ECLI:NL:RBMNE:2020:5331

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
16/037716-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige op een afgelegen locatie in Vianen met gebruik van dreigementen en filming

Op 9 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een minderjarige aangeefster die in de periode van 22 juli 2018 tot 2 februari 2019 meerdere keren door de verdachte is verkracht op een afgelegen locatie in Vianen. De verdachte heeft de aangeefster gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van dreigementen en heeft haar gefilmd tijdens deze handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn en dat er voldoende bewijs is voor de beschuldigingen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade, in totaal € 7.767,48. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/037716-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, samengevat, op neer dat verdachte:
primair
in de periode van 22 juli 2018 tot 2 februari 2019 te Vianen [slachtoffer] meermalen heeft verkracht;
subsidiair
in de periode van 22 juli 2018 tot 2 februari 2019 te Vianen met [slachtoffer] ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft conform zijn (aangehechte) pleitnota vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Ik heb wel contact gehad met [slachtoffer] en we hebben afgesproken. We hadden een tijdje via een platform gepraat en toen was het tot een date gekomen. Ik kwam aan in Vianen bij een plek die zij had aangegeven en ik zat in de auto. Ik heb met [slachtoffer] in die donkerblauwe Polo gereden. Het klopt dat ik op 2 februari 2019 via Snapchat contact heb gezocht met [slachtoffer] . [2]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte:
“O: Vervolgens hebben jullie een afspraak gemaakt bij de Albert Heijn in Vianen. (…) Van daar zijn jullie doorgereden langs het nabij gelegen kanaal (…), waarna jullie bij een bos althans bossages, kwamen.
V: Wat kan je daar over vertellen? [3]
A: (…) Zij heeft mij naar deze plek toegebracht. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 5 februari 2019:
“In de zomer, augustus 2018 sprak hij mij aan via Snapchat. (…) Hij heet [verdachte] . (…) Hij wilde afspreken. (…) Na 2 weken toch afgesproken (…) in Vianen. Wij gingen met de auto naar (…) Vianen. Daar reden we nog een stukje en toen heeft hij zijn auto neergezet en zijn we nog een stuk gaan lopen. Dat is een lang pad langs het meer. (…) Daar trok hij mij de bosjes in en moest ik hem pijpen. Hij deed ook dingen bij mij. Had filmpje gemaakt en ik moest afspreken anders zou hij het filmpje openbaar maken. Hij duwde mij op de knieën. Hij deed zijn geslachtsdeel in mijn mond. Hij ging schreeuwen. Je gaat het nu doen anders ga ik je slaan. (…) Ik heb hem toen gepijpt. Ik was best bang want ik was alleen met hem en er waren geen andere mensen. [5] (…) Het stopte omdat ik (…) andersom moest gaan zitten. Hij pakte mij bij de schouder en draaide mij om. Hij deed toen zijn geslachtsdeel in de mijne. Ik had mijn handen en knieën op de grond. Hij ging ook naar beneden en deed zijn geslachtsdeel in de mijne. (…) Hij reed in een donkerblauwe Polo. (…) Ik heb het afgelopen donderdag verteld aan mijn moeder omdat hij weer begon te dreigen. Hij wilde afspreken anders zou hij het filmpje aan heel Nederland laten zien. (…) Aan het einde van het pijpen zag ik dat hij het filmde. [6]
De aangifte van [slachtoffer] van 26 februari 2019:
“V: Van welk feit wil je aangifte doen?
A: Verkrachting. Dat betekend dat je seks moet hebben met iemand wat je eigenlijk niet wilt.
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: Tegen een jongen die [verdachte] heet.
V: Waar is / zijn de feiten gebeurd?
A: In Vianen.
V: Wanneer zijn die feiten gebeurd?
A: In de zomer van vorig jaar. Ik denk aan het einde van July tot het einde van Augustus. Ik weet dat niet zeker. Maar in juli 2018 is het begonnen. [7] (…)
V: Hoe hadden jullie contact?
A: Alleen met Snapchat. (…)
V: (…) Op een gegeven moment hebben jullie contact gekregen. Hoe ging dat?
A: Het was op een avond, in Vianen, hij pikte mij op bij de Albert Heijn. (…)
V: Hoe kwam die [verdachte] daar toen?
A: Met een auto. Een donker blauwe Volkswagen Polo. (…)
A: Ik was ingestapt. Een stukje rijden naar het industrieterrein (…) Toen reden we nog een klein stukje verder want er was daar een hele lange weg langs het water. Op een gegeven moment zijn we gestopt en uitgestapt. (…) hij stelde voor om een stukje te gaan lopen. [8] (…) Het was een soort van lang pad. Er waren bosjes en bomen daar. Verderop was ook een weiland maar zover kwamen we niet. (…) Hij zei tegen mij dat ik op mijn knieën moest gaan zitten. Ik zei tegen hem dat ik dat niet wilde. Hij duwde mij naar beneden en hij maakte zijn broek los. Toen moest ik hem per se pijpen. Hij zei dat ik mijn mond open moest doen. Ik heb dat toen gedaan. (…)
V: Jij hebt hem gepijpt. Was dat met of zonder condoom?
