ECLI:NL:RBMNE:2020:4458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
20 oktober 2020
Zaaknummer
16-215132-19; 16-017802-19 (gev.); 16-070071-19 (gev.); 16-117340-19 (gev.); 16-120042-18 (gev.) en 16-147151-20 (gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens afpersing, bedreiging, oplichting, valsheid in geschrift en misbruik van persoonsgegevens

In deze strafzaak is de verdachte veroordeeld voor het plegen van 15 strafbare feiten, waaronder afpersing, bedreiging, oplichting, valsheid in geschrift en misbruik van persoonsgegevens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 mei 2018 tot en met 2 juli 2018 een hoveniers-echtpaar heeft afgeperst voor een totaalbedrag van € 52.000,- door hen te bedreigen met geweld. De verdachte heeft hen onder druk gezet door te dreigen met geweld en het openbaar maken van belastende geluidsfragmenten. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen, waaronder het oplichten van de bezorgdienst UPS door vervalste bankafschriften te tonen en het niet betalen voor bestelde goederen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte valse documenten heeft gebruikt, zoals vervalste brieven van het CBR en de politie, om zijn rijbewijs terug te krijgen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, met een bijkomende vrijheidsbeperkende maatregel van 5 jaar, waarin hij geen contact mag hebben met de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-215132-19; 16-017802-19 (gev.); 16-070071-19 (gev.); 16-117340-19 (gev.); 16-120042-18 (gev.) en 16-147151-20 (gev.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 oktober 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht.
1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging met parketnummer 16-215132-19 is tijdens de proformazitting op 27 juli 2020, op vordering van de officier van justitie, gewijzigd. De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16-215132-19

1. in de periode van 8 januari 2019 tot en met 17 april 2019 te Amersfoort meermalen UPS heeft opgelicht;

2. in de periode van 14 mei 2018 tot en met 2 juli 2018 te Nijkerkerveen en/of
Amersfoort [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een bedrag van in totaal € 52.000,- door geweld en/of bedreiging met geweld heeft afgeperst;
en/of
in de periode van 14 mei 2018 tot en met 2 juli 2018 te Nijkerkerveen en/of Amersfoort [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door (dreiging met) geweld, wederrechtelijk heeft gedwongen om een bedrag van in totaal € 52.000,- af te geven;
3. in de periode van 30 mei 2019 tot en met 1 augustus 2019 te Amersfoort [slachtoffer 3] heeft belaagd;4. in de periode van 22 juni 2019 tot en met 20 juli 2019 te Amersfoort meermalen [slachtoffer 4] heeft bedreigd;

5. op 25 mei 2019 te Bunschoten-Spakenburg [bedrijf 1] heeft opgelicht;

6. primair: in de periode tussen 1 september 2018 en 18 september 2018 te Wiesel en/of Huissen en/of Amersfoort [slachtoffer 5] (€ 2.474,98) en [slachtoffer 6] (€ 1.561,50) heeft opgelicht;
subsidiair: in de periode tussen 1 september 2018 en 18 september 2018 te Wiesel en/of Huissen en/of Amersfoort een hoeveelheid geld (in elk geval ongeveer € 2.474,98), toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft verduisterd;

7. in de periode tussen 3 juli 2018 en 5 april 2019 te Nijkerkerveen en/of Amersfoort meermalen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.

parketnummer 16-017802-19

1. zich in de periode van 6 juni 2018 tot en met 20 juni 2018 te Amersfoort meermalen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door een brief van het CBR en een brief van de Politie valselijk op te maken/te vervalsen, met het oogmerk deze brieven als echt en onvervalst te gebruiken;

2. in de periode van 18 juni 2018 tot en met 19 juni 2018 te Amersfoort en/of Rijswijk meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt/vervalst geschrift;

parketnummer 16-070071-19

1. zich in de periode van 17 april 2018 tot en met 22 juni 2018 in Amersfoort schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk gebruik maken van identificerende persoonsgegevens van [slachtoffer 7] met het oogmerk zijn (verdachtes) identiteit te verhelen en/of de identiteit van [slachtoffer 7] te misbruiken waardoor enig nadeel kon ontstaan;

2. in de periode van 17 april 2018 tot en met 21 april 2018 te Amersfoort [bedrijf 2] B.V. heeft opgelicht;

3. op 17 oktober 2018 te Amersfoort heeft geprobeerd om de [bedrijf 3] op te lichten;

4. op 17 oktober 2018 te Amersfoort opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt/vervalst geschrift (factuur en/of bestelbevestiging en/of betaalbewijs) door dit te overhandigen aan een medewerker van de [bedrijf 3] ;

parketnummer 16-117340-19
op 1 mei 2019 te Barneveld opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt/vervalst geschrift (APK-keuringsrapport) door dit te tonen aan politieambtenaar [politieambtenaar] ;
parketnummer 16-120042-18
op 8 april 2018 te Amersfoort opzettelijk 3,93 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
parketnummer 16-147151-20
op 13 april 2020 te Baarn opzettelijk (de strap van) een enkelband met transponder toebehorende aan de Dienst Vervoer en Ondersteuning heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaardingen zijn geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

