken dat deze [contactpersoon 10] en verdachte op verschillende momenten contact hebben over de kwaliteit, de prijs en de levering van cocaïne. De rechtbank maakt dit onder meer op uit de volgende omstandigheden die genoemd worden in de tapgesprekken. Er wordt besproken dat ‘het’ niet kookt, of ‘het’ voor roken of snuiven wordt gebruikt, dat ‘het’ een Peruaan is en alleen voor roken is, dat ‘die witte’ niet gaar wordt, dat er drie gram wordt gestuurd en dat verdachte één van kristal stuurt. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat verdachte met [contactpersoon 10] spreekt over ‘het spul dat glinstert’. In het proces-verbaal van bevindingen omtrent het verwerkingsproces van cocaïne volgt namelijk dat pure cocaïne de eigenschap heeft dat er glans op zit. Uit de tapgesprekken maakt de rechtbank verder op dat er een eerdere levering is geweest tussen verdachte en [contactpersoon 10] , wat volgens [contactpersoon 10] geen goed spul was. Verdachte geeft toe dat hij zich heeft vergist en dat een jongen het verkeerde heeft gepakt. Verdachte en [contactpersoon 10] spreken af dat verdachte ervoor zal zorgen dat er nieuw spul wordt gebracht en dat het eerder geleverde wordt opgehaald. Er moet dan wel een garage beschikbaar zijn, want er moet eerst iets uit gehaald worden. Op 26 mei 2019 hebben verdachte en [medeverdachte 2] telefonisch contact met elkaar, waarbij verdachte [medeverdachte 2] de opdracht geeft om bij een derde persoon in de auto te stappen, hem naar de garage te brengen en het in de garage te geven. Als [medeverdachte 2] vraagt naar het adres, wordt ‘ [bijnaam] ’ genoemd. Het is een feit van algemene bekendheid dat Lippstad een stad is in Duitsland, waaruit de rechtbank opmaakt dat de koerier naar Duitsland moest gaan. Om 18:36 uur zegt [contactpersoon 10] tegen verdachte dat ‘die man’ is geweest en weer weg is en dat er 50 of 60 gram te veel is. Later op de avond vindt er een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 2] , waarbij [medeverdachte 2] aangeeft dat het lijkt alsof er te veel poeder in zit en dat ze niet op dezelfde manier zijn teruggebracht. Ze zijn in kleine zakjes gebracht met een totaal van 917. Op de vraag van verdachte of ze niet zijn geperst, antwoordt [medeverdachte 2] dat het in zakjes zit en niet geperst is. In de telefoon van [medeverdachte 2] is een foto aangetroffen met daarop een weegschaal die 917,7 aangeeft, met daarop wit poeder in kleine zakjes. Deze foto komt overeen met het hiervoor genoemde gesprek tussen [medeverdachte 2] en verdachte. Gelet op vorenstaande in samenhang met elkaar bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er door verdachte en [medeverdachte 2] op 26 mei 2019 een hoeveelheid cocaïne van circa een kilo buiten het grondgebied van Nederland is gebracht, te weten naar Duitsland.
Deelneming criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat bij de toepassing van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht onder een organisatie wordt verstaan ‘een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en ten minste één andere persoon’. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Om van deelneming aan een criminele organisatie te kunnen spreken is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt. De rechtbank is van oordeel dat het criminele samenwerkingsverband tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een structureel en duurzaam karakter had, zodat aan de vereisten voor deelneming aan een criminele organisatie is voldaan. In dat kader acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
Uit de opgenomen bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen onder
Medeplegen handel in cocaïneleidt de rechtbank af dat verdachte en [medeverdachte 2] de woningen aan de [adres] , [adres] en [adres] te [woonplaats] tot hun beschikking hadden. [medeverdachte 1] verbleef op de [adres] te [woonplaats] . Dit zijn woningen waar cocaïne is aangetroffen, evenals goederen die gebruikt worden bij het verwerkingsproces van cocaïne. Op de [adres] is bovendien een groot geldbedrag aangetroffen. Uit de verschillende tapgesprekken, in samenhang bezien met de aangetroffen goederen, leidt de rechtbank af dat in die woningen cocaïne werd bewerkt, onder andere door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , en vanuit daar werd verkocht en geleverd. Waarom de rechtbank tot het oordeel komt dat het in de als bewijsmiddel opgenomen tapgesprekken gaat om cocaïne, is onder
Medeplegen handel in cocaïneuiteengezet. Uit de tapgesprekken blijkt voorts dat verdachte de persoon is die de opdrachten geeft. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voerden veelal de opdrachten uit en hielden in opdracht van verdachte een kasboek bij van de handel in cocaïne en de daarbij horende geldstromen. Dit kasboek werd bijgehouden in de notitieblokken die zijn aangetroffen op de [adres] . Daarnaast blijkt uit verschillende tapgesprekken dat verdachte contacten heeft met personen die hem vragen of hij cocaïne beschikbaar heeft. Op het moment verdachte cocaïne beschikbaar heeft, wordt onder andere [medeverdachte 2] gevraagd om de cocaïne af te leveren. Ook wordt [medeverdachte 2] door verdachte gevraagd hoeveel cocaïne er nog is, en of hij die heeft getest, en krijgt hij de opdracht van verdachte om er drie te laten drogen. Voorts wordt er door verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gesproken over geldbedragen en wanneer en waar die zijn opgehaald, onder meer door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Dit betreffen geldbedragen die terugkomen in het kasboek in de aangetroffen notitieblokken, waarin veelvuldig in de kolom ‘Koopwaar’ het woord ‘SKY’ staat geschreven. Zoals onder
Medeplegen handel in cocaïneen
Buiten Nederlands grondgebied brengen cocaïneis uiteengezet, gaat de rechtbank ervan uit dat ‘SKY’ cocaïne betreft.