A: De 1e was zonder. Wat er later gebeurde was met condoom.
V: Jij zit op je knieën en moest hem pijpen, dat was zonder condoom, klopt dat?
A: Ja.
V: Wat is pijpen?
A: Dat hij zijn piemel in mijn mond doet.
V: Toen hij dat deed, hoe ging het toen verder?
A: Hij duwde mij. Ik moest mij omdraaien. (…) Ik moest mij omdraaien en bukken. (…) Toen deed hij zijn piemel in mijn geslachtsdeel. (…) Hij had mijn broek naar beneden gedaan. (…) Hij trok hem gewoon naar beneden. (…) Daaronder had ik een onderbroek. Mijn onderbroek was ook naar beneden. [9]
V: Wat doet hij als hij zijn piemel in jouw geslachtsdeel met die piemel?
A: Gewoon seks hebben. (…) Hij ging in en uit. (…) Met zijn piemel.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Ik moest me weer omdraaien en hij zei dat ik hem weer moest pijpen zoals het eerst ook al was gebeurd. (…) Ik moest toen, na die 2e keer pijpen nog een keer omdraaien en toen had hij weer seks met mij. Dat ging net als de 1e keer met zijn piemel in mijn vagina. (…) De 2e keer dat ik hem pijpte werd ik gefilmd. (…) Ik keek omhoog. Hij stond. Hij hield zijn telefoon in zijn hand en richtte die naar beneden, op mij. (…) In de avond hoorde ik weer van hem. (…) Hij vroeg wanneer we weer zouden afspreken en ik zei dat ik dat niet wilde. Toen zei hij dat dat wel moest want anders zou hij het filmpje sturen naar andere mensen. (…) Ik moest van hem nog een keer afspreken. Hij stelde een datum voor.
V: Hoeveel tijd zat daar dan tussen?
A: Een week ongeveer.
V: Wat is er die 2e keer gebeurd?
A: Het zelfde. We spraken af bij de AH en gingen naar dezelfde plek. Hij was ook met dezelfde auto.
V: Hoe ging het die keer?
A: Zelfde als de 1e keer. Ik moest weer op mijn knieën zitten en mij omdraaien. (…)
V: Welke handelingen gebeurde er die 2e keer?
A: Ook weer pijpen en ik moest seks hebben met hem. (…)
V: Waarom bedacht je geen smoes?
A: Hij zei dat ik maar tijd moest maken omdat hij anders het filmpje zou versturen. [10] (…) Toen ergens in januari of begin februari 2019 stuurde hij mij weer een bericht. Hij dreigde toen ook weer met het filmpje en toen is de rest gebeurd. Dat we met hem gingen afspreken.
V: Aan wie heb jij nu voor het eerst verteld wat er is gebeurd met [verdachte] ?
A: Aan mijn moeder. Dat was eind januari begin februari. (…) [verdachte] zei die avond tegen mij dat hij wilde afspreken. (…) Dat heb ik toen gedaan. Ik vertelde dat hij maar moest laten weten wanneer hij kon afspreken. Op donderdag heb ik alles tegen mijn moeder verteld. Op vrijdag was het toen rustig en ik weet het niet zeker meer maar op vrijdag of zaterdag wilde hij weer afspreken. Van die berichten heeft mijn moeder foto’s gemaakt met haar eigen telefoon. Dat waren foto’s van mijn telefoon van de Snapchat tussen mij en [verdachte] . [11] (…)
V: Hoe hield hij jou dan vast?
A: Bij het pijpen en bij het andere heeft hij mij niet aangeraakt. Hij heeft mij wel op mijn knieën geduwd. [12] (…)
V: Je vertelde dat je foto’s hebt verstuurd van je gezicht maar heb je ook nog andere foto’s aan deze [verdachte] gezonden?
A: Ja van mijn lichaam. Dat was zonder kleren, bloot, Dat was nadat ik met hem had afgesproken, na de 1e keer. (…) Ik moest ze van hem sturen want anders zou hij het filmpje versturen. [13]
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster van 6 maart 2019:
“V: Wie is de [gebruikersnaam] met wie je op dat moment via je telefoon en Snapchat in contact bent?
A: Met de [verdachte] waar we het dit hele gesprek al over hebben.
V: Is dat dan ook de jongen met wie je die 3 afspraken hebt gehad?
A: Ja. (…)
O: Je moeder heeft ons tevens een foto gegeven welke volgens het opschrift lijkt gemaakt op 22 juli 2018, te 20.44 uur.
V: Wat kan je over die foto vertellen?
A: Ik heb die gemaakt nadat het was gebeurd. Dat was na de 1e keer dat hij mij had verkracht. Op de foto staat [verdachte] . Dat is dezelfde [verdachte] waarover ik steeds verklaarde.