parketnummer 16-120042-18
De rechtbank spreekt verdacht vrij van het opzettelijk voorhanden hebben van 3,93 gram amfetamine. Verdachte reed op 8 april 2018 op de A28 vanuit de richting van Utrecht naar Amersfoort en werd op een carpoolplaats in Zeist gecontroleerd vanwege zijn opvallende rijgedrag. In de auto van verdachte bleek amfetamine aanwezig te zijn. In de tenlastelegging staat Amersfoort als pleegplaats genoemd, zonder dat ook “althans in Nederland” in de tenlastelegging opgenomen, waardoor verdachte zal worden vrijgesproken van het onder dit parketnummer aan hem tenlastegelegde.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Feit 1 (16-215132-19) - oplichting UPS
5.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op grond van de aangifte door UPS en de verklaring van getuige [getuige 1] kan volgens de officier van justitie worden vastgesteld dat verdachte online dure merkkleding en
-schoenen bestelde en bij aflevering tegen de bezorgers van UPS zei dat hij de pakketten al had betaald. Hij toonde hierbij een vervalst rekeningafschrift. Op de laptop van verdachte zijn sjablonen aangetroffen van een rekeningafschrift naar ING-model, welke sjablonen handmatig kunnen worden bewerkt. De getuigen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] bevestigen dat verdachte UPS oplichtte. De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte UPS in de periode van 8 januari 2019 tot en met 17 april 2019 meermalen heeft opgelicht.
5.1.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend UPS te hebben opgelicht door
betaalbewijzen/orderbevestigingen te vervalsen. Hij deed dit volgens eigen zeggen echter niet door het tonen van vervalste bankafschriften. Verdachte verklaarde dat hij na 10 maart 2019 (toen UPS achter de oplichting kwam) geen pakketten meer van UPS heeft ontvangen en dat hij voor sommige pakketten wel degelijk heeft betaald. Hij heeft UPS voor hooguit een bedrag van € 10.000,- opgelicht.
De raadvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.1.3
Het oordeel van de rechtbank – Feit 1 oplichting UPS
Bewijsmiddelen [1] Feit 1
Ter terechtzitting van 6 oktober 2020 verklaarde verdachte: [2]
U houdt mij voor dat uit het reclasseringsrapport, gedateerd op 20 april 2020, blijkt dat ik tegenover de reclassering heb verklaard dat ik een “lek” had ontdekt tijdens het bestellen van Armani-kleding. De bestelde kleding zou ik geleverd krijgen, zonder dat geld van mijn rekening werd afgeschreven. U houdt mij voor dat ik ook ten overstaan van de reclasseringsmedewerker heb verklaard dat ik hiertoe betaalbewijzen heb vervalst om aan de deur niet te hoeven betalen voor deze kleding. Dat klopt.
Op 17 mei 2019 deed [aangever 1] , namens UPS, aangifte vanwege oplichting:Op 18 april 2019 kreeg ik een e-mail van UPS Apeldoorn van de afdeling COD (Cash On Delivery). Ik las dat er een totaalbedrag openstond van ongeveer € 10.000,- op het adres [adres] te [woonplaats] . [3]
Ik zag dat er op 8 januari 2019 een chauffeur van UPS op het adres [adres] te [woonplaats] was geweest om een pakket af te leveren bij ontvanger [verdachte] . Ik zag dat er voor dit bedrag niet was betaald, maar dat het pakket wel was overhandigd. Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat de man had aangegeven dat hij het pakket al had betaald en hiervoor een bewijs had. (…) Uit mijn onderzoek is gebleken dat er niet was betaald voor deze zending. Zowel niet aan UPS als aan [bedrijf 7] .
Ik kan u verklaren dat er meerdere zendingen door UPS zijn aangeboden op het adres [adres] te [woonplaats] ter attentie van [verdachte] . Deze zendingen betroffen allemaal Cash On Delivery zendingen. Diverse chauffeurs zijn geweest op het voornoemde adres en hebben gesproken met [verdachte] . [verdachte] had steeds aangegeven dat hij al had betaald aan de leverancier voor de zendingen en overhandigde aan de chauffeur een kopie van zijn bankafschrift. De bedragen van de Cash On Delivery zending en het bedrag op het bankafschrift kwamen overeen. Ik heb onderzoek gedaan naar de bankafschriften, facturen en bevestigingen van UPS en deze bleken vervalst te zijn.
Op 20 februari 2019, afzender [bedrijf 7] uit Italië, bedrag van € 1735,50. Bij het
aanbieden van deze zending had [verdachte] aangegeven voor deze zending betaald
te hebben. [verdachte] overhandigde een bankafschrift een kopie van een mailtje
van UPS van de verzending en een email van Sofort banking. Uit mijn onderzoek bleek
dat het bedrag van 1735,50 niet was overgemaakt aan [bedrijf 7] . Ik zag in de email dat deze
was verzonden op 15 oktober 2018 en dat het telefoongesprek had plaatsgevonden op 19
februari 2019. Sofort zou hierbij contact hebben opgenomen met UPS met betrekking tot
de betaling. Ik kan u verklaren dat dit niet de werkwijze is van zowel Sofort banking
als UPS. Ik heb geen contact opgenomen met Sofort banking omdat ik hieruit had
opgemaakt dat het een vervalste [4] email was. [5]
Op woensdag 20 maart 2019, afzender [bedrijf 7] uit Italië, bedrag van 2930,50 euro. Bij het aanbieden van deze zending had [verdachte] aangegeven voor deze zending betaald te hebben. [verdachte] overhandigde een bankafschrift, UPS verzendmelding. Uit mijn onderzoek bleek dat het bedrag van 2930,50 niet was overgemaakt aan [bedrijf 7] . Ik zag op het bankafschrift dat deze was vervalst. Ik zag namelijk dat hierin was geknipt en geplakt en hierbij een ander lettertype was gebruikt bij het totaal afgeschreven bedrag. [6]
Op 26 maart 2019, afzender [bedrijf 8] uit Italië via [bedrijf 7] , bedrag van € 4075,50. Bij het aanbieden van deze zending had [verdachte] aangegeven voor deze zending betaald te hebben. [verdachte] overhandigde een bankafschrift, factuur van [bedrijf 8] , UPS verzendmelding en zijn mailverkeer tussen [bedrijf 8] .com. Uit mijn onderzoek bleek dat het bedrag van 4075,50 niet was overgemaakt aan [bedrijf 8] .com. Ik zag dat het bankafschrift was vervalst. Ik zag namelijk bij de overschrijving dat het afgeschreven bedrag 4070,00 was.
Ik zag bij de factuur van [bedrijf 8] .com dat hier een betalingsdatum van 25/3/2019 stond. Deze zending betrof een Cash On Delivery zending en na contact met [bedrijf 8] .com zal de betalingswijze niet wijzigen. Hieruit blijkt dat deze factuur vervalst is. Tevens zag ik op het mailcontact dat het logo van [bedrijf 8] .com wazig was en dat er betaald zou zijn voor deze zending. Ik zag dat de UPS verzendmelding niet origineel was en was vervalst. [7]
Op 17 april 2019, werden er 4 zendingen aangeboden, afzender [bedrijf 7] uit Italië. De bedragen betroffen 965.50 euro, 2.735.50 euro, 3944.50 euro en 3221,00 euro. Bij het aanbieden van deze zendingen had [verdachte] aangegeven voor deze zendingen [8] betaald te hebben. [verdachte] overhandigde bankafschriften en facturen. Uit mijn onderzoek bleek dat de voornoemde bedragen niet waren overgemaakt aan [bedrijf 7] . [9]
Door verbalisant [verbalisant 1] is onderzoek gedaan naar de door de aangever geleverde documenten, behorend bij de aangifte namens de bezorgdienst UPS.
Vervolgens onderzocht ik de door de aangever geleverde documenten, die door de verdachte
zouden zijn verstrekt aan de bezorgers. Ik zag dat, met uitzondering van de eerste zending waarvan in de aangifte over wordt verklaard, van alle zendingen door de verdachte geleverde documenten waren geleverd. [10]
Op dit document is een e-mail [11] afgebeeld waaruit moest blijken dat de verdachte het verschuldigde bedrag niet hoefde te betalen, omdat UPS en Sofort Banking dit voorafgaand aan deze e-mail, telefonisch zouden zijn overeengekomen. Tevens verklaarde de aangever dat deze werkwijze tussen UPS en Sofort Banking nooit wordt gehanteerd. Het viel mij, verbalisant, tevens op dat de grammatica, schrijfstijl en zinsopbouw van deze e-mail zeer onprofessioneel was opgesteld. [12]
Ik zag dat de door de aangever geleverde bankafschriften, alle van ING, waren voorzien van twee verschillende bankrekeningnummers te weten: [rekeningnummer] , [rekeningnummer] . Alle op naam van [bedrijf 4] . Terwijl ik deze bankrekeningnummers in het politieregistratiesysteem invoerde, zag ik dat door het automatische controlesysteem een foutmelding werd gegeven, omdat deze rekeningnummers kennelijk niet als authentiek werden erkend. [13]
Door verbalisant [verbalisant 1] is onderzoek gedaan naar de laptop die tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte in beslag is genomen.
Op 20 november 2019, stelde ik een onderzoek in naar een in beslag genomen notebook. Deze notebook was aangetroffen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] tijdens de doorzoeking van 30 september 2019. Vooraf aan deze doorzoeking was in de woning, aangehouden: [verdachte] . [14]
Ik zag een Pdf-bestand van een rekeningafschrift van ING, waarbij dit bestand was getiteld als ‘ING [bedrijf 7] 2 OKE’ [2663].pdf. Ik zag dat dit een rekeningafschrift betrof op naam van [bedrijf 4] , waar een uitboeking naar [bedrijf 7] op stond afgebeeld. Ik zag dat het opgegeven bankrekeningnummer, [rekeningnummer] , één van de rekeningnummers betrof [15] waar eerder in dit onderzoek naar voren is gekomen dat dit rekeningnummer niet bestaat. Ik zag tevens dat van laatstgenoemd Pdf-bestand de Word-versie aanwezig was, onder de bestandnaam ‘laatste klaar[2695].doc, die beschikbaar was om te bewerken. Ook waren losse foto-afbeeldingen in de notebook gevonden met uitgeknipte sjablonen van alle afbeeldingen die op de rekeningafschriften van ING afgebeeld staan. Ik zag tevens in een Word-document een rekeningafschrift van Bunq. Het is een feit van algemene bekendheid dat een officiële instantie nooit een bewerkbaar Word-document zal verstrekken. [16]
Op 12 mei 2020 heeft [getuige 1] bij de rechter-commissaris verklaard [17] :
Voor zover ik weet moest ik die pakketten daar afleveren. Met “daar” bedoel ik de [adres] . Het ging om flinke bedragen. De eerste keer dat ik op het adres van meneer [verdachte] kwam werd meneer [verdachte] gevraagd om te betalen waarop hij zei dat hij dat had gedaan. Hij liet ook bankafschriften zien. Ik wist niet hoe ik daar mee om moest gaan. Ik wist niet wat de procedure was in deze gevallen. Ik heb toen overlegd met de planning en die zeiden dat ik het pakketje af moest geven en de bankafschriften mee terug naar kantoor moest nemen.
U bent dus vaker op dat adres geweest?
Ja.
Ging het elke keer hetzelfde zoals u net omschreef.
Na de eerste keer heb ik geen contact meer gezocht met de manager. Ik wist toen wat de procedure was. Ik heb steeds de bankafschriften in ontvangst genomen, het pakketje afgegeven en de bankafschriften meegenomen naar kantoor en daar afgegeven.
Heeft u enig idee hoe vaak dit is gebeurd?
Ik denk dat ik er gemiddeld 1 keer per week kwam. Dat was in een periode van ongeveer twee maanden.
Op 12 mei 2020 heeft [getuige 2] bij de rechter-commissaris verklaard [18]
Wat mij nog bijstaat is dat hij een pakket kreeg dat hij nog moest betalen. Hij toonde ons een bankafschrift. Wij hebben toen de planning gebeld en goedkeuring gekregen om het pakketje af te geven. Dat pakket hebben wij toen afgegeven.
Bewijsmotivering oplichting UPS
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode meermalen UPS heeft opgelicht. Het door verdachte gevoerde verweer, dat hij na 10 maart 2019 geen pakketten meer van UPS zou hebben ontvangen en dat hij bezorgers van UPS enkel vervalste orderbevestigingen en geen vervalste bankafschriften toonde, wordt weerlegd door bovenstaande bewijsmiddelen.
5.2
Feit 2 (16-215132-19) – Afpersing en dwang [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en
feit 7 (16-215132-19) – Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/zware mishandeling
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij in de periode van 14 mei 2018 tot en met 2 juli 2018 van [slachtoffer 1] en zijn vrouw [slachtoffer 2] een bedrag van in totaal € 52.000,- door bedreiging met geweld heeft afgeperst en dat hij door dreiging (met geweld) hen wederrechtelijk heeft gedwongen dit bedrag af te geven.
Onder feit 7 wordt verdachte verweten dat hij in de periode van 3 juli 2018 en 5 april 2019 meermalen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening evenals het dreigen met geweld bewijsbaar. De dreiging met geweld was volgens haar van een voldoende kaliber om de weerstand van de slachtoffers te breken en hen tot betaling te laten overgaan. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] steunen elkaar en vinden daarnaast voldoende steun in andere bewijsmiddelen. De tenlastegelegde afpersing kan daarmee wettig en overtuigend worden bewezen, wat betekent dat ook de tenlastegelegde dwang bewijsbaar is.