Op grond van bovenstaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft behoord tot een structureel en duurzaam samenwerkingsverband, dat zich richtte op het opzettelijk bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van hoeveelheden cocaïne. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk, te weten de handel in cocaïne. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie in de periode tussen 9 mei 2019 tot en met 2 juli 2019.
Dat de bewezen verklaarde periode nog geen twee maanden betreft, betekent volgens de rechtbank niet dat het samenwerkingsverband niet duurzaam van aard is. Tijdsverloop van een criminele organisatie kan een aanwijzing zijn, maar in dit geval komt de duurzaamheid van het samenwerkingsverband tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voort uit de intensiviteit van het (telefonisch) contact met elkaar. Uit de opgenomen bewijsmiddelen blijkt immers dat met name verdachte en [medeverdachte 2] in de periode van 9 mei 2019 tot 2 juli 2019 op bepaalde dagen veelvuldig telefonisch contact met elkaar hebben over de handel in cocaïne.
De rechtbank ziet in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat [Q] , [B] , [R] , [S] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] hebben deelgenomen aan de criminele organisatie of dat het doel van de criminele organisatie mede was gericht op het buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. Van deze onderdelen van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Eenvoudig witwassen
Aan verdachte is het witwassen van € 188.010,- ten laste gelegd, zoals strafbaar gesteld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. De strafbaarstelling heeft betrekking op het verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf.
Gelet op het feit dat verdachte op 2 juli 2019 aanwezig was in de woning aan de [adres] te [woonplaats] , alwaar de geldbedragen in plastic zakken op platen in het systeemplafond zijn aangetroffen, in samenhang bezien met onder meer de tapgesprekken op 18 juni 2019, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat de geldbedragen aldaar in plastic zakken lagen en dat hij daarover beschikkingsmacht had. De rechtbank acht hierbij met name van belang dat verdachte in de betreffende tapgesprekken zegt, dat hij vergeten was dat er papieren daar in huis zijn, oftewel geld. Later op de dag geeft verdachte [medeverdachte 2] de opdracht om 1.500 naar beneden te brengen, waarop [medeverdachte 2] aangeeft dat hij niet thuis is, maar ‘de neef’ wel. Verdachte vraagt [medeverdachte 2] vervolgens door te geven dat de neef 1.500 naar beneden moet brengen. Een minuut later belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] en vraagt hem om 1.500 naar beneden te brengen en zegt daarbij “die stapels in de plastic zak, daar moet je niet aankomen”. Daarnaast blijkt uit de verschillende tapgesprekken dat verdachte opdrachten geeft om geld op te halen en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] om uitleg vraagt over het kasboek in de notitieblokken.