V: Waar is die foto te vinden en zo ja wil je dat dan eens aan ons laten zien?
A: Op Snapchat, op mijn telefoon. Ik heb hem nu nog.
Opmerking verbalisanten: [slachtoffer] toont ons de foto zoals voorzien van de letter A. [14] (…)
O: Je hebt in het intake gesprek, wat vooraf ging aan je aangifte, gezegd dat hij je daar de bosjes introk en hem moest pijpen. (…)
A: We stonden bij een soort balk waar we over heen moesten stappen. Het was bij een soort van pad. Je zag dat het daar doodliep en dat je niet heel ver kon gaan. Het pad was ongeveer zo breed als de tafel maar er lagen geen stenen. Het was niet echt aangelegd. Maar wel met bomen en bosjes aan allebei de kanten van het pad. (…) Hij trok mij aan mijn hand ook mee (…). Als je verder liep kwam je dan bij de bosjes. Dan sta je tussen de bomen en de bosjes. (…) We konden niet verder. (…) Ik zei dat ik weg wilde want er was daar niks te doen. Toen liep ik weg. Toen trok hij mij aan mijn hand terug. Toen moest ik op mijn knieën. (…)
O: (…) Je hebt ook verklaard dat hij een filmpje maakte toen je hem aan het pijpen was. (…)
V: Vanaf welk moment is hij dit filmpje gaan gebruiken als zeg maar een soort van drukmiddel om jou naar een afspraak te laten komen?
A: Toen ik niet meer wilde afspreken. Dat was ongeveer een week na de 1e ontmoeting. Toen vroeg hij of ik weer met hem wilde afspreken en toen zie ik: ‘Nee’. [15] (…)
V: Hoe kon jij hem dan bereiken
A: (…) via Snapchat. (…)
V: Welke naam gebruikte je bij [verdachte] ?
A: Om in te loggen weet ik niet precies meer maar in ieder geval met de naam [gebruikersnaam] . [verdachte] met 3 keer een [letters] . Dat was zijn gebruikersnaam. [16]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]:
“V: We gaan even terug naar die donderdag avond 31 januari (…) Heb je die avond nog op haar snapchat gekeken?
A: Ja, (…) ik was toen nog niet zo slim om foto’s te maken. Ik zag dat ze de volgende dag om 5 uur met hem moest afspreken. Ik zag dat zij had gestuurd dat ze dan niet kon. Hij stuurde dat het dan zaterdag zou worden, als ze dan niet zou komen dat weet je wat er gebeurd. Volgens mij stond er iets achter aan van dat als ze niet zou komen hij het filmpje online ging zetten. [17] (…)
V: Dan gaan we naar zaterdag 2 februari, wat gebeurt er dan?
A: (…) In de avond stuurde hij wel wat. Zo rond 20:45 uur begon hij haar dingen te sturen. (…) Misschien stom, maar ik dacht spreek maar met hem af. Dan houden wij hem staande en bellen wij de politie. (…)
V: Wat wordt er dan afgesproken met die [verdachte] ?
A: [slachtoffer] had eerst gezegd dat ze bij een vriendin was. Hij stuurde toen naar haar dat ze moest luisteren bitch, of iets in die richting. Dat is het moment dat ik foto’s ben gaan nemen van die snapchat. Ik heb mijn eigen telefoon foto’s gemaakt van de snapchatberichten die op de telefoon van [slachtoffer] binnen kwamen. Ik heb deze foto’s meegenomen en deze mogen jullie van mij hebben. (…) De tijd en de data klopt op de foto’s. Op sommige foto’s is deze niet te zien omdat ik die foto’s niet goed heb genomen.
O: Verbalisanten nemen 16 A4-tjes in beslag met daarop foto’s (…) en geven de foto’s nummers. Deze foto’s zullen bij dit proces-verbaal worden toegevoegd. (…) Je hebt nog een foto meegenomen. (…) Verbalisanten nemen deze foto in beslag en voorzien deze met de letter A. Deze foto wordt toegevoegd bij dit proces verbaal.
V: We zien de achterkant van een manspersoon en we zien een datum, 22 juli 2018 en een tijd hierop. Wat zien we hierop? [18] (…) Even terug naar de foto, wie heeft deze gemaakt?