De officier van justitie acht ook de bedreiging, onder feit 7 tenlastegelegd, wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien het eerste gedachtestreepje (een opname met daarop de stem van aangever [slachtoffer 1] die sprak over een plastic nepwapen) vraagt zij partiële vrijspraak.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij door [slachtoffer 4] was benaderd voor werk. Hij dacht in eerste instantie dat het ging om schilder-of stukadoorswerk. Hij is slechts bij twee gesprekken met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanwezig geweest. Hij heeft daarnaast één telefoongesprek gevoerd met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 4] zat toen naast hem en vertelde hem wat hij tegen [slachtoffer 2] moest zeggen. Verdachte ontkent achter het sturen van geluidsfragmenten met daarop martelgeluiden te zitten. Ook heeft hij nooit gedreigd met handgranaten. Verdachte zou nooit geld van aangevers hebben aangenomen. [slachtoffer 4] heeft [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] via verdachte afgeperst en probeert verdachte weg te zetten als de grote maffiabaas, om zo zichzelf de rol van ‘boodschapper’ toe te kunnen toedelen.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van afpersing en dwang bepleit, wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Dat tijdens de eerste ontmoeting en aldus voor de eerste betaling een vuurwapen door verdachte aan [slachtoffer 1] zou zijn getoond, blijkt slechts uit de verklaring van [slachtoffer 1] en kan om die reden niet bewezen worden. De verklaring van [slachtoffer 2] kan niet als steunbewijs worden gebruikt, nu deze op dit punt een de-auditu verklaring betreft. Voor de in de tenlastelegging opgenomen bedreigende teksten is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Hetzelfde geldt voor de (volgens de raadsvrouw) subsidiair ten laste gelegde dwang.
Ten aanzien van feit 7 bepleitte de raadsvrouw eveneens vrijspraak, omdat volgens haar onvoldoende is komen vast te staan op welk moment de teksten, zoals genoemd in de tenlastelegging, zijn geuit of verstuurd.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank – Feiten 2 en 7
Bewijsmiddelen feit 2
Op 5 juli 2018 deed [slachtoffer 1] aangifte
Feit : Chantage / afpersing
Plaats delict : [woonplaats]
Op donderdag 5 juli 2018 verscheen voor mij, een persoon die mij opgaf te zijn:
Achternaam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [voornaam]
Plaats : [woonplaats]
Ik doe aangifte van afpersing en bedreiging. Aan [slachtoffer 4] vroeg ik of hij iemand wist die iemand bang kon maken. Op 14 mei 2018 was [slachtoffer 4] , met de toen nog voor mij onbekende man, bij mij thuis. De man vertelde kort hoe zijn werkwijze was en daar werd ik min of meer al bang van. Ik heb de man duidelijk gezegd dat ik geen geweld of pijn wilde. [A] moest alleen even bang gemaakt worden en ik heb de man gevraagd wat dat mij kostte. Ik vroeg bij de auto wederom wat het ging kosten. De man zei daarop dat hij er op terug zou komen en dat het goed zou komen.
Drie dagen hierna, op 17 mei 2018, kwam de voor mij onbekende man bij mij. [19] De man zij dat er binnenkort een aanbetaling gedaan moest worden. Ik zei de man dat hij mij nog steeds een prijs zou zeggen wat het mij zou kosten. De man zei dat het goed zou komen.
De man zei daarop nog dat hij ook zwaardere middelen had. Ik zei hem dat ik dat niet wilde en dat hij weg moest gaan.
Op 21 mei 2018 (
rechtbank: uit de aangifte van 9 juli 2018, pagina 283, blijkt dat dit 22 mei 2018 moet zijn) heb ik tegen [slachtoffer 4] gezegd dat ik ermee stopte. [slachtoffer 4] heeft toen een bericht gestuurd naar de onbekende man. Hierna vertelde [slachtoffer 4] dat de man mij wilde ontmoeten in Hoevelaken. Ik ben daar naar toe gegaan.
De man zei dat hij gehoord had dat ik ermee wilde stoppen, maar dat ik wel zijn onkosten moest betalen. Ik vroeg de man wat de onkosten waren. De man zei mij dat ik een ton, dus €100.000,- moest betalen. De man had het over vluchtauto, vier mensen uit het Oostblok ingevlogen, vier mensen die op [A] aan posten waren en twee volgauto’s. [20]
Op 9 juli 2018 is aangever [slachtoffer 1] verder gehoord
Ik [21] vertelde hem dat ik dat geld niet had en dat het nooit was afgesproken. Hij zei dat ik ‘zat’ had. Hij vertelde me dat ik een Porsche 9/11 Turbo had ter waarde van € 235.000. Dat klopt ook. Hoe hij dit wist weet ik niet. Hij zei ook dat ik genoeg bedrijven had in het buitenland en ik het geld wel zou kunnen missen. Op de parkeerplaats heb ik een paar keer gezegd dat ik het geld niet had. De man zei steeds: “
wat moet ik met jou aan” en zei dat ik niet met ‘een kleuterklasje’ te maken had.
De dag erna, op 23 mei, kwam mijn vrouw op de zaak aan. Zij vertelde mij dat iemand haar net opgebeld had. Deze persoon zei niet zijn naam en vroeg hoe het met haar therapieën ging. De persoon antwoordde dat hij een man is die nog heel veel centjes van haar man krijgt. De man aan de telefoon zei tegen mijn vrouw dat de betaling van de eerste € 25.000,- plaats moest vinden.
Mijn vrouw was van dit telefoongesprek geschrokken, stapte in de auto en kwam naar mij toe. Zij vertelde mij bovenstaand verhaal. Ik schrok daar heel erg van. Mijn vrouw komt normaal ook niet zomaar naar mij toe als ze iets wilt bespreken.
Mijn vrouw vroeg mij of we die € 25.000,- bij elkaar konden sprokkelen. We waren beiden bang voor de man die het geld wilde hebben. We waren bang dat hij de kinderen iets aan wilde doen. Mijn vrouw begon te huilen en vertelde dat de man ook gezegd zou hebben dat hij een handgranaat had gegooid en dat hij daar een aantal jaar voor vast gezeten had.
Ik heb al mijn afspraken afgezegd en die € 25.000,- bij elkaar gesprokkeld.
Mijn vrouw had contact gehad met die man en verteld dat we het geld bij elkaar hadden en vroeg waar ze af zouden gaan spreken. Dit zou zijn bij de McDonalds aan de Al bij Amersfoort, industrieterrein Calveen, om 18.00 uur diezelfde dag. Ik had met briefjes van
€ 50,- bundeltjes van € 5.000,- gemaakt en aan mijn vrouw meegegeven. [22]
Mijn vrouw herkende deze man ook als de man die zij een paar dagen daarvoor bij ons thuis had gezien, samen met [slachtoffer 4] . De man wilde een stukje gaan rijden met haar. Tijdens deze rit heeft ze gevraagd of er nog meer geld bij zou komen en wat hij ging doen. Hij zei dat hij alle kosten bij elkaar heeft opgeteld en dat we nog € 12.000,- moesten betalen, naast die € 25.000,- en dan zouden we zijn verlost van alles. Hier zouden we twee maanden de tijd voor krijgen. [23]
Op 23 juni 2018 stuurde hij een berichtje naar mijn vrouw met daarin onder andere dat “
de jongens dit niet pikken”. Vervolgens heeft hij haar meerdere keren geappt. De man vertelde dat wij dezelfde avond die € 12.000,- nog zouden moeten afrekenen waar we eigenlijk twee maanden de tijd voor hadden. De man kwam dreigend op mijn vrouw over. Hij zou ook hebben gezegd dat hij op mijn facebookpagina had gezien dat ik een nieuwe shovel had aangeschaft. Die € 12.000,- zou ik dus ook wel kunnen missen.
Ik ben het geld gaan pinnen in Nijkerk. Mijn vrouw is toen naar de McDonalds gereden om het geld af te geven. De man is weer in haar auto gestapt. Tijdens deze rit heeft mijn vrouw meerdere keren gevraagd of het nu helemaal klaar was. De man zei toen dat dit zo was. [24]
Op 1 juli 2018 kreeg mijn vrouw een app met een geluidsopname met aan elkaar geknutselde uitspraken van mij en mijn vrouw. Hierna heb ik telefonisch contact gehad met [slachtoffer 4] en hem gezegd dat het toch afgelopen was. Uiteindelijk wilde de onbekende man weer € 15.000 hebben.
Mijn vrouw was bang en mede doordat ik niet eerder aangifte kon doen heb ik weer €15.000,- gepind en in het bijzijn van [slachtoffer 4] op 2 juli 2018 (derde betaling) betaald aan de onbekende man. Ik heb de genoemde bedragen betaald, omdat ik mij angstig en bedreigd voelde. [25]
Op 12 mei 2020 heeft [slachtoffer 2] als getuige bij de rechter-commissaris verklaard:
De verdenking tegen [verdachte] is dat u door geweld of bedreigingen met geweld u gedwongen zou hebben gevoeld om geld aan hem te betalen. Kunt u mij vertellen waardoor u zich gedwongen voelde om die bedragen aan hem te betalen?
De eerste keer belde hij mij op en zei: “
Ik ben vorige week bij jullie thuis geweest en toen heb ik met je man gesproken.”
Hij vertelde mij toen dat hij van het gesprek tijdens zijn bezoek geluidsopnames had gemaakt en dat wij hem een ton moesten betalen anders zou hij die geluidsopnames openbaar maken. Hij wist mij te vertellen dat wij dat niet leuk zouden vinden. Ik wist niet wat er op die geluidsopnames stond, maar ik was wel dusdanig geprovoceerd dat ik daarvan schrok. Ik vertelde dat een ton niet kon, want dat hadden we helemaal niet. Het dreigen met het openbaar maken van de geluidsopnames vond ik al heel bedreigend en dat was ook omdat hij al bij ons thuis was geweest. Ik dacht, hij weet wel waar wij wonen. Dat vond ik bedreigend.
Wat mij heel erg is bijgebleven is dat begin juli 2018 ‘s-avonds laat, ik een tekstbericht met “We komen morgen even een bakkie doen, gezellig” in hoofdletters kreeg. Wij hadden de
tweede betaling gedaan en hij begon dus weer. Het was niet klaar. Ik vond dat beangstigend. [26]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 3 mei 2019 het volgende bevonden:
Ik hoorde dat [slachtoffer 1] mij vertelde dat het vorig jaar (2018) de angst was waardoor hij en zijn vrouw zijn gaan betalen. [slachtoffer 1] vertelde mij dat hij en zijn vrouw [slachtoffer 2] werden bedreigd met onder andere de tekst: “
Ik gooi een handgranaat bij jullie naar binnen. Je moet achter je blijven kijken, we volgen je, mijn mannen zijn altijd bij je in de buurt. Ik zorg dat je in een rolstoel terecht komt. Ik blaas je gevel eruit”. Tegen [slachtoffer 1] werd gezegd: “
Je vrouw is overdag alleen thuis toch?” en tegen [slachtoffer 2] werd gezegd:
“We weten dat je overdag alleen thuis bent”.[slachtoffer 1] gaf aan dat hij en zijn vrouw hierdoor in enorme angst leefden. [27]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 27 augustus 2019 het volgende bevonden:
Op 5 juli 2019 ontving ik geluidsfragmenten van aangever [slachtoffer 1] . (…) Deze geluidsopnames heeft aangever [slachtoffer 1] opgenomen op het moment dat [slachtoffer 4] deze aan hem liet luisteren. (…) Ik hoorde het volgende [28] :
D: Ik had gehoord van je man dat je een beetje overspannen was. [29]
C: Ja dat klopt maar ik weet nog steeds niet wie ik aan de lijn heb.
D: [slachtoffer 1] heeft mij werk aangeboden.
D: hij heb zijn eigen teruggetrokken
D: maar we zijn wel bijna 14 dagen bezig geweest.
D: Er zijn dingen aangeschaft, er zijn 4 mensen bezig geweest. Er zijn investeringen gedaan in bepaalde dingen en dan gaat hij zijn eigen terug trekken, maar dat kan niet [naam] .
C: Ja dan krijgt dat telefoontje wel opeens een andere insteek en eh wat moet je dan bij mij precies?
D: maar hoe gaat dit opgelost worden [naam] ?
D: Lijkt mij het beste dat [slachtoffer 1] het met mij gaat oplossen, de financiën.
D: [naam] het gaat om een ton. [30]
D: Er is geld in geïnvesteerd in bepaalde dingen dat heb ik zelf tegen hem verteld en dat zijn mensen ja dat kan zomaar niet.
C: Goed wat wil je van mij nu?
D: Ik denk ik laat het je even weten weet je. Kijk, ga het er met hem over hebben want weet je wat het is [naam] ? Het zal hoe dan ook betaald moeten worden he? Ik ga geen verlies niks lijden he? Er is geld geïnvesteerd en ik die jongens, [naam] luister die nemen dat niet he? “D: Kijk het zijn Joegoslaven. Die vermoorden de eigen moeder nog als het moet”. [31]
D: Dat snap ik, dat begrijp ik. Ehmm gaat het eerst maar even met [slachtoffer 1] over hebben, dan weet je hoe dan ook het moet komen van hem weet je. Want die opnames. Want zo ja dat opdracht geven daar staat sowieso al 5 jaar gevangenisstraf op ja?
C: Ja dat kan eh ja nou goed ja dat kan dan zal zo zijn. Dat zal jij beter weten dan ik denk ik.
D: Je kan het netjes met mij oplossen dan krijgt hij ook nog die opnames krijgt hij dan. Weet je maar anders ja als dat anders openbaar komt dan is hij alles kwijt. [32]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 4 september 2019 het volgende bevonden:
Ik kreeg van aangever [slachtoffer 1] schermafdrukken van zijn rekeningen waarvan hij geld heeft gepind voor het betalen van verdachte [verdachte] . Op het bankafschrift stond het volgende:
Rekeningen
Bij- en afschrijvingen
[bedrijf 5] BV
Bankrekening [rekeningnummer]
23 mei 2018
[adres] , pas 104 - 2000
[adres] [woonplaats] , pas 104 - 2000
In totaal is er 4.000 euro afgeschreven. [33]
(…)
Op het bankafschrift stond het volgende:
Rekeningen
Bij- en afschrijvingen
[bedrijf 5] BV, Bankrekening [rekeningnummer]
23 juni 2018
[adres] , pas 104 - 2000
In totaal is er 2.000 euro afgeschreven.
(…)
Op het bankafschrift stond het volgende:
Rekeningen Bij- en afschrijvingen
[slachtoffer 1] , Privé rekening [rekeningnummer]
23 juni 2018
[adres] [woonplaats] , pas 104 - 2000
[adres] [woonplaats] , pas 104 - 2000
[adres] [woonplaats] , pas 104 - 2000
[adres] [woonplaats] , pas 104 - 2000
[adres] [woonplaats] , pas 104 - 2000
In totaal is er 10.000 euro afgeschreven.
(…)
Op het bankafschrift stond het volgende:
Rekeningen Bij- en afschrijvingen
[slachtoffer 1]
Privé rekening [rekeningnummer]
2 juli 2018
[adres] [woonplaats] , pas 151 - 2.000
[adres] [woonplaats] , pas 151 - 2.000
[adres] [woonplaats] , pas 151 - 2.000 [34]
[adres] [woonplaats] , pas 151 - 2.000
[adres] [woonplaats] , pas 151 - 2.000
[adres] [woonplaats] , pas 151 - 2.000
In totaal is er 12.000 euro afgeschreven.
(…)
Op het volgende bankafschrift stond het volgende:
Rekeningen
Bij- en afschrijvingen
[bedrijf 5] BV
Bankrekening [rekeningnummer]
2 juli 2018
[adres] [woonplaats] , pas 104 - 1.000
[adres] [woonplaats] , pas 104 - 2.000
[adres] [woonplaats] , pas 104 - 2.000
In totaal is er 5.000 euro afgeschreven. [35]
Op 6 september 2019 deed verbalisant [verbalisant 2] de volgende bevindingen:
Ik las een mutatie die was opgemaakt op 30 mei 2018:

