ECLI:NL:RBMNE:2020:6027

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
20/1886
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Baarn. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de vorm van een gesloten buitenwagen. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die stelde dat eiseres gebruik kon maken van collectief vervoer. Eiseres was van mening dat haar medische klachten niet volledig waren meegenomen in de besluitvorming en dat zij recht had op een gesloten buitenwagen of een scootmobiel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres lijdt aan diverse medische aandoeningen die haar mobiliteit beperken. Verweerder baseerde zijn besluit op een medisch advies van een sociaal-medische adviespartner, waarin werd gesteld dat eiseres in staat was om gebruik te maken van een tweewielfiets of openbaar vervoer, maar dat zelfstandig besturen van een gemotoriseerd voertuig niet verantwoord was. Eiseres voerde aan dat zij niet kon lopen en dat de voorgestelde vervoersvoorzieningen niet voldoende waren om in haar behoeften te voorzien.

De rechtbank oordeelde dat verweerder zorgvuldig had gehandeld door het medisch advies te volgen en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij op medische gronden alleen gebruik kon maken van een gesloten buitenwagen of scootmobiel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres voldoende was gecompenseerd met het gebruik van collectief vervoer. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1886

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Baarn, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dodewaard).

Procesverloop

Bij besluit van 4 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen om een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) in de vorm van een gesloten buitenwagen te verstrekken.
Bij besluit van 2 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020 door middel van een Skype-beeldverbinding. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar oudste dochter. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mevrouw
[A] en de heer [B] .

Waar gaat deze zaak over?

Verweerder en eiseres zijn het erover eens dat eiseres lichamelijke en psychische klachten heeft en daardoor beperkt is in haar mobiliteit. Verweerder vindt op basis van de informatie die er was toen zij het primaire besluit namen, dat deze beperkingen voldoende worden opgeheven omdat eiseres gebruik kan maken van collectief vervoer ( [taxibedrijf] ). Eiseres vindt dat verweerder niet al haar medische klachten bij zijn beslissing heeft betrokken en vindt dat zij in aanmerking moet komen voor een gesloten buitenwagen of eventueel een scootmobiel.