A: [slachtoffer] . (…) Ze vertelde mij dat hij dit is, ze had geprobeerd een foto van hem te maken maar hij keek de hele tijd achterom. Ze was bang dat hij zou zien dat ze een foto van hem probeerde te maken, vandaar dat die foto zo geworden is. Op snapchat kun je blijkbaar de tijd en datum meteen toevoegen op een foto, vandaar dat die erop staat. Dit is ook op de plek waar het is gebeurd. [19]
Foto 1
[gebruikersnaam] : Luisteren
[slachtoffer] : Waarom moet k naar jou luisteren
[gebruikersnaam] : Omdat ik datbzeg bitcj [20]
Foto 2
[gebruikersnaam] : Negeerde je me nou? [21]
Foto 3
[gebruikersnaam] : Zou ik maar niet doen als ik jou was [22]
Foto 4
[gebruikersnaam] : Wanneer gaan we nruken [23]
Foto 5
[gebruikersnaam] : Mag ik onze porno online gooie
Hij s wel geil [24]
Een proces-verbaal van bevindingen:
“Op 12 en 22 februari 2019 deed ik, verbalisant [verbalisant] , onderzoek naar (…) de in beslag genomen Apple telefoon. Deze telefoon is in beslag genomen van [verdachte] (…) Ik heb onderzoek gedaan aan de telefoon en heb het volgende bevonden: (…) Ik heb gezocht op de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’ en vond deze naam terug als snapchat-contact. Ook zag ik dat er weergegeven werd dat er op 2 februari 2019 vier keer een ‘outgoing contact’ binnen Snapchat werd weergegeven naar ‘ [gebruikersnaam] ’. De tijden die hierbij zijn weergegeven zijn: 20.51 uur, 22.41 uur, 22.43 uur en 22.46 uur. [25]
Een proces-verbaal van bevindingen:
“Op mijn verzoek gaf [slachtoffer] de route aan welke (…) werd gereden naar de plaats waar de seksuele handelingen met haar plaats vonden in de zomer van 2018. Vanaf deze locatie gingen we rechtsaf de Panoven te Vianen berijden. De Panoven is gelegen als kade langs het Merwede kanaal. (…) Bij een Populierenbos gelegen langs de Merwedekade (…) gaf [slachtoffer] aan dat ze daar waren gestopt (…). Vanaf die plek wees zij een pad aan gelegen tussen de bomen. Het pad was te bereiken door over een zogenaamde afsluitboom te stappen. Vervolgens zijn we dit pad 100 a 150 meter gaan volgen. Ik verbalisant zag hierbij dat het pad “doodliep” en dat in het verlengde gedeelte van dit pad een weiland was te zien. (…) De locatie is gelegen buiten de bebouwde kom van de gemeente Vianen. [26]
Bewijsoverwegingen
Bewijsminimum
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige, in casu de aangeefster, naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Indien de bewezenverklaring zwaar leunt op de verklaring van één getuige, zoals vaak het geval is bij zedenzaken, is het antwoord op de vraag of er sprake is van voldoende steunbewijs afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Wel zijn daarvoor in de jurisprudentie enige regels geformuleerd. Zo moet het steunbewijs ‘voldoende steun’ geven aan de verklaring van die getuigen, hetgeen wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige. Steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron, in die zin dat als steunbewijs zou kunnen worden gebruikt de verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar of hem is overkomen. Enkel een ‘de auditu’ verklaring levert op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen of vaststellingen die niet van dezelfde getuige afkomstig zijn voldoende steunbewijs opleveren. Zoals hierna zal blijken heeft de rechtbank met inachtneming van dit juridisch kader de zaak beschouwd.
Juridisch kader verkrachting
Voor een bewezenverklaring van verkrachting vereist de wet dat sprake moet zijn van een afgedwongen seksueel contact, waarbij de dwang zich heeft geopenbaard in het (dreigen met) gebruik van fysiek geweld, dan wel een andere feitelijkheid.
Van door een feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kan slechts sprake zijn, indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen kan sprake zijn indien de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de omstandigheden van het geval.
(vgl. Hoge Raad 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494)
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar. Zij heeft op meerdere momenten verklaard dat zij door verdachte is verkracht en is bij die verklaringen tot in detail ingegaan op de handelingen die hebben plaatsgevonden en op de locatie waar dit gebeurde. Deze verklaringen van aangeefster zijn authentiek, gedetailleerd, concreet en consistent. De omschrijving door de verbalisant van de locatie die aangeefster later heeft aangewezen, komt overeen met de locatie die aangeefster in haar eerdere verklaringen heeft omschreven. Ook weet aangeefster zich in haar verklaringen precies te herinneren dat verdachte reed in een donkerblauwe Volkswagen Polo. De gedetailleerdheid van deze verklaringen versterken de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster omtrent de handelingen die op die locatie hebben plaatsgevonden.