Vandaag gesproken met de moeder van [verdachte] . Zij gaf aan dat zij zich zorgen maakt over haar zoon [verdachte] . (…) Hij stuurt berichtjes via de WhatsApp waarin hij met een vervormde stem de boel intimideert. (…) Stem, werd herkend door moeder.”
(…) Vervolgens las ik het volgende:
“Verder gaf zij (de rechtbank begrijpt: de moeder van verdachte) aan dat hij sinds 24 mei een andere auto heeft gekocht. Een Mercedes. (…) Ook had hij foto’s gestuurd van een Porsche. Hij had tegen zijn moeder gezegd dat hij deze ook ging kopen. (…) Ook liet moeder mij foto's zien waarop [verdachte] met zeer veel geld in zijn handen staat. Bossen met briefjes van 50 euro.” (…)
Op 23 mei heeft aangever [slachtoffer 1] 25.000 euro aan [verdachte] betaald. Dit heeft hij betaald in bundels van briefjes van 50 euro. [36]
Uit de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt het volgende:
Ik stelde een onderzoek in naar een tablet Apple iPad, SIN AAMT8579NL. Deze was aangetroffen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] , tijdens de doorzoeking van 30 september 2019. [37] In de app Recordings en tevens in de door het forensische systeem verzamelde audiodata, zag ik het volgende: [38]
New Recordingiiii_1.aac
Ik zag dat de opname van de bedreiging van [slachtoffer 1] met vervormde stem in dit toestel aanwezig was. .
“Op 12 maart 2019 geluidsfragment: "Dag [slachtoffer 1] hoe gaat ie? En hoe gaat het met [naam] ? [slachtoffer 1]
luister, we zijn nu al een aantal dagen bezig. Jij maakt er een beetje een spelletje van [slachtoffer 1] geloof mij het is geen dierentuin of speeltuin, het is ook geen sprookje dan moet je bij de Efteling zijn. Wij blijven ook niet netjes [slachtoffer 1] . Luister wij hadden een afspraak volgens de regel van vijf, ik heb mij aan mijn afspraken gehouden en jij moest zo nodig, met die kankerbek van je, je bek voorbij praten dat anderen er ook weer vanaf weten. Er zijn niet voor niets mensen naar mij toegekomen vriendelijke vriend. Hoe moeten hun het anders weten? Je mag naar de politie gaan. Geen enkel probleem [slachtoffer 1] maar mijn soldaten maken het af. Geloof mij onderschat mij niet. Onderschat mij niet. Begrijp je mij? Neem contact met mij op. Of blijf je zo door gaan met je spelletjes? Niet doen [slachtoffer 1] . Niet doen. Niet denken dat je de man ben. Geloof me ik heb hele grote neergehaald. Jij kan ook neer gaan, want ik
pak je alles af, tot aan je onderbroek aan toe. Geloof me. Je zal niks meer overhouden. Maar je mag niks laten horen dan ga je het vanzelf meemaken vriend. Begrijp mij heel goed. Laat het duidelijk zijn. Neem contact met mij op. Of er blijft niets meer van je over.”
Ik zag dat de originele onvervormde opname ook in dit toestel aanwezig was. Ik herkende de stem van de verdachte voor honderd procent. [39]
Bewijsmotivering feit 2
Wettelijk kader
Afpersing betreft een ‘gevolgsdelict’. Dit houdt in dat het intreden van het gevolg een noodzakelijke voorwaarde is voor strafbaarheid. Voor bewezenverklaring van afpersing dient steeds een oorzakelijk verband te bestaan tussen de gedraging van verdachte (het geweld of de bedreiging met geweld) en de prestatie van het slachtoffer (het gevolg).
De rechtbank overweegt het volgende. Vast is komen te staan dat er een afspraak tot stand is gekomen die inhield dat verdachte ene [A] tegen betaling voor [slachtoffer 1] (tenminste) bang zou maken. [slachtoffer 1] had tegen verdachte gezegd dat hij hier “enkele duizenden euro’s voor over had” maar een concrete prijs is niet afgesproken. [slachtoffer 1] had hier wel veelvuldig naar gevraagd, maar verdachte zei steeds dat dit “wel goed zou komen”. [slachtoffer 1] vond de invulling van het plan door verdachte veel te ver gaan. Dit had [slachtoffer 1] niet met bang maken voor ogen gehad en hij besloot af te zien van het hele plan. Toen [slachtoffer 1] dit kort na het maken van de afspraak tot het bang-maken van [A] aan verdachte liet weten, begon verdachte [slachtoffer 1] onder druk te zetten. Direct zei verdachte dat hij € 100.000,- aan onkosten had gemaakt. Zo had hij onder andere mensen uit het Oostblok laten invliegen. Ook maakte verdachte opmerkingen als: “de jongens pikken dit niet” . Toen [slachtoffer 1] niet gelijk tot betaling overging, benaderde verdachte [slachtoffer 2] waarbij verdachte dingen zei als “die jongens (…) die nemen dat niet he?” en ‘Kijk het zijn Joegoslaven. Die vermoorden de eigen moeder nog als het moet”. [slachtoffer 1] heeft bovendien verklaard dat [slachtoffer 2] voor de eerste betaling emotioneel naar hem toe was gekomen en verklaarde dat verdachte tegen haar gezegd zou hebben dat hij al eens een handgranaat had gegooid en daar al eens voor had vastgezeten. De rechtbank beschouwt deze woorden – in het licht van wat hiervoor is opgemerkt en de latere verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte heeft verklaard een handgranaat naar binnen te gooien – als een bedreiging en relateert deze aan de tenlastegelegde bewoordingen: “ik gooi een handgranaat bij jullie naar binnen (…) althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking”. De rechtbank is van oordeel dat de sfeer waarin de opmerkingen van verdachte jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gemaakt dusdanig was dat redelijkerwijs te verwachten was dat aangevers instemden met het betalen van de geldbedragen. De dwang vanuit verdachte was met andere woorden geëigend om aangevers te bewegen tot het overhandigen van het geld.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de drie in de tenlastelegging genoemde geldbedragen (te weten € 25.000,-, € 12.000,- en € 15.000,-) door afpersing van verdachte aan hem hebben overgedragen.
De rechtbank komt daarmee ook tot het oordeel dat de tenlastegelegde dwang wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging dat door verdachte nooit berichten met behulp van stemvervormingsaparatuur zijn gemaakt, en aan aangevers zijn verzonden, wordt weerlegd door de uitlatingen van de moeder van verdachte, de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en het feit dat op de iPad van verdachte, zowel een origineel – niet vervormd – als vervormd bericht is aangetroffen, waarin de stem van verdachte door een verbalisant is herkend en verdachte bedreigingen jegens [slachtoffer 1] uit. Dit bericht is weliswaar van na de tenlastegelegde periode van feit 2, maar het biedt ondersteuning voor de gestelde werkwijze van verdachte in de ten laste gelegde periode.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs bestaat voor het tonen van het vuurwapen door verdachte aan [slachtoffer 1] . Alleen [slachtoffer 1] zou hierbij aanwezig zijn geweest. [slachtoffer 2] heeft over het vuurwapen verklaard, maar haar verklaring is enkel gebaseerd op hetgeen zij van [slachtoffer 1] heeft gehoord. De rechtbank zal verdachte daarom partieel van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
[slachtoffer 2] heeft aangaande de uitlating: “We weten dat je overdag alleen thuis bent” bij de rechter-commissaris verklaard dat zij zich niet meer kan herinneren dat dit tegen haar is gezegd. Met betrekking tot het geluidsfragment inhoudende: “Ik heb een 9 millimeter op de zaak liggen” heeft [slachtoffer 2] verklaard dat ze daar niet echt bang van werd. Dit geluidsfragment bevat overigens de vervormde stem van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van de twee in de tenlastelegging opgenomen gedachtestreepjes waarin deze teksten zijn opgenomen. Van de overige ten laste gelegde bewoordingen zal verdachte eveneens worden vrijgesproken, nu niet kan worden vastgesteld wanneer deze bewoordingen zouden zijn geuit.
Bewijsmiddelen feit 7
Op 16 maart 2019 deed [slachtoffer 1] aangifte [40] :
Op donderdag 5 juli 2018 verscheen voor mij, een persoon die mij opgaf te zijn:
Achternaam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [voornaam]
Plaats : [woonplaats]
Op 25 februari 2019 (…) werd mijn vrouw [naam] gebeld door [verdachte] . [verdachte] zei tegen [naam] dat haar man, ik dus, mijn bek voorbij gepraat had en dat ze wel even langs zouden komen. [41]
Op 13 maart 2019 heb ik een geluidsfragment gekregen. Dit klinkt alsof er iemand gemarteld wordt. De berichten en appjes worden verzonden vanaf telefoonnummer [woonplaats] . Deze bedreigingen hebben een hele grote uitwerking op mij en mijn gezin. We zijn bang dat hij ons en ons gezin iets aan doet. Mijn vrouw heeft last van psychische klachten door de bedreigingen en zij is echt heel erg bang. Ik ben ook bang en ik wil dat dit stopt. [42]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 16 maart 2019 het volgende bevonden:
Tijdens de aangifte door [slachtoffer 1] liet hij mij geluidsfragmenten horen. Deze geluidsfragmenten waren verzonden naar de mobiele telefoons van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ik hoorde dat de stem van het geluidsfragment was vervormd dan wel dat het geluidsfragment vertraagd werd afgespeeld. De letterlijke tekst is hieronder uitgewerkt:
Geluidsfragment 2: Op de achtergrond zijn klap geluiden te horen en een geluid wat lijkt of dat iemand pijn heeft. “
Harder, harder slaan, harder, hoor je dat [slachtoffer 1] ? Dat gebeurt er met jou ook. Dat heb je met mensen die hun bek voorbij praten. Nog wel lekker geslapen vannacht? Neem contact op. [43]
Op 9 april 2019 deed [slachtoffer 1] aangifte. Hij verklaarde:
Ik werd gebeld op 3 april 2019. [44] [verdachte] begon met bedreigingen. [verdachte] zei toen dat hij wel bepaalde of ik zou komen of niet. Vervolgens zij hij dat wanneer ik niet zou komen, hij mijn gezin uit zou roeien. [45]
Uit de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt het volgende:
Ik stelde een onderzoek in naar een tablet Apple iPad, SIN AAMT8579NL. Deze was aangetroffen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] [46] In de app Recordings en tevens in de door het forensische systeem verzamelde audiodata, zag ik het volgende: [47]
New Recordingiiii_1.aac
Ik zag dat de opname van de bedreiging van [slachtoffer 1] met vervormde stem in dit toestel aanwezig was.
Op 12 maart 2019 geluidsfragment: "Dag [slachtoffer 1] hoe gaat ie? En hoe gaat het met [naam] ? [slachtoffer 1]