De uitleg van de rechtbank

1.1
Eiseres, geboren op [geboortedatum] , lijdt aan diverse medische aandoeningen, waaronder een aandoening van de luchtwegen waarvoor zij medicijnen gebruikt en onder controle van een specialist staat. Verder heeft zij orthopedische afwijkingen die de belastbaarheid van haar knie verminderen, is zij bekend met psychiatrische problematiek, bestaat er afhankelijkheid van alcohol en is sprake van evenwichtsproblematiek en duizeligheidsklachten.
1.2
Eiseres woont alleen. Op 29 maart 2019 heeft eiseres een Wmo melding gedaan. Daarom is op 16 april 2019 bij eiseres thuis een gesprek geweest met de heer [B] en mevrouw [A] van de gemeente [plaats] . Naar aanleiding van dit gesprek is aan eiseres per 16 april 2019 een tijdelijke Wmo regiotaxipas toegekend (tot 21 april 2020).
1.3
De aanvraag van eiseres is behandeld als een vervoersvoorziening voor de langere afstanden (gesloten buitenwagen) en de kortere afstanden (scootmobiel).
Standpunt partijen
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit zijn weigering in het primaire besluit om eiseres een gesloten buitenwagen toe te kennen gehandhaafd. Ook wordt geen scootmobiel verstrekt. Voor dit standpunt baseert verweerder zich op een medisch advies van [sociaal-medische adviespartner] van 1 augustus 2019 (het medisch advies). In het medisch advies heeft de arts [C] van [sociaal-medische adviespartner] opgeschreven dat eiseres in staat is om gebruik te maken van een tweewielfiets of het openbaar vervoer mits haar algehele toestand dit toestaat. Onder de huidige omstandigheden vindt hij het zelfstandig besturen van een gemotoriseerd voertuig niet verantwoord en is het niet mogelijk dat eiseres veilig deel neemt aan het verkeer. Een collectieve voorziening is voor eiseres het meest wenselijke omdat het risico op calamiteiten dan het kleinst is. Gelet op het medisch advies vindt verweerder dat eiseres met het toekennen van een collectieve vervoersvoorziening, namelijk [taxibedrijf] , voldoende wordt gecompenseerd in haar vervoersbehoefte voor korte en middel(lange) afstanden en maatschappelijke participatie.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij haast niet kan lopen. Zij heeft een gesloten buitenwagen nodig, zodat zij ze naar de supermarkt kan en de hond kan uitlaten. Ze durft ook niet te fietsen, want als ze valt doet haar knie heel veel pijn. Zij heeft niets aan [taxibedrijf] . De arts van [sociaal-medische adviespartner] zegt dat ze psychisch gestoord is en een gevaar achter het stuur, maar zegt niets over haar longemfyseem en haar versleten knie. In bezwaar heeft ze medische gegevens gestuurd, waaronder stukken van de longarts, de longverpleging en van de ergotherapeut. Zij is op 23 december 2019 opnieuw geslaagd voor haar rijbewijs. Haar eerdere rijbewijs is eerder onterecht afgepakt door de politie. Eiseres legt in beroep de volgende stukken over: een aanvraag d.d. 18 september 2018 over van [ziekenhuis] voor oefentherapie, een brief d.d. 11 november 2019 van gespecialiseerd verpleegkundige [D] aan de huisarts van eiseres met een verslag van het polibezoek Longgeneeskunde van
18 november 2019, een brief d.d. 3 januari 2020 van ergotherapeut [E] en een ongedateerde behandelaanvraag voor COPD longrevalidatie.
Oordeel rechtbank
4.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] dient het bestuursorgaan dat met besluitvorming is belast, in de eerste plaats ervoor zorg te dragen dat een zorgvuldig onderzoek wordt ingesteld naar de feiten en omstandigheden die voor het te nemen besluit de grondslag vormen. Indien voor het vaststellen van die feiten mede gebruik wordt gemaakt van deskundigheid waarover het bestuursorgaan zelf niet beschikt, kan het zich laten adviseren door daartoe in te schakelen deskundigen. Het ligt dan op de weg van het bestuursorgaan dat van het advies gebruik maakt, zich ervan te vergewissen dat dit advies voldoet aan de eisen die uit een oogpunt van zorgvuldigheid aan de besluitvorming zelf moeten worden gesteld.
4.2
Indien het advies van de externe adviseur op een zorgvuldige manier tot stand is gekomen, geen tegenstrijdigheden bevat en voldoende inzichtelijk is gemotiveerd, mag het bestuursorgaan zijn besluitvorming daar op baseren. Dit is eveneens volgens vaste rechtspraak van de CRvB [2] . Het advies en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan een eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat het advies niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts noodzakelijk.
5. De rechtbank stelt vast dat de door eiseres in bezwaar overgelegde brief van 11 september 2019 van longarts [F] , de in beroep overgelegde brief van november 2019 van gespecialiseerd verpleegkundige [D] , de brief van 3 januari 2020 van ergotherapeut [E] en de ongedateerde behandelaanvraag voor COPD longrevalidatie niet zijn betrokken bij het advies van [sociaal-medische adviespartner] . Dit kon ook niet, want deze stukken zijn van latere datum dan het advies van 1 augustus 2019 van [sociaal-medische adviespartner] . De rechtbank overweegt voorts dat het naar eiseres toe zorgvuldig was geweest deze stukken alsnog voor te leggen aan de arts van [sociaal-medische adviespartner] . Niet vanwege de aard van haar klachten – die waren immers bekend bij [sociaal-medische adviespartner] , zoals blijkt uit het medisch advies van 1 augustus 2019 -
,maar om te voorkomen dat bij eiseres het beeld ontstond dat Argounaut niet op de hoogte was van haar knieklachten en longemfyseem. De rechter is echter van oordeel dat uit het achterwege laten daarvan niet de conclusie kan worden getrokken dat verweerder niet op het advies van de arts van [sociaal-medische adviespartner] had mogen afgaan.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de arts van [sociaal-medische adviespartner] . De arts van [sociaal-medische adviespartner] stelt zich, na eiseres gezien te hebben gezien en alle informatie die hij op dat moment ter beschikking had, op het standpunt dat duidelijk is dat eiseres lijdt aan een aandoening van de luchtwegen en dat er orthopedische afwijkingen zijn die de belastbaarheid van haar linkerknie verminderen. Verweerder mocht naar het oordeel van de rechtbank aan de overgelegde stukken voorbij gaan, omdat de lichamelijke beperkingen van eiseres in het medisch advies van [sociaal-medische adviespartner] al zijn onderkend. De rechtbank acht verder van belang dat voor het advies om eiseres geen gemotoriseerde vervoersvoorziening toe te kennen mede een rol heeft gespeeld dat haar rijvaardigheid in geding is door haar afhankelijkheid van alcohol en het gebruik van andere middelen en niet alleen vanwege haar medische situatie. Eiseres heeft haar geschiktheid om gemotoriseerde voertuigen te besturen niet gemotiveerd weersproken. Zij heeft weliswaar in bezwaar en beroep gesteld dat zij haar rijbewijs weer gehaald heeft, maar bewijs hiervan is door haar niet geleverd.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiseres op basis van dat wat zij aanvoert en de medische stukken in het dossier niet aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van het bestreden besluit zij op medische gronden alleen gebruik kan maken van een gesloten buitenwagen of een scootmobiel. De in beroep door haar ingebrachte medische stukken maken dat oordeel niet anders. De medische klachten die eiseres heeft en de beperkingen die daar uit voortkomen, zijn door de arts van [sociaal-medische adviespartner] meegenomen in zijn advies. Wat eiser verder in beroep aanvoert, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
8. Na alles wat hierboven staat onderschrijft de rechtbank het standpunt van verweerder dat eiseres, op grond van het medisch advies, op het moment van het bestreden besluit met het toekennen van het gebruik van [taxibedrijf] voldoende is gecompenseerd in haar korte en middel(lange) vervoersbehoefte en maatschappelijke participatie. Ter zitting is besproken dat met eiseres op korte termijn een afspraak wordt gemaakt over de verlenging van haar pas voor [taxibedrijf] . Door verweerder is toegezegd dat wat op de zitting is besproken, wordt meegenomen en dat op basis van de
huidigemedische situatie van eiseres zal worden beoordeeld voor welke vervoersvoorzieningen zij in aanmerking kan komen.
9. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Daarom wordt verweerder niet veroordeeld om proceskosten van eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
(de rechter is verhinderd deze uitspraak
mee te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 januari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BK9961.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU8290.