Overwegingen met betrekking tot het ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster met feitelijkheden heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen met verdachte, waaronder ook het meermalen seksueel binnendringen van haar lichaam en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en aangeefster in de zomer van 2018 via Snapchat met elkaar in contact zijn gekomen en dat zij voor het eerst met elkaar hebben afgesproken op 22 juli 2018. Verdachte heeft aangeefster toen met zijn auto (een donkerblauwe Volkswagen Polo) opgehaald bij de Albert Heijn in Vianen en is vervolgens met haar naar een buiten de bebouwde kom van Vianen gelegen locatie langs het Merwedekanaal gereden. Aldaar zijn verdachte en aangeefster uit de auto gestapt en zijn zij een pad tussen bomen en bosjes opgelopen in de richting van een weiland. Zij waren daar alleen. Verdachte heeft aangeefster toen in de bosjes getrokken en heeft haar gedwongen hem te pijpen. Daarbij heeft verdachte tegen aangeefster gezegd dat zij op haar knieën moest gaan zitten en dat zij haar mond open moest doen. Toen aangeefster zei dat zij dat niet wilde, heeft verdachte haar naar beneden op haar knieën geduwd en tegen haar geschreeuwd “je gaat het nu doen anders ga ik je slaan”. Vervolgens heeft hij zijn geslachtsdeel in haar mond gedaan. Na enige tijd heeft verdachte aangeefster omgedraaid en gezegd dat zij moest bukken. Daarbij heeft verdachte de broek en onderbroek van aangeefster naar beneden getrokken en vervolgens zijn geslachtsdeel in de vagina van aangeefster gedaan. Verdachte heeft daarna tegen aangeefster gezegd dat zij zich weer moest omdraaien en hem weer moest pijpen. Aangeefster keek toen omhoog en zag dat verdachte zijn telefoon in zijn hand had en die naar beneden op haar richtte, waarbij zij het vermoeden had dat zij werd gefilmd. Na de tweede keer pijpen moest aangeefster zich van verdachte nogmaals omdraaien en heeft verdachte nogmaals zijn geslachtsdeel in de vagina van aangeefster gebracht.
Verdachte heeft later contact opgenomen met aangeefster om nogmaals af te spreken. Toen aangeefster zei dat zij dit niet wilde, heeft verdachte gezegd dat dit wel moest omdat hij anders het filmpje naar andere mensen zou sturen. Verdachte en aangeefster hebben vervolgens ongeveer een week na de eerste afspraak nogmaals afgesproken bij de Albert Heijn in Vianen en zijn toen met dezelfde auto naar dezelfde locatie gereden, waar aangeefster van verdachte weer op haar knieën moest gaan zitten en hem moest pijpen. Vervolgens moest aangeefster zich van verdachte weer omdraaien en heeft verdachte zijn geslachtsdeel in de vagina van aangeefster gebracht.
Op 31 januari 2019 heeft verdachte via Snapchat weer contact opgenomen met aangeefster en gezegd dat hij weer wilde afspreken. Daarbij dreigde hij ook weer met het filmpje. Op 2 februari 2019 zijn rond 20.50 uur via Snapchat onder de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’ berichten naar aangeefster gestuurd, waarbij in dwingende bewoordingen tegen aangeefster werd gezegd dat zij moest luisteren en de verzender van die berichten niet moest negeren. Verder werd in die berichten gevraagd wanneer zij weer gaan neuken en of hun porno online mocht worden gegooid.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij de bovenbedoelde berichten op
2 februari 2019 heeft verstuurd. De rechtbank acht deze ontkenning echter niet geloofwaardig. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 2 februari 2019 rond het bovengenoemde tijdstip via Snapchat contact heeft gezocht met aangeefster. Dit wordt bevestigd door het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , waaruit blijkt dat er op de telefoon van verdachte op 2 februari 2019 een ‘outgoing contact’ binnen Snapchat werd weergeven naar ‘ [gebruikersnaam] ’ om (onder meer) 20.51 uur. Daar komt bij dat de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’, waaronder de berichten via Snapchat aan aangeefster zijn verstuurd, een overeenkomst vertoont met de voornaam van verdachte ( [verdachte] ). Tegen deze achtergrond komt de rechtbank tot de slotsom dat de bovenbedoelde berichten op 2 februari 2019 wel degelijk door verdachte aan aangeefster zijn verstuurd. Uit die berichten leidt de rechtbank ook af dat er in ieder geval sprake is geweest van seksueel contact tussen verdachte en aangeefster. Er wordt in die berichten immers gesproken over gaan
neukenen
hun porno.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat er in het geheel geen seksuele handelingen tussen hem en aangeefster hebben plaatsgevonden, aantoonbaar onjuist. Daarmee boet de ontkennende verklaring van verdachte ter terechtzitting ook overigens aan overtuigingskracht in. Zeker nu de verklaringen van verdachte en aangeefster voor wat betreft het afspreken via Snapchat, het elkaar treffen in Vianen en het samen rijden in de auto naar de (afgelegen) plek langs het Merwede kanaal, wél synchroon lopen.