luister, we zijn nu al een aantal dagen bezig. Jij maakt er een beetje een spelletje van [slachtoffer 1] geloof mij het is geen dierentuin of speeltuin, het is ook geen sprookje dan moet je bij de Efteling zijn. Wij blijven ook niet netjes [slachtoffer 1] . Luister wij hadden een afspraak volgens de regel van vijf, ik heb mij aan mijn afspraken gehouden en jij moest zo nodig, met die kankerbek van je, je bek voorbij praten dat anderen er ook weer vanaf weten. Er zijn niet voor niets mensen naar mij toegekomen vriendelijke vriend. Hoe moeten hun het anders weten? Je mag naar de politie gaan. Geen enkel probleem [slachtoffer 1] maar mijn soldaten maken het af. Geloof mij onderschat mij niet. Onderschat mij niet. Begrijp je mij? Neem contact met mij op. Of blijf je zo door gaan met je spelletjes? Niet doen [slachtoffer 1] . Niet doen. Niet denken dat je de man ben. Geloof me ik heb hele grote neergehaald. Jij kan ook neer gaan, want ik
pak je alles af, tot aan je onderbroek aan toe. Geloof me. Je zal niks meer overhouden. Maar je mag niks laten horen dan ga je het vanzelf meemaken vriend. Begrijp mij heel goed. Laat het duidelijk zijn. Neem contact met mij op. Of er blijft niets meer van je over."
Ik zag dat de originele, onvervormde opname ook in dit toestel aanwezig was. Hierbij herkende ik de stem van de verdachte voor 100% [48] .
Bewijsoverweging feit 7
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de onder 7 ten laste gelegde bedreiging onvoldoende is komen vast te staan wanneer de teksten zijn geuit/verstuurd door verdachte. De rechtbank overweegt echter dat uit de beide aangiftes volgt dat die elkaar ondersteunen, ook ten aanzien van het moment waarop de ten laste gelegde gedragingen plaatsvonden. Deze datering sluit bovendien aan bij de datum van het aangetroffen geluidsfragment.
5.3
Feit 3 (16-215132-19) – Belaging [slachtoffer 3]
5.3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht de belaging van [slachtoffer 3] wettig en overtuigend te bewijzen op basis van de aangifte, getuigenverklaringen en de inhoud van de bij verdachte in beslag genomen gegevensdragers.
5.3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bekent het stalken van [slachtoffer 3] . Ten aanzien van het sturen van (audio-)berichten en het bellen heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het aanbellen, versturen van naaktfoto’s en zich ophouden in de nabijheid van het werkadres van aangeefster dient verdachte te worden vrijgesproken. Voor deze onderdelen van de tenlastelegging bestaat onvoldoende bewijs.
5.3.1
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft ter terechtzitting van 6 oktober 2020 verklaard:Ik heb [slachtoffer 3] gestalkt. Ik beken het bellen en het sturen van berichtjes. Ik heb ook audio- en videoberichten gestuurd. Mocht ik haar bij de bushalte hebben gezien, dan was dat toeval.
Op 7 augustus 2019 deed [slachtoffer 3] aangifte:
Ik doe aangifte tegen [verdachte] . Eind mei 2019 heb ik de relatie verbroken. [verdachte] heeft mij nog geen dag met rust gelaten. Hij stuurt mij constant berichten via WhatsApp,
e-mails, brieven of benaderd mij via anderen. Ook benaderd hij mij in naam van anderen. Ik bedoel hiermee dat hij nepaccounts aanmaakt op bijvoorbeeld Facebook en WhatsApp. [verdachte] volgt mij ook. [49]
Op 1 juli stond ik bij de bushalte in Amersfoort. [verdachte] stopte op de plek waar de bus hoort te stoppen. Ik hoorde hem zeggen "Moet ik je brengen?!" "Ik was hier gewoon toevallig hoor, ik kwam uit Amsterdam". Gelijk zat ik te trillen een heel raar gevoel gaat er dan door mij heen een soort angst en spanning gemengd met adrenaline.
[verdachte] heeft ook al twee keer eerder voor mijn werk gestaan. [50] De tweede keer dat hij bij mijn werk was zat hij beneden bij de Starbucks. (…) Ik keek van boven door het raam naar buiten en zag inderdaad zijn auto ook staan. Pas na 1,5 uur ongeveer zag ik hem weglopen naar zijn auto.
Op of omstreeks 23 juni 2019 ontving ik van [verdachte] een aantal foto’s via WhatsApp. Ik zag dat dit foto's waren van brieven. Een van de brieven leek afkomstig van het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Ik las hierin dat [verdachte] opgenomen zou worden op de afdeling
gastro-intestinale en oncologische chirurgie op dinsdag 25 juni 2019. Er zou voor hem
een operatie gepland zijn op woensdag 26 juni 2019. In de brief staan echter fouten. Ook staat er geen geadresseerde genoemd in de brief. De brief lijkt mij dan ook valselijk opgemaakt door [verdachte] . [51]
De tweede brief leek afkomstig van de Rechtbank Midden-Nederland. Ik zag dat [verdachte] de
geadresseerde was. In brief stond vermeld dat er een spoedmachtiging-uithuisplaatsing was aangevraagd voor zijn zoontje [B] . Als onderwerp stond vermeld: 'spoedmachtiging-uithuisplaatsing na aanleiding dreigingen aan vaders adres en zoon middels foto'. Gezien de term 'spoedmachtiging-uithuisplaatsing' en de omslachtige onderwerpregel, met daarin een spelfout, lijkt mij dat ook deze brief valselijk is opgemaakt door [verdachte] .
Op of omstreeks 19 juni 2019 ontving ik van [verdachte] een aantal foto's via WhatsApp. Ik zag dat dit foto's waren van [verdachte] , mijzelf en de zoon van [B] . Ik zag dat de foto's bewerkt waren. Ik zag dat op de keel van [verdachte] afbeeldingen van snijwonden. Ik zag dat op mijn foto een kogelwond en twee kogels geplakt waren. Ik zag dat op het voorhoofd van [B] ook een kogelwond en een kogel was geplakt. Ik vermoed dat [verdachte] deze foto's heeft bewerkt. Ik heb veel e-mails van [verdachte] ontvangen. Ik heb tevens spraakberichten van [verdachte] ontvangen. [52]
Ik heb brieven, door [verdachte] naar mij gestuurd.
Ik heb berichten via WhatsApp die [verdachte] naar mij stuurt. Ik ben via Facebook Messenger benaderd door ene [C] . Zij zegt in dit bericht dat [verdachte] de waarheid over alles spreekt. Ik vermoed dat [verdachte] dit profiel heeft aangemaakt om op die manier contact met mij te zoeken.
[verdachte] heeft mij ook foto's gestuurd waarop ik bloot te zien ben. Ik heb hem deze foto’s destijds via WhatsApp naar [verdachte] gestuurd. [verdachte] is de enige die in het bezit is van deze foto’s. Behalve ikzelf.
Hij heeft mij ook een mail gestuurd, waarin staat dat hij mijn collega's alles gaat sturen waarvan hij de schuld krijgt. Ik wil niet dat mijn collega's op de hoogte zijn van mijn privéleven. [53]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 19 september 2019 het volgende bevonden:
Hierop beluisterde ik gesprek 1 en gesprek 2. Ik hoorde de beller zichzelf tijdens gesprek 1 voorstellen als ' [verdachte] ' en tijdens gesprek 2 als ‘ [verdachte] ’. Tevens herkende ik de stem van de verdachte, op basis van:
- een door slachtoffer [slachtoffer 3] geleverd audiobestand, waar de verdachte op te horen was.
- een door slachtoffer [slachtoffer 4] geleverd videobestand, waar de verdachte op te zien en te horen was.
Ik zag dat op, tijdens gesprek 1, het genoemde telefoonnummer van de verdachte geplaatst was in een toestel voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer] , na open bronnenonderzoek gebleken, een Samsung Galaxy S7.
Ik zag dat, tijdens gesprek 2, het genoemde telefoonnummer van de verdachte geplaatst was in een toestel voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer] , na open bronnenonderzoek gebleken, een iPhone 4S.
Ik zag dat, tijdens gesprek 3, het genoemde telefoonnummer van de verdachte geplaatst was in een toestel voorzien van IMEI-nummer [IMEI-nummer] , na open bronnenonderzoek gebleken, een iPhone 6S. [54]
Getuige [getuige 3] verklaarde op 11 november 2019 [55] :
Uiteindelijk was de relatie door [slachtoffer 3] beëindigd, maar bleef [verdachte] , met gebruik van allerlei middelen, contact met [slachtoffer 3] maken. Ik hoorde dat [verdachte] dit op de gekste manieren deed, persoonlijk, via de mail, via WhatsApp. Ook maakte [verdachte] zeer vaak contact met [D] en mij. Ik begreep van [slachtoffer 3] dat hij middels opnames, e-mails, WhatsAppgesprekken en meer middelen kon aantonen dat bovengenoemde het geval was. Door [slachtoffer 3] en door [D] was ik reeds hiervoor gewaarschuwd, want zij zeiden dat [verdachte] deze ‘bewijzen’ allemaal zelf in elkaar zet en situaties ensceneert.
Door verbalisant [verbalisant 1] is onderzoek gedaan naar de laptop die tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte in beslag is genomen.
Op 20 november 2019, stelde ik een onderzoek in naar een in beslag genomen notebook. Deze notebook was aangetroffen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] tijdens de doorzoeking van 30 september 2019. Vooraf aan deze doorzoeking was in de woning, aangehouden: [verdachte] . Ik zag in deze notebook het volgende. [56]
Ik zag tevens een brief in Pdf-formaat, gericht aan de verdachte, van de oncologische afdeling van het UMC-Utrecht. [57] Opvallend aan de brief is echter dat deze is voorzien van een aantal fouten in de zinsopbouw. De brief van UMC-Utrecht zijn als Bijlage 7 [58] aan dit proces-verbaal gehecht.
Uit de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt het volgende:
Ik stelde een onderzoek in naar een tablet Apple iPad, SIN AAMT8579NL. Deze was aangetroffen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] , tijdens de doorzoeking van 30 september 2019. [59]
De ‘kogelfoto’s. In het toestel zijn meerdere afbeeldingen aangetroffen van de foto’s die naar onder andere slachtoffer [slachtoffer 3] zijn verstuurd via WhatsApp, zoals in haar aangifte vermeld [60]
Overige stalkingsgrelateerde afbeeldingen
Van de afbeeldingen die door slachtoffer [slachtoffer 3] zijn geleverd, zijn enkele aangetroffen in het toestel van de verdachte, zoals onderstaand weergegeven. Ik zag tevens losse afbeeldingen van een vriend van [slachtoffer 3] , die kennelijk zijn gebruikt
voor het tonen van een vals nieuwsartikel, zoals eerder in dit onderzoek weergegeven in het proces-verbaal Tijdlijn stalking, onder documentcode 2019.09.23.1114. [61]
Bewijsmotivering feit 3 – Belaging [slachtoffer 3]
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht verschillende factoren van belang zijn zoals de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De kern van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht wordt gevormd door de
stelselmatigeinbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer. Stelselmatigheid veronderstelt een herhaling van gedragingen, zoals iemand herhaaldelijk lastigvallen. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat ook een