Voornoemde feiten en omstandigheden, in samenhang met de bewezen geachte handel in verdovende middelen, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een vermoeden van witwassen van opbrengsten uit enig misdrijf, waarbij de rechtbank het aannemelijk acht dat dit opbrengsten uit enig eigen misdrijf betreft. Gelet hierop mag van verdachte worden verwacht dat hij een aannemelijke en controleerbare verklaring geeft over de herkomst van het geld. Dat heeft verdachte nagelaten. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het in de woning aan de [adres] te [woonplaats] aangetroffen geld afkomstig is van eigen misdrijf zodat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op tijdstippen gelegen in de periode van 9 mei 2019 tot en met 2 juli 2019 te Rotterdam en elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bewerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4
in de periode van 9 mei 2019 tot en met 2 juli 2019 te Rotterdam, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van verdachte en [medeverdachte 1] en een andere persoon, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en/of vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet, namelijk het opzettelijk bewerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben gehad van grote hoeveelheden cocaïne, zijnde die cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 5
op 2 juli 2019 in de gemeente Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag van 188.010,- euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
feit 6
op 26 mei 2019 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in
vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde die cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 5
medeplegen van eenvoudig witwassen;
feit 6
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de grote rol die verdachte in de organisatie had. Zo heeft verdachte familieleden geregeld die voor hem allerlei klussen moest doen om de handel in cocaïne mogelijk te maken. Ook had verdachte op één dag tal van druggerelateerde gesprekken. Uit die gesprekken en de aangetroffen kasboeken en foto’s blijkt dat binnen de organisatie grote hoeveelheden cocaïne werden bewerkt, verkocht en vervoerd. Daarnaast gingen er grote hoeveelheden geldbedragen in de organisatie rond, waar verdachte over kon beschikken. De officier van justitie heeft bij haar strafeis tot slot rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat in de eerste plaats verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en het feit dat het voorarrest van ruim acht maanden een grote impact op hem heeft gehad. De raadsman heeft, verwijzend naar het reclasseringsrapport van maart 2020, in de tweede plaats verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte (althans ten tijde van het opmaken van het reclasseringsrapport) een vaste woning, een stabiele relatie en werk had en geen middelen gebruikte. In de derde plaats heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat het gaat om een relatief korte periode waarin verdachte - voor zover dat kan worden bewezen - zich schuldig zou hebben gemaakt aan handel in cocaïne en deelneming aan een criminele organisatie. In de laatste plaats heeft de raadsman verzocht om de deelneming aan een criminele organisatie niet als strafverzwarend element mee te nemen in de strafmaat, nu dat een afgeleide is van de handel in cocaïne. Hierbij heeft de raadsman verwezen naar een uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant van 4 februari 2020 [151] en van Rechtbank Limburg van 15 oktober 2020 [152] .
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna twee maanden schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Hij heeft zich in de context van deze organisatie schuldig gemaakt aan het medeplegen van het bewerken van en de handel in cocaïne. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaken. Daarbij is van belang dat harddrugs vaak sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelwijze bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de handel in drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit en ondermijning van de samenleving. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft slechts gehandeld uit winstbejag.
In het plafond van het pand waar verdachte is aangetroffen, trof de politie twee plastic zakken met geldbedragen ter hoogte van € 88.010,- en € 100.000,- aan. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van geld dat hij verdiende met de drugshandel.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 maart 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies
van 9 maart 2020, uitgebracht door Reclassering Nederland. Vanwege het feit dat verdachte zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht, heeft de reclassering geen inschatting kunnen maken van eventuele risico’s op herhaling. In het rapport staat verder benoemd dat verdachte een gezin heeft waarmee hij in [woonplaats] woont, dat hij werk heeft als schoonmaker, dat er geen financiële problemen zijn geweest en geen sprake is geweest van middelengebruik.
De straf
Kijkend naar de aard en ernst van met name de bewezen verklaarde handel in cocaïne is een gevangenisstraf de enige passende straf. De overige bewezen verklaarde feiten, namelijk de deelneming aan een criminele organisatie, het witwassen en het buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, ziet de rechtbank meer als samenhangend met die handel in cocaïne. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan, acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Daarin wordt uitgegaan van het gewicht van de harddrugs. Hoe meer (kilo)grammen, hoe langer de gevangenisstraf is die genoemd staat in de oriëntatiepunten. In dat kader neemt de rechtbank mee dat er één kilogram cocaïne in één van de woningen is aangetroffen en dat een gelijke hoeveelheid cocaïne geëxporteerd is naar Duitsland. Daarnaast neemt de rechtbank mee dat er een grote hoeveelheid geld is aangetroffen, hetgeen volgens de rechtbank duidt op de handel van drugs van meerdere kilo’s. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte een grote rol had in de handel in cocaïne. Uit het dossier blijkt dat verdachte contacten had met (potentiële) klanten en dat hij opdrachten gaf aan onder meer de twee medeverdachten die deel uitmaakten van de criminele organisatie. Daarnaast had verdachte op één dag veel telefoongesprekken die ging over de handel in cocaïne en over de geldstromen die daarbij hoorden.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht alle in beslag genomen voorwerpen genoemd op de beslaglijst die zich in het dossier bevindt, verbeurd te verklaren. De goederen zijn gebruikt bij de strafbare feiten of er is sprake geweest van witwassen (profijt uit strafbare feit), zoals de geldbedragen van in totaal € 188.010,-.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank beoordeelt de in beslag genomen voorwerpen aan de hand van de beslaglijst zoals deze zich in het dossier bevindt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal onderstaande in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren:
15. € 88.010,- IBG 02-07-19_544828
16. € 100.000,- IBG 02-07-19_544829
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het beslag op het geldbedrag van € 188.010,- verbeurd dient te worden verklaard, nu de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat verdachte deze geldbedragen (eenvoudig) heeft witgewassen en deze bedragen afkomstig zijn uit eigen misdrijf.