Nu verdachte in het geheel ontkent dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen hem en aangeefster, heeft verdachte niet afzonderlijk betwist dat er sprake zou zijn van een
afgedwongenseksueel contact. De rechtbank ziet in de blote ontkenning door verdachte echter geen aanknopingspunten om aan te nemen dat sprake was van een vrijwillig seksueel contact. De verklaringen van aangeefster, die de rechtbank – zoals hiervoor overwogen – geloofwaardig acht, bevatten daarentegen tal van omstandigheden – zoals hiervoor beschreven – die er op duiden dat sprake was van een afgedwongen seksueel contact. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat verdachte en aangeefster zich op een stille en afgelegen locatie bevonden en dat aangeefster (destijds 14/15 jaar oud) op die momenten niet de beschikking had over een eigen vervoermiddel om zich van die locatie te verwijderen. Aangeefster was bang omdat zij met verdachte alleen was en er geen andere mensen in de buurt waren. Door aangeefster in deze situatie te brengen heeft verdachte aangeefster zodanig psychisch onder druk gezet en haar gebracht in een zodanige (bedreigende) situatie dat aangeefster zich naar redelijke verwachting niet aan het seksueel contact heeft kunnen onttrekken. Het kan haar in die omstandigheden ook niet worden tegengeworpen dat zij zich niet fysiek heeft verzet tegen dit ongewenst seksueel contact door bijvoorbeeld te schreeuwen of wild om zich heen te slaan. Door de hiervoor geschetste dwang met feitelijkheden heeft verdachte opzettelijk veroorzaakt dat aangeefster de seksuele handelingen tegen haar wil, hetgeen voor verdachte kenbaar was, heeft ondergaan.
Tegen deze achtergrond komt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte aangeefster meerdere malen en op verschillende momenten heeft verkracht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op meer tijdstippen in de periode van 22 juli 2018 tot 2 februari 2019 te Vianen , telkens door een andere feitelijkheid en/of bedreiging met een andere feitelijkheid, te weten
- het telkens brengen van [slachtoffer] naar een stille en afgelegen locatie en
- toen die [slachtoffer] weg wilde lopen haar bij de hand heeft gepakt en haar teruggetrokken en
- het telkens al dan niet dwingend zeggen tegen [slachtoffer] dat zij op haar knieën moest gaan zitten en
- het telkens naar beneden duwen van die [slachtoffer] toen zij niet wilde knielen en
- het telkens al dan niet dwingend zeggen dat [slachtoffer] haar mond open moest doen en
- het meermalen dwingend zeggen tegen die [slachtoffer] dat zij zich moest omdraaien en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- die [slachtoffer] met een telefoon heeft gefilmd, althans heeft gedaan alsof hij, verdachte, die [slachtoffer] met een telefoon filmde, terwijl zij zijn, verdachtes, geslachtsdeel in haar mond had en
- die [slachtoffer] meermalen heeft gedreigd bovengenoemde filmopname openbaar te maken en te verspreiden,
[slachtoffer] (geboren op [2003] ) telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die telkens mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het telkens brengen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer]

en

- het telkens brengen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de vagina van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair
verkrachting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd bij vonnis de onmiddellijke gevangenneming te bevelen. Bij afwijzing van de vordering tot gevangenneming, vordert de officier van justitie de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, dan verzoekt de verdediging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij zit in zijn derde jaar van een HBO-opleiding en loopt stage. De vader van verdachte is ziek en verdachte zal op korte termijn naar hem toe verhuizen om hem te verzorgen. Tot slot verzoekt de verdediging rekening te houden met de blanco justitiële documentatie van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft meerdere malen seks gehad met aangeefster, terwijl zij dat niet wilde. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan verkrachting. Verdachte heeft met zijn handelen op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster, die ten tijde van het handelen pas 14/15 jaar oud was. De gedragingen van verdachte hebben een enorme impact op aangeefster gehad en gevoelens van angst en onveiligheid bij haar veroorzaakt. Uit de door de moeder van aangeefster namens haar ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring blijkt dat aangeefster door het gebeurde last heeft van paniekaanvallen en daarvoor nog steeds psychische behandeling nodig heeft. Deze paniekaanvallen hebben ook negatieve gevolgen voor de prestaties van aangeefster op school en op haar werk (bijbaantje). Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van verkrachtingen nog lang te kampen hebben met de nare gevolgen van zulke traumatische ervaringen. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stil gestaan en zijn eigen behoeften en verlangens volledig boven de gevoelens van aangeefster geplaatst. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 16 oktober 2020. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen voor soortgelijke delicten, en dat hij niet eerder is veroordeeld.
De reclassering heeft in een rapport van 20 november 2020 weergegeven dat het onbekend is welke factoren een rol hebben gespeeld bij het delictgedrag, omdat verdachte een ontkennende ‘first-offender’ is en het ontbreekt aan informatie van referenten. Daardoor is een advies over interventies of toezicht niet mogelijk. Bij een veroordeling acht de reclassering echter een nieuwe risicotaxatie gewenst, om te beoordelen of behandeling van seksueel grensoverschrijdend gedrag geïndiceerd is om de kans op recidive te verminderen. In dat geval is reclasseringsbemoeienis nodig om opnieuw de risicotaxatie uit te voeren, zodat verdachte eventueel kan worden doorverwezen voor behandeling en de behandeling gemonitord kan worden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom een (deels) voorwaardelijke straf, met als voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Verder geeft de reclassering in het kader van risicobeheersing een contactverbod met het slachtoffer met controle door de politie in overweging.