geringeduur en frequentie van de gedragingen het bestaan van de vereiste stelselmatigheid van de inbreuk niet hoeft uit te sluiten (zie HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3625).
De wetgever heeft voor de strafbaarheid van belaging voldoende geacht dat de dader opzet heeft gehad op zijn gedragingen. Voor het bewijs van opzet hoeft
nietvast te komen staan dat het opzet ook gericht moet zijn geweest op de wederrechtelijkheid en stelselmatigheid van die gedragingen (Kamerstukken II 1997-1998, 25 768, nr. 5, p. 14-15) (zie in dit verband ook HR 20 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2138).
Conclusie
Vastgesteld kan worden dat de verdachte opzet had op het verzenden van vele berichten, brieven- en audiobestanden. Ook parkeerde verdachte zijn auto bij het werk van aangeefster en benaderde hij haar op straat. Dat dit alles voor aangeefster indringend is geweest, blijkt uit haar aangifte en de verklaring van getuige [getuige 3] . De intensiteit van de gedragingen van verdachte leidt de rechtbank af uit de frequentie van de telefoontjes, en de frequentie en inhoud van de emailberichten. Aangeefster werd gedwongen de contacten van verdachte te dulden en haar werd vrees aangejaagd.
Hoewel er sprake is van een relatief korte periode waarin verdachte contact heeft gezocht met aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat – met name gelet op de verscheidenheid aan manieren waarop verdachte contact probeerde te zoeken met aangeefster – wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde belaging heeft begaan.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het aan hem tenlastegelegde aanbellen bij [slachtoffer 3] , wegens gebrek aan voldoende bewijs.
De rechtbank zal partieel vrijspreken voor de periode van 30 mei 2019 tot 6 juni 2019, aangezien [slachtoffer 3] verklaard heeft dat zij zich op 5 juni 2019 nog niet belaagd voelde.
5.4
Feit 4 (16-215132-19) – Bedreiging [slachtoffer 4]
5.4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het onder 4 tenlastegelegde bedreigen van [slachtoffer 4] wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte met bijgevoegde screenshots en het proces-verbaal betreffende het onderzoek naar de gebruikte telefoonnummers. Ondanks de ontkenning door verdachte, acht zij ook het bedreigen door middel van het tonen van een foto waarop verdachte met een vuurwapen in zijn hand staat, wettig en overtuigend te bewijzen.
5.4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de bedreiging van [slachtoffer 4] met de in de tenlastelegging opgenomen tekst bekend. Hij heeft ontkend aangever te hebben bedreigd door het tonen van een foto. De raadsvrouw heeft voor dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak bepleit.
5.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 4 – Bedreiging [slachtoffer 4]
Verdachte verklaarde ter terechtzitting van 6 oktober 2020:
Ik heb [slachtoffer 4] bedreigd door het sms-bericht: “
[naam] en jij gaan het mee maken my
onderschatten ik schiet jullie kapot ja kapot”, aan hem te sturen.
Op 9 juli 2019 verklaarde aangever [slachtoffer 4]:
Plaats delict: [woonplaats]
Op 22 juni 2019 kreeg ik een sms. Ik zag dat het telefoonnummer [telefoonnummer] was. Ik las de tekst: "
[naam] en jij gaan het mee maken my onderschatten ik schiet jullie kapot ja kapot". Ik wist direct dat het [verdachte] was.
Op 20 juli 2019 verklaarde aangever [slachtoffer 4] :
Plaats delict: [woonplaats]
Ik ben vannacht opnieuw bedreigd door [verdachte] . Ik ben bang.
Op 20 juli 2019 ontving ik van nummer [telefoonnummer] in mijn telefoon genoemd [naam] , het volgende bericht: 'Heb je iets nodig van me wat is er aan de hand vriend wist het al die tijd had ik gelijk al die tijd.
Om 02.25 uur ontving ik het bericht: 'je bent gebeld door [naam] of die van mij heb het gezien je had geen contact mee toch werd er gezegd ik weet nu genoeg’.
Voordat ik de bovengenoemde berichten kreeg, zag ik de profielfoto van [verdachte] bij zijn
telefoonnummer van [naam] (deze naam heb ik [verdachte] in mijn telefoon gegeven) gezien.
Ik zag op deze foto, [verdachte] staan met in zijn rechterhand een vuurwapen. (…)
De screenshot van deze foto [62] van [verdachte] met het wapen voeg ik toe als bijlage aan deze aangifte. De foto zag ik vannacht voor het eerst. De foto heeft er niet lang op gestaan. Ik vermoed dat [verdachte] weet dat ik zijn profiel foto's bekijk. Hij heeft er nu een andere profielfoto erop staan. [63]
Bewijsmotivering feit 4 – Bedreiging [slachtoffer 4]
Gelet op het op 22 juni 2019 gestuurde bericht met de doodsbedreiging en de tijdstippen van de op 20 juli 2019 door verdachte gestuurde (spraak)berichten, concludeert de rechtbank dat verdachte opzettelijk de aandacht van aangever [slachtoffer 4] trok, zodat aangever de profielfoto, waarop verdachte te zien was met een wapen, zou opmerken. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft bedreigd door hem een foto met daarop een vuurwapen te tonen. Het leidt geen twijfel dat verdachte degene is op de genoemde foto; de verdediging heeft slechts betwist dat niet gesproken kan worden van het daadwerkelijk tonen van de betreffende foto. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en acht ook dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
5.5
Feit 5 (16-215132-19) – Oplichting [bedrijf 1]
5.5.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht de aan verdachte tenlastegelegde oplichting van [bedrijf 1] wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de aangifte, de verklaring van [aangeefster] en de verklaring van verdachte. Uit de aangifte zou blijken dat verdachte vervalste verzekeringspapieren had getoond, terwijl hij niet verzekerd was. Uit de verklaring van [aangeefster] blijkt dat verdachte bij het ophalen van de auto tegen haar zou hebben gezegd dat hij via zijn telefoon had betaald en hij haar daarbij een papier zou hebben getoond, waaruit dit zou moeten blijken.
5.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs vrijspraak van oplichting bepleit. Het betreft volgens haar een civielrechtelijk geschil. Verdachte heeft nooit de intentie gehad om [bedrijf 1] op te lichten of om bewust niet te betalen.
5.5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 5 – Oplichting [bedrijf 1]
Op 3 september 2019 deed [aangeefster] , namens [bedrijf 1] , aangifte. Zij verklaarde:
Plaats delict: [woonplaats] , gemeente Bunschoten
Mijn man en ik zijn werkzaam bij [bedrijf 1] gevestigd in [woonplaats] .
Wij werden telefonisch benaderd door een persoon genaamd [verdachte] . Deze persoon gaf ons een reparatieopdracht voor zijn personenauto, zijnde een Audi A3. [64]
De volgende dag kwam [verdachte] de Audi weer ophalen. Wij hadden die dag namelijk de ruiten vervangen en daarmee aan de opdracht voldaan.
Ik benaderde hem voor het betalen van het verschuldigde bedrag voor de reparatie. Dit betrof een bedrag van € 1.097,52 ex BTW. Ik zag dat [verdachte] hierop een papieren rekeningafschrift toonde, waarop ik moest opmaken dat het geldbedrag reeds was overgemaakt. Hierop gaf ik de auto af, in de veronderstelling dat [verdachte] had betaald.. Echter is het geld nooit op de bankrekening van ons bedrijf overgeschreven. [65]
Getuige [getuige 4] verklaarde op 20 mei 2020 bij de rechter-commissaris als volgt:
De auto had glasschade en ook blikschade. [66] De glasschade hebben wij gerepareerd. Het totaalbedrag wat hij moest betalen was € 1.328,-.
Ik heb uitvoerig tegen mijn vrouw gezegd dat zij meneer [verdachte] moest laten betalen. Dat deed ik omdat mijn gevoel al was dat er iets niet klopte. Uit het glas-garagesysteem kwam dat hij geen dekking had. Hij zei dat hij de rekening zelf zou betalen. Op dinsdag hadden we de ruiten laten vervangen en hij heeft de auto toen opgehaald. Ik zei tegen mijn vrouw dat zij meneer [verdachte] moest laten betalen.
Meneer [verdachte] zei tegen mijn vrouw dat hij had betaald via zijn telefoon. Toen ik terugkwam zag ik dat de auto van meneer [verdachte] weg was. Mijn vrouw zei dat hij via de app, via zijn telefoon, had betaald. Toen zei ik gelijk dat dat niet klopte en dat we het geld dan niet zou krijgen. [67]
Verdachte verklaarde op 6 oktober 2020 ter terechtzitting [68] :
Ik heb de auto aangeboden ter reparatie.
Bewijsmotivering feit 4 - Oplichting [bedrijf 1]
[aangeefster] heeft verklaard dat zij verdachte de gerepareerde auto meegaf, nadat hij haar een (papieren) rekeningafschrift had getoond, waaruit bleek dat de factuur al was voldaan. Dat [aangeefster] de auto heeft afgeven na het tonen van enig (achteraf bleek vervalst) bewijs van betaling, wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 4] . Zo verklaarde [getuige 4] dat hij nadrukkelijk tegen zijn vrouw (getuige [aangeefster] ) had gezegd dat zij [verdachte] , wanneer hij zijn auto zou komen ophalen, de rekening moest laten betalen. Door [aangeefster] mede te delen dat hij had betaald, heeft verdachte zich voorgedaan als een bonafide betalende klant. Voorts heeft verdachte zijn rol willen bevestigen door – middels listige kunstgrepen – haar een vervalst bankafschrift te tonen. Hierdoor is [aangeefster] overgegaan tot het teniet doen van de openstaande schuld (het zonder daadwerkelijke betaling meegeven van de auto).
5.6
Feit 6 (16-215132-19) – primair (Marktplaats-)oplichting [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , subsidiair ten laste gelegd als verduistering
5.6.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht zowel de oplichting van [slachtoffer 6] (de koper van een partij klapstoelen die verdachte op Marktplaats aanbood) als de oplichting van [slachtoffer 5] (de koper van pallets met underlayment) wettig en overtuigend te bewijzen. Zij wijst hierbij op een uitspraak van de Hoge Raad met nummer: ECLI:NL:HR:2014:3144.
5.6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Verdachte was volgens de in het dossier aangetroffen berichten voornemens het geld terug te storten. Er is geen sprake geweest van het aannemen van een valse naam of samenweefsel van verdichtsels. Hooguit levert het handelen van verdachte niet strafrechtelijke dwaling op.
5.6.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak oplichting/verduistering [slachtoffer 5]
