Op 4 februari 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie. De zaak kwam aanhangig na een strafrechtelijk onderzoek, genaamd Schenefeld, dat op 26 juli 2018 was gestart naar aanleiding van meldingen over een Marokkaanse man die in grote partijen cocaïne zou dealen. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden, bewerken, verkopen en vervoeren van cocaïne in de periode van 1 juli 2018 tot en met 8 oktober 2018, en van deelname aan een organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven met betrekking tot cocaïne.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord en zijn er bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder telefoontaps en observaties. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie en het handelen in cocaïne. De verdachte heeft samengewerkt met anderen en er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide ten laste gelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 354 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. De voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en zijn persoonlijke omstandigheden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 4 februari 2020.