Strafkader
Om er aan bij te dragen dat in dezelfde soort zaken een zelfde straf wordt opgelegd, heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verschillende strafbare feiten landelijke uitgangspunten (oriëntatiepunten genoemd) uitgewerkt. Het LOVS-oriëntatiepunt voor verkrachting is een gevangenisstraf van 24 maanden. Naast deze oriëntatiepunten houdt de rechtbank ook rekening met de straffen die voor dit soort feiten in soortgelijke situaties worden opgelegd.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte aangeefster naar een afgelegen locatie heeft meegevoerd, waarbij sprake was van een vooropgezet plan om seks te hebben met aangeefster (condoom meegenomen). Verder houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en de vernederende ‘setting’ waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, waaronder het filmen (of het suggereren van filmen) van die handelingen, waarbij het slachtoffer vervolgens door verdachte met verwijzing naar die filmbeelden onder druk is gezet.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de nog relatief jonge leeftijd van verdachte en met het tijdsverloop in de onderhavige zaak. Verdachte is medio 2019 verhoord door de politie met betrekking tot het aan hem ten laste gelegde feit, maar het heeft tot 19 oktober 2020 geduurd voordat hij ter zake is gedagvaard, terwijl niet is gebleken van onderzoekshandelingen in de tussengelegen periode. Voorts houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte op 2 februari 2019 door familie van aangeefster is benaderd, waarbij van ‘eigenrichting’ sprake lijkt te zijn geweest.
Conclusie
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen kan in dit geval niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van een gevangenisstraf van langere duur. De rechtbank acht in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar passend en geboden. Daarbij neemt de rechtbank in ogenschouw dat het hier niet gaat om een enkele verkrachting, maar om meerdere verkrachtingen op verschillende tijdstippen. Dat het slachtoffer in alle gevallen hetzelfde was, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
In de persoon van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een deel van voornoemde straf voorwaardelijk aan verdachte op te leggen, waarbij de rechtbank het voorwaardelijke deel van de straf zal bepalen op 1 jaar, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke strafdeel verbinden een contactverbod met aangeefster, zoals gevorderd door de officier van justitie.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde onmiddellijke gevangenneming te bevelen of om het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 15.396,28. Dit bedrag bestaat uit € 396,28 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte primair ten laste gelegde feit. De raadsman van de benadeelde partij, mr. J. Denissen, advocaat te Eersel, heeft de vordering op de zitting nader toegelicht.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding is weliswaar hoog, maar in deze situatie passend.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, gelet op de door de verdediging bepleitte vrijspraak. Een inhoudelijk verweer tegen de vordering van de benadeelde partij is niet gevoerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schadevergoeding
De rechtbank overweegt allereerst dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Echter, niet de gehele vordering ligt voor toewijzing gereed.
Het gevorderde bedrag van € 41,80 aan kosten voor het opvragen bij de huisarts van medische informatie komt naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking, nu het hier gaat om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2, onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Dit ligt anders ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 354,48 ter zake reiskosten. De benadeelde partij heeft reiskosten gevorderd met betrekking tot medische behandelingen (13 maal), het bijwonen van de strafzitting, een bezoek aan haar advocaat en diverse bezoeken aan de politie (door haar en haar moeder). Tussen die kosten en het strafbare feit bestaat weliswaar een oorzakelijk verband (een ‘conditio sine qua non’ verband), maar dat neemt niet weg dat er voor de vergoeding van die kosten ook een wettelijke basis moet bestaan.
Voor de vergoeding van reiskosten die zijn gemaakt voor (noodzakelijke) medische behandelingen tot herstel van het door het strafbare feit opgelopen fysiek of geestelijk letsel, bestaat een dergelijke basis in artikel 6:107 lid 1, aanhef en onder a, BW. Uit dat artikel kan worden afgeleid dat deze reiskosten voor vergoeding in aanmerking komen wanneer deze door de benadeelde partij zijn gemaakt. Het betreffen dan ook kosten ter beperking of voorkoming van (verdere) schade zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2, onder a, BW. Deze reiskosten leveren in beginsel vergoedbare vermogensschade op. Benadeelde partij heeft deze reiskosten ad € 225,68 gespecificeerd door middel van het overleggen van een e-mail van mevrouw [A] van het Wilhelmina Kinderziekenhuis van 27 februari 2020, waarin een overzicht is gegeven van de (13) afspraken die de benadeelde partij heeft gehad. De verdediging heeft niet betwist dat deze afspraken hebben plaatsgevonden of dat de opgegeven reisafstand (62 kilometer v.v.) onjuist zou zijn. Deze reiskosten zijn derhalve toewijsbaar.
Ter terechtzitting zijn namens de benadeelde partij verschenen haar advocaat en haar moeder. Benadeelde partij was zelf niet ter zitting aanwezig, zodat de door haar gevorderde reiskosten voor het bijwonen van de zitting ad € 14,00 niet voor vergoeding in aanmerking komen.