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het enkele feit dat verdachte de pallets met underlayment niet heeft geleverd aan aangever [slachtoffer 5] onvoldoende bewijs vormt om verdachte te kunnen veroordelen voor het oplichten van [slachtoffer 5] . De rechtbank spreekt verdachte in zoverre vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde, nu evenmin sprake is van verduistering van het geldbedrag dat [slachtoffer 5] aan verdachte overgemaakt.
Bewijsmiddelen feit 6 primair – Oplichting [slachtoffer 6]
Aangever [slachtoffer 6] verklaarde op 28 november 2019:
Op 1 september 2018 zag ik dat er via Marktplaats.nl klapstoelen werden aangeboden. Ik reageerde op deze advertentie. [69] Over de wederpartij kan ik de volgende gegevens verstrekken:
[verdachte] , [verdachte] , [rekeningnummer] , tenaamstelling bankrekening: [verdachte] . Ik wilde de partij van 347 klapstoelen aannemen. Wij kwamen we een prijs overeen van € 1.561,50. De afspraak was dat [verdachte] de klapstoelen na betaling langs zou brengen. Hierop heb ik het genoemde bedrag naar [verdachte] op 1 september 2018 overgemaakt.
Op 12 oktober 2018 had ik nog steeds geen klapstoelen ontvangen en heeft [verdachte] nog steeds niets van zich laten weten hieromtrent. (…) Op 3 november 2018 vernam ik nog steeds niets van [verdachte] . Ik heb hem tevens geprobeerd telefonisch te benaderen, echter zonder resultaat. Ik besefte ik dat ik was opgelicht.
Op 2 september 2019 zag ik wederom een advertentie op Marktplaats.nl, waarbij opnieuw klapstoelen werden aangeboden door [verdachte] uit [woonplaats] . Ik vermoedde dat dit om dezelfde persoon ging, vanwege de naam en de woonplaats.
Ik nam contact op met [verdachte] om hem ter verantwoording te roepen voor het feit dat hij klapstoelen aanbood, terwijl hij nog steeds niet aan mij had geleverd, dan wel het geld niet had geretourneerd. Tevens gaf ik aan dat ik aangifte bij de politie had gedaan.
Toen [verdachte] hierop reageerde, gaf hij aanvankelijk aan dat dit een ander persoon moest zijn, echter in een bericht hierna gaf hij aan de advertentie van Marktplaats.nl af te halen en met de leverancier overleg te hebben, zodat hij alsnog eventueel aan mij kon leveren. In de dagen die hierop volgden ben ik het contact met [verdachte] , na enkele rappels, weer kwijtgeraakt. [70]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 25 november 2019 het volgende bevonden [71]
Eerder in het onderzoek zijn tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte, onder andere Samsung Galaxy S7 Edge, onder de verdachte in beslag genomen [72] . Ik zag dat in dit toestel een WhatsApp-gesprek tussen het slachtoffer en verdachte, over de periode tussen 2 september 2019 en 8 september 2019. Opgesomd hield dit gesprek het volgende in:
  • het slachtoffer is boos op verdachte, omdat hij de klapstoelen niet heeft geleverd, terwijl het slachtoffer ziet dat verdachte gewoon weer klapstoelen aanbiedt;
  • verdachte lijkt in eerste instantie niet te begrijpen waar dit precies over gaat;
  • het slachtoffer laat screenshots zien om verdachte aan de koop te doen herinneren;
  • verdachte laat in eerste aanleg weten dat hij deze persoon niet kan zijn geweest en dat hier sprake is van een toevallige situatie;
  • vervolgens lijkt verdachte het slachtoffer te doen geloven dat er iets met de leverancier fout is gegaan en zegt hij toe contact met de leverancier op te nemen over de kwestie;
  • verdachte laat vervolgens niets meer van zich horen;
  • hierop eist het slachtoffer zijn € 1.561,50 op.
Bewijsmotivering feit 6 primair – Oplichting [slachtoffer 6]
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 6] en het in de telefoon van verdachte aangetroffen WhatsApp-gesprek tussen aangever en verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het oplichten van [slachtoffer 6] .
Verdachte heeft hierbij de valse hoedanigheid van bonafide verkoper aangenomen. Dat hij nooit van plan was de klapstoelen daadwerkelijk te leveren blijkt uit de reactie van verdachte, nadat aangever hem confronteerde toen verdachte wederom klapstoelen op internet aanbood. In eerste instantie deed verdachte alsof hij niet wist waarover het ging, vervolgens schoof verdachte het probleem af op een leverancier en uiteindelijk liet verdachte niets meer aan aangever horen.
5.7
Feiten 1 en 2 (16-017802-19) - Valsheid in geschrift brieven CBR en politie en opzettelijk gebruikmaken van deze valse brieven
5.7.1
De standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten en de raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.7.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [74] feiten 1 en 2 (16-017802-19)
Verdachte heeft de onder 1 en 2 genoemde feiten begaan, hij heeft deze ondubbelzinnig bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, op grond van het bepaalde in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 oktober 2020;
  • een proces-verbaal van aangifte [aangever 2] (CBR) d.d. 3 december 2018, genummerd PL0900-2018177752-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, pagina’s 5 tot en met 10 met bijlagen;
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] d.d. 22 juni 2018, genummerd PL0900-2018177752-2, pagina’s 28 tot en met 30 met bijlagen.
Bewijsoverweging
Verdachte werd op 8 april 2018 aangehouden ter zake het rijden onder invloed van verdovende middelen. Uit het bloedonderzoek kwam naar voren dat er ten tijde van de aanhouding bij verdachte 313 microgram amfetamine per liter bloed aanwezig was. Hierop werd het rijbewijs van verdachte geschorst en moest verdachte een rijvaardigheidscursus volgen. Op 8 juni 2018 heeft verdachte bezwaar aangetekend tegen de rijvaardigheidscursus bij het CBR. Hierbij leverde verdachte een brief in van de politie met daarin de uitslag van het bloedonderzoek. Deze brief bleek achteraf vervalst te zijn. Voort heeft verdachte een vervalste brief van het CBR bij de politie aangeleverd inhoudende dat hij zijn rijbewijs terug moest krijgen omdat er geen verdovende middelen in zijn bloed waren aangetroffen. Verdachte heeft bekend de twee brieven te hebben vervalst en hiervan ook gebruik te hebben gemaakt.
5.8
Feit 1 (16-070071-19) – wederrechtelijk gebruik maken van identificerende persoonsgegeven [slachtoffer 7] , en feit 2 (16-070071-19) – oplichting [bedrijf 2]
5.8.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht op grond van de aangifte van [slachtoffer 7] , het onderzoek naar de gebruikte IP-adressen en het proces-verbaal waaruit blijkt dat het geld (van het krediet) op de bankrekening van verdacht is gestort, het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.8.2
Het standpunt van de verdediging
Uit het rekeningafschrift van verdachte blijkt dat er op 23 april 2018 een bedrag van
€ 2.500,- is overgemaakt door [bedrijf 2] B.V. Verdachte heeft verklaard dat hij in april 2018 op eigen naam een kredietaanvraag bij [bedrijf 2] heeft gedaan. Nu hier geen onderzoek naar is gedaan, kan het alternatieve scenario – dat het geld betreft wat verdachte naar aanleiding van de kredietverstrekking op eigen naam heeft ontvangen – niet worden uitgesloten.
Bij OTTO stond [slachtoffer 7] geregistreerd met daarbij de adresgegevens van verdachte. Dat door verdachte op naam van [slachtoffer 7] is besteld, kan niet op basis van het dossier worden vastgesteld. De verdediging verzoekt verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrij te spreken wegens gebrek aan voldoende bewijs.
5.8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [75] feiten 1 en 2 (16-070071-19)
Op 1 september 2018 verklaarde aangever [slachtoffer 7] :
Ik doe aangifte tegen [verdachte] [76] . Ik zag dat ik tweemaal stond geregistreerd bij het BKR. Ik zag dat dit was voor een bestelling bij de OTTO en het verstrekken van krediet door [bedrijf 2] BV. Respectievelijk was dit voor de volgende bedragen € 3.040,- en € 5.000,-. Ik zag dat bij registratie betreffende de OTTO, mijn naam en geboortedatum stonden genoemd. Echter, als adres stond vermeld de [adres] te [woonplaats] . Dus het adres van [verdachte] . Ik zag dat de registratie datum 22 juni 2018 was. Ik heb nooit goederen, facturen, aanmaningen of iets dergelijks mogen ontvangen hierover. Ik zag dat bij de registratie betreffende [bedrijf 2] , een doorlopend krediet van € 5.000,- zou zijn verstrekt.
Ik heb gebeld met de fraude afdeling van de OTTO. Ik hoorde dat mij werd verteld dat het ging om een bestelling Lego.
Ten behoeve voor een onderzoek stel ik de uitdraaien van het BKR ter beschikking. [77]
Uit de uitdraai van het BKR die door aangever [slachtoffer 7] bij zijn aangifte is gevoegd blijkt dat het adres [78] van aangever op de doorlopend krediet overeenkomst staat vermeld.
Hieruit blijkt ook dat een kopie van het rijbewijs [79] van aangever als bijlage bij de kredietovereenkomst is gevoegd, evenals een salarisspecificatie [80] op naam van aangever en een kopie van een rekeningafschrift [81] van de ING Bank op naam van aangever waaruit zijn inkomensgegevens blijken.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 24 oktober 2018 het volgende bevonden:
Ik zag in de informatie vertrekt door Otto BV dat het volgende IP adres gebruikt was voor de bestelling: [IP adres] . Ik zag verder dat het adres van de klant de [adres] in [woonplaats] was en dat het contact telefoonnummer dat werd opgegeven [telefoonnummer] was.
De bestelling bij Otto BV is geplaatst middels het internet en het daarvoor gebruikte IP adres was [IP adres] . Zo ook de kredietaanvraag bij [bedrijf 2] , wat met hetzelfde IP adres is aangevraagd. (...) Ik zag dat het voornoemde IP adres op 17 april 2018 in gebruik was bij:
Naam: [verdachte] , [82] Adres: [adres] te [woonplaats] .
Van de ING Bank kreeg ik te horen dat het rekeningnummer [rekeningnummer] geregistreerd was door: Naam: [verdachte] , geboren: [1984] .
Adres: [adres] te [woonplaats] .
Op dit adres staan twee personen ingeschreven, geen van hen heeft de bovenstaande personalia. Op de [adres] te [woonplaats] woont wel ene [verdachte] , geboren [1984] te [geboorteplaats] . [83]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 20 november 2019 het volgende bevonden:
Ik stelde een onderzoek in naar een notebook merk: HP Type: Probook 470 G2 SIN-nummer: AAMT8581NL. Deze was aangetroffen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] (opengeklapt en ontgrendeld, op de bank in de woonkamer), tijdens de doorzoeking van 30 september 2019. Vooraf aan deze doorzoeking was in de woning, achter deze notebook, aangehouden: [verdachte] [84] .