De rechtbank neemt in het kader van deze procedure geen beslissing over de overige in beslag genomen voorwerpen, zoals vermeld op de beslaglijst zoals deze zich in het dossier bevindt, nu daar conservatoir beslag op ligt.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank bij eindvonnis de schorsing van de voorlopige hechtenis opheft.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen opheffing van de schorsing bij eindvonnis, nu verdachte zich tot nu toe altijd heeft gehouden aan de opgelegde voorwaarden. Bovendien is het uitgangspunt dat een verdachte een onherroepelijke uitspraak in vrijheid mag afwachten en in dit geval is er nog geen onherroepelijke uitspraak op het moment dat de rechtbank vonnis wijst.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Het uitgangspunt is dat iedereen zijn berechting in vrijheid moet kunnen afwachten, tenzij er argumenten zijn die voorlopige hechtenis noodzaken. [153] Het spreekt voor zich dat een verdachte een belang heeft om ook de uitkomst van een (eventueel) hoger beroep in vrijheid af te wachten. Dit belang is evenwel niet onbeperkt. Het is niet zo dat een verdachte ook hangende het hoger beroep zijn berechting in vrijheid mag afwachten, gelet op artikel 5 lid 1, aanhef en onder a van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hierin is immers bepaald dat ná veroordeling, vrijheidsbeneming is gerechtvaardigd. Deze veroordeling hoeft niet onherroepelijk te zijn. [154] Deze redenering kan naar analogie ook worden toegepast op zaken in eerste aanleg waarin het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst en de verdachte vervolgens tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld die langer is dan de duur van het reeds ondergane voorarrest.
Bij de beoordeling of de schorsing in onderhavige zaak moet worden opgeheven, dient de rechtbank de belangen van de samenleving en verdachte af te wegen en na te gaan of deze opheffing geboden is. In dit geval wegen voor de rechtbank de strafvorderlijke belangen dat de voorlopige hechtenis weer komt te herleven zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte, met name gelet op de ernst van het bewezen verklaarde – zoals hiervoor toegelicht – en de gevangenisstraf waartoe dit heeft geleid. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 33, 33a, 47, 57, 140 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- spreekt verdachte vrij van alles wat meer in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hiervoor in rubriek 5 is bewezen verklaard;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
Beslag
- verklaart de volgende goederen verbeurd:
15. € 88.010,- IBG 02-07-19_544828
16. € 100.000,- IBG 02-07-19_544829
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, en mrs. C. van de Lustgraaf
en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is
uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 april 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op een of meer tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 9 mei 2019 tot en met 2 juli 2019 te Rotterdam en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op of omstreeks 4 mei 2019 te Amsterdam en/of elders in Nederland heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 15 kilogram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij op of omstreeks 10 mei 2019 te Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 32,5 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd (hashish)/hennep, zijnde hasjiesj/hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4
hij op een of meerdere tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 10 juli 2019 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Rotterdam, en/of andere plaatsen in Nederland, (telkens) heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een
samenwerkingsverband van verdachte en/of [Q] en/of [B] en/of [R] en/of [S] en/of [medeverdachte 1] en/of [J] , en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en/of vierde en/of vijfde lid van de opiumwet, namelijk het (in de uitoefening van een bedrijf of beroep) opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben gehad en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelheden cocaïne, zijnde die cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 5
hij op of omstreeks 2 juli 2019 in de gemeente Rotterdam, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp (te weten een geldbedrag van 188.010,euro), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 6
hij op een of meer tijdstippen, gelegen in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 26 mei 2019, te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Duitsland, (telkens) tezamen en in
vereniging, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
(telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde die die cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lif van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 november 2019, genummerd 2019063327, 2019189958 en 2019204583 opgemaakt door politie Midden-Nederland, Districtsrecherche Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 1985. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 13.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 14.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 16.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 17.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 18.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 19.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 20.
9.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [woonplaats] ) van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 494.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 623.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 625.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 624.