De reiskosten ad € 58,80 in verband met het bezoek aan de advocaat zouden op de voet van artikel 6:96 lid 2, onder b, BW kunnen worden beschouwd als materiële schade, bestaande uit kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade. De Hoge Raad heeft echter beslist dat dergelijke kosten géén rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit zijn (vgl. Hoge Raad 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2338). Deze reiskosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Van de reiskosten naar het politiebureau om aangifte te doen of een nadere verklaring af te leggen ad in totaal € 56,00, kan niet worden gezegd dat zij zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2, onder b, BW. Zij strekken ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. De enkele omstandigheid dat een eventuele daarop volgende strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding (en dit vaak mededoelstelling van het slachtoffer is), maakt niet dat gezegd kan worden dat die reiskosten met dat doel zijn gemaakt (vgl. Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0690) Deze reiskosten kunnen daarom niet als schade ten laste van verdachte worden gebracht.
Aldus komt in totaal een bedrag van € 267,48 aan materiële schadevergoeding voor toewijzing in aanmerking (opvragen medische informatie huisarts: € 41,80; en reiskosten medische behandelingen: € 225,68).
Immateriële schadevergoeding
Ingevolge artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bestaat recht op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of
op andere wijzein zijn persoon is aangetast. In het onderhavige geval gaat het om laatstgenoemde categorie. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (vgl. Hoge Raad 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:794).
De rechtbank overweegt dat, gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde verkrachtingen door verdachte, het voor de hand ligt dat [slachtoffer] als gevolg hiervan immateriële schade heeft geleden. Dat sprake is van enig psychisch letsel is voldoende onderbouwd aan de hand van de door de benadeelde partij in het geding gebrachte stukken met betrekking tot haar psychologische behandeling. De rechtbank begroot de immateriële schade op € 7.500,00. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering ten aanzien van de immateriële schade (ter hoogte van € 7.500,00) niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de bewijslevering voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen. Als ingangsdatum daarvoor zal de rechtbank de datum hanteren waarop de eerste verkrachting heeft plaatsgevonden, te weten 22 juli 2018.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 7.767,48 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 juli 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 73 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) jaren;
- beveelt dat een gedeelte, groot
1 (één) jaar, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd tussen 13:00 en 16:30 uur meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht, zo vaak en zo lang de reclassering die nodig acht;
* verdachte werkt mee aan diagnostiek en indien geïndiceerd behandeling door forensisch psychiatrische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving
van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van
[slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 7.767,48(zegge: zevenduizendzevenhonderdzevenenzestig euro en achtenveertig eurocent), bestaande uit € 267,48 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te
vermeerderen met de wettelijke rente 22 juli 2018 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.767,48 (zegge: zevenduizendzevenhonderdzevenenzestig euro en achtenveertig eurocent), te betalen, te vermeerderden met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2018 tot de dag van volledige betaling, bij geen betaling aan te vullen met 73 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte in de kosten die [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
- wijst af het meer gevorderde bedrag aan materiële schade ter hoogte van € 128,80;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering voor het meer gevorderde bedrag aan immateriële schade ter hoogte van € 7.500,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. den Besten, voorzitter, en mrs. E.J.W. Verhaagh en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 december 2020.
De voorzitter is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 juli 2018 tot 2 februari 2019 te Vianen en/of elders in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het (telkens) brengen van [slachtoffer] naar een stille en/of afgelegen locatie en/of
- ( telkens) toen die [slachtoffer] weg wilde lopen haar bij de hand heeft gepakt en haar teruggetrokken en/of
- het (telkens) al dan niet dwingend zeggen tegen [slachtoffer] dat zij op haar knieën moest gaan zitten en/of
- het (telkens) naar beneden duwen van die [slachtoffer] toen zij niet wilde knielen en/of
- het (telkens) al dan niet dwingend zeggen dat [slachtoffer] haar mond open moest doen en/of
- het één of meermalen (dwingend) zeggen tegen die [slachtoffer] dat zij zich moest omdraaien en/of
- ( telkens) de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] met een telefoon heeft gefilmd, althans heeft gedaan alsof hij, verdachte, die [slachtoffer] met een telefoon filmde, terwijl zij zijn, verdachtes, geslachtsdeel in haar mond had en/of
- die [slachtoffer] één of meermalen heeft gedreigd bovengenoemde filmopname openbaar te maken en/of te verspreiden,
[slachtoffer] (geboren op [2003] ) (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het (telkens) brengen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het (telkens) brengen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 juli 2018 tot 2 februari 2019 te Vianen en/of elders in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2003] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, geslachtsdeel in de vagina van die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2019035469 van 19 juni 2019, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, Team Zeden, doorgenummerd pagina 1 tot en met 97. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van de terechtzitting van 25 november 2020.
3.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 90.
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 91.
5.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pagina 16.
6.Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, pagina 17.
7.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 20.
8.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 21.
9.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 23.
10.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 24.
11.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 25.
12.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 26.
13.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 27.
14.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 30.
15.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 31.
16.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 32.
17.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 35.
18.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 36.
19.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 37.
20.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 39.
21.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 40.
22.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 41.
23.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 42.
24.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 43.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 70.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 75.