13.Het proces-verbaal sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 5] , p. 517.
14.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 5 maart 2019 door rapporteur ing. A.B.M. van Esch - de Bruin, p. 552.
15.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 8] , p, 644.
16.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 8] , p. 645.
17.Het proces-verbaal van binnentreden in woning van verbalisant [verbalisant 1] , p. 649.
18.Het proces-verbaal van binnentreden in woning van verbalisant [verbalisant 1] , p. 653.
19.Het proces-verbaal van binnentreden in woning van verbalisant [verbalisant 1] , p. 654.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 688.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 689.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 690.
23.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 691.
24.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 692.
25.Een kopie van een pagina van het schrijfblok met nummer D.02.01.003, als bijlage toegevoegd aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 726.
26.Een kopie van een pagina van het schrijfblok met nummer D.02.01.003, als bijlage toegevoegd aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 727.
27.Een kopie van een pagina van het schrijfblok met nummer D.02.01.003, als bijlage toegevoegd aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 729.
28.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 723.
29.Een kopie van een pagina van het schrijfblok met nummer D.02.01.004, als bijlage toegevoegd aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 769.
30.Een kopie van een pagina van het schrijfblok met nummer D.02.01.004, als bijlage toegevoegd aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 770.
31.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 659.
32.Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 10] , p. 126.
33.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 659.
34.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1613.
35.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 785.
36.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 11] , p. 786.
37.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 11] , p. 787.
38.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 11] , p. 794.
39.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 11] , p. 795.
40.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 3 juli 2019 door rapporteur P.H. Wallinga, p. 810.
41.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 3 juli 2019 door rapporteur P.H. Wallinga, p. 809.
42.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 4 juli 2019 door rapporteur P.H. Wallinga, p. 813.
43.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 4 juli 2019 door rapporteur P.H. Wallinga, p. 812.
44.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 11] , p. 785.
45.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van verbalisant [verbalisant 7] , p. 1716.
46.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 1703.
47.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 814.
48.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 3] , p. 847.
49.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] , p. 853.
50.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] , p. 854.
51.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] , p. 857.
52.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 3] , p. 851.
53.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] , p. 861.
54.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 259.
55.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 659.
56.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1571.
57.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 1563.
58.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1652.
59.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1655.
60.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1656.
61.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1657.
62.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1660.
63.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1661.
64.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1613.
65.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1617.
66.Het proces-verbaal van observatie donderdag 23 mei 2019, p. 69.
67.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 673.
68.Het proces-verbaal van observatie donderdag 23 mei 2019, p. 70.
69.Het proces-verbaal van observatie donderdag 23 mei 2019, p. 71.
70.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 674.
71.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 1575.
72.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 263.
73.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 265.
74.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 266.
75.De tapgesprekken in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 267.
76.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 268.
77.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 818.
78.Het sms-bericht in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 277.
79.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 278.
80.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 279.
81.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 281.
82.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 282.
83.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 1397.
84.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 1398.
85.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 1399.
86.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 283.
87.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 286.
88.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 287.
89.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 292.
90.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 293.
91.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 294.
92.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 296.
93.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 297.
94.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 295.
95.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 296.
96.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1619.
97.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1620.
98.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 867.
99.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 253.
100.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 299.
101.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 300.
102.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 302.
103.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 304.
104.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 305.
105.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 306.
106.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1621.
107.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 307.
108.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1619.
109.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 1622.
110.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 312.
111.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 313.
112.De tapgesprekken in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 314.
113.De tapgesprekken in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 315.
114.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 316.
115.De tapgesprekken in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 317.
116.De tapgesprekken in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 318.
117.De tapgesprekken in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 319.
118.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 320.
119.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 321.
120.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 322.
121.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 323.
122.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 324.
123.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 821.
124.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 839.
125.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 325.
126.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 840.
127.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 841.
128.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 328.
129.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 329.
130.De sms-berichten in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 330.
131.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 331.
132.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 332.
133.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 257.
134.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 257.
135.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] , p. 873.
136.De tapgesprekken in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 333.
137.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 334.
138.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 335.
139.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 336.
140.Het tapgesprek en het sms-bericht in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 337.
141.Het sms-bericht in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 338.
142.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 339.
143.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , p. 26.
144.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 340.
145.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 842.
146.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 340.
147.De tapgesprekken in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 345.
148.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 346.
149.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 349.
150.Het tapgesprek in de bijlage van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , p. 844.
153.Zie artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) lid 1, aanhef en onder c jo. artikel 5, lid 3 EVRM.
154.Zie hiervoor onder andere de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 mei 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2848.