Ik zag in de notebook een Pdf-bestand van een rekeningafschrift van ING [85] , op naam van [slachtoffer 7] . Ik zag tevens dat er van dit Pdf-bestand een Word-bestand beschikbaar was. Het is een feit van algemene bekendheid dat een officiële instantie nooit een bewerkbaar Word-document zal verstrekken [86] .
Uit de bijlage [87] die is gevoegd bij de vordering van benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. blijkt dat op rekeningnummer [rekeningnummer] € 2.500,- [88] is overgemaakt.
Bewijsmotivering feiten 1 en 2 (16-070071-19)
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd, wordt door de inhoud van de bewijsmiddelen weerlegd. De rechtbank is niet van oordeel dat de politie nader onderzoek naar het alternatieve scenario had moeten doen nu hiervoor geen enkel aanknopingspunt uit het dossier naar voren komt.
5.9
Feiten 3 en 4 (16-070071-19) – Poging oplichting [bedrijf 3] en opzettelijk gebruikmaken van een vervalst geschrift
5.9.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht zowel de poging tot oplichting van [bedrijf 3] als het opzettelijk gebruikmaken van een vervalste factuur wettig en overtuigend bewezen.
5.9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de poging tot oplichting (feit 3) bepleit, omdat volgens haar niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om onder valse
voorwendselen [bedrijf 3] te bewegen tot afgifte van de televisie. Niet is onderzocht of, zoals verdachte stelt, inderdaad van zijn Bunq-rekening € 1.800,- voor de aanschaf van de televisie is afgeschreven.
Nu niet is aangetoond dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de factuur vals was, kan het opzettelijk gebruik maken van een valse factuur evenmin worden bewezen. De verdediging heeft dan ook vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde bepleit.
5.9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [aangever 3] deed namens [bedrijf 3] [woonplaats] aangifte:
Ik doe aangifte namens de [bedrijf 3] te [woonplaats] . Op 17 oktober 2018 kwam een man in de winkel. Hij overhandigde een betaalbewijs en afhaalbewijs voor een bestelde televisie, met de [89] opmerking dat het te druk was bij de online pick-up balie. Ik ben naar de collega gelopen om te vragen op wiens naam de bon stond. Hierop antwoordde hij: “ [verdachte] ”. Deze persoon staat bij ons bekend als oplichter. (...) [verdachte] had een online factuur, online bestelbevestiging en betaalbewijs overhandigd aan de medewerker. Aan de factuur zag ik dat deze valselijk was opgemaakt. Ik zag dat het lettertype iets groter en dikker was dan het origineel. Ik zag dit ook aan de barcode en de unieke acht cijferige code. Ik zag bij de betaalwijze staan dat de bestelling via ‘IDEAL’ betaald was, maar dan wordt er op de originele factuur geen barcode afgedrukt. Ter controle bleek dat de barcode niet te scannen was. Bij het afleveradres zag ik de volgende adresgegevens: [verdachte] , [adres] , [woonplaats] . [90]
Verdachte verklaarde op 6 november 2018 [91] :
A: Ik ben ongeveer twee weken geleden naar de [bedrijf 3] geweest om mijn televisie op te halen. (…) Ik heb toen via de mail een bon afhaalbewijs gekregen om de televisie op te halen. Ik ben toen naar de parkeergarage gegaan waar het afhaalpunt is. Toen ik daar stond kwam er een jongen aan met mijn televisie. Plotseling werd die jongen gebeld en moest mijn televisie weer terug het magazijn in. Ik ben toen weggegaan. [92]
Bewijsmotivering – Feiten 3 en 4 (16-070071-19)
Ter zitting verklaarde verdachte dat de € 1.800,- die hij voor de televisie had betaald, van zijn Bunq-rekening was afgeschreven en dat de politie dit had moeten onderzoeken. Hierover heeft verdachte nooit eerder verklaard. Ook heeft hij geen rekeningafschrift van de door hem bedoelde Bunq-rekening of enig ander bewijs wat zijn stelling zou moeten onderbouwen overgelegd. Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij gaat voorbij aan het verweer van de verdediging, nu dit ook overigens door de bewijsmiddelen wordt weersproken.
5.1
Feit 16-117340-19 – Gebruik maken van een vals APK-keuringsrapport
5.10.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het opzettelijk gebruik maken van een valselijk opgemaakt keuringsrapport wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en de verklaring van getuige [getuige 5] .
5.10.2
Het standpunt van de verdediging
De handtekening van getuige [getuige 5] , degene die de keuring van de auto zou hebben verricht, is niet vergeleken met de handtekening op het APK-keuringsrapport. Daarmee kan niet worden vastgesteld of het keuringsrapport vals is. Mocht dit komen vast te staan, dan kan niet worden bewezen dat verdachte ook daadwerkelijk wist dat het rapport vals was of dat hij dit had moeten weten.
5.10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [93] 16-117340-19
Verdachte verklaarde op 1 mei 2019 [94] :
A: Er is al door een agent tegen mij gezegd dat mijn auto niet gekeurd was. Ik heb hem toen later een papier hiervan laten zien [95] .
Verbalisant [verbalisant 5] verklaarde over de aanhouding van verdachte:
Op 1 mei 2019 hielden wij op de locatie Nijkerkerweg, Barneveld, als verdachte aan; [verdachte] .
Volgens de politiesystemen was van de auto waarin de verdachte reed voorzien van kenteken
[kenteken] , de APK verlopen op 16-11-2018. Verdachte had collega verbalisant [politieambtenaar] een kopie van een APK keuringsrapport overhandigd waarop was te lezen dat genoemde auto op 13 december 2018 bij [bedrijf 6] in [woonplaats] was gekeurd. [96]
Getuige [getuige 5] heeft op 1 mei 2019 verklaard:
Ik ben eigenaar van [bedrijf 6] . Ik heb gezocht in mijn systemen op het kenteken [kenteken] . Ik kan deze op geen enkele wijze terugvinden. Niet op de site van de VWE en ook niet op de site van het RDW. Als ik deze auto gekeurd zou hebben, moet ik deze ten alle tijden terug kunnen vinden in de systemen [97] .
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 20 november 2019 het volgende bevonden:
Ik stelde een onderzoek in naar een notebook merk: HP Type: Probook 470 G2 SIN-nummer: AAMT8581NL. Deze was aangetroffen in de woning aan de [adres] in [woonplaats] (opengeklapt en ontgrendeld, op de bank in de woonkamer), tijdens de doorzoeking van 30 september 2019. Vooraf aan deze doorzoeking was in de woning, achter deze notebook, aangehouden: [verdachte] [98] .
Ik zag in de notebook twee PDF-documenten. Deze documenten betroffen een leeg, niet ingevuld APK-keuringsrapport en een ingevuld APK-keuringsrapport, wat de indruk wekte dat een personenauto van het merk Mercedes, type CLK, voorzien van kenteken [kenteken] , op 13 december 2018 was goedgekeurd door keuringsinstantie [bedrijf 6] , gevestigd in [woonplaats] . In de politieregisters zag ik dat de verdachte in Barneveld op 1 mei 2019, onder registratienummer PL0600-2019189466, was aangehouden. Tijdens dit onderzoek werd het genoemde APK-keuringsrapport door de politie aangetroffen en bleek uit onderzoek de verdenking dat deze vals was opgemaakt (…). Ik zag dat het rapport wat ik aantrof in de notebook op basis van bovenstaande bevindingen, het rapport van het laatstgenoemde onderzoek betrof. [99]
Bewijsoverweging - Gebruik maken van een vals APK-keuringsrapport
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat de auto niet is gekeurd op 13 december 2018 door keuringsinstantie [bedrijf 6] Dat het rapport vals is, is hiermee vast komen te staan. Dat verdachte dit wist leidt de rechtbank af uit het feit dat op de laptop van verdachte zowel een leeg keuringsrapport is aangetroffen, alsmede het rapport dat hij op 1 mei 2019 aan de politie heeft getoond.
5.11 16-147151-20 –
Enkelband
5.11.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht op basis van de aangifte en foto’s in het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 april 2020 de enkelband heeft vernield.
5.11.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard de enkelband af te hebben gedaan en zegt de band daarbij niet te hebben beschadigd, onbruikbaar- of weggemaakt. Voor het beschadigen en onbruikbaar maken van de enkelband bestaat volgens de raadsvrouw onvoldoende bewijs. Het wegmaken omvat ook het onttrekken aan het doel van de enkelband en dit kan volgens haar wel worden bewezen.
5.11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [100]
Verdachte verklaarde ter terechtzitting [101] :
U houdt mij voor dat ik op 13 april 2020 mijn enkelband in Baarn zou hebben afgedaan. Dat klopt.
Op 26 mei 2020 deed [aangever 4] aangifte namens de Dienst Vervoer en Ondersteuning:
Ik doe aangifte van vernieling van een strap van een GPS 1-Piece enkelband. Dit feit is gepleegd op of omstreeks: 13 april 2020. De aangifte richt zich tegen deelnemer: [verdachte] , [verdachte] . Zie getekende concept aangifte. [102]
Uit de als bijlage bij de aangifte gevoegde conceptaangifte blijkt het volgende:
De aangesloten en achtergelaten apparatuur is eigendom van Dienst Vervoer en Ondersteuning. Tijdens het om- en aansluiten was deze apparatuur onbeschadigd. De strap van de enkelband is vernield door de deelnemer. Betrokkene verklaart de clipjes te hebben losgemaakt. Betrokkene heeft de enkelband met transponder in een tasje gedaan en deze in de omgeving van station Baarn verstopt.
De aangebrachte enkelband kan niet door een deelnemer zelfstandig worden verwijderd, zonder de band te beschadigen. [103]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van de verklaring van verdachte en de (concept)aangifte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de strap van de enkelband heeft beschadigd en dat hij de enkelband heeft weggemaakt.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-215132-19
1.
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 8 januari 2019 en 17 april 2019 te Amersfoort, meermalen telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, telkens één medewerker van UPS heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (telkens) één of meerdere pakketten inhoudende (merk)kleding en/of schoenen, door
 die pakketten te bestellen (met afleveradres: [adres] te [woonplaats] ) met gebruikmaking van de Cash on Delivery-dienst van UPS en
 bij bezorging van die pakketten aan die voornoemde medewerkers van UPS te vertellen dat het verschuldigde bedrag voor die pakketten reeds was voldaan en
 daarbij één of meerdere valse bankafschriften en/of email-berichten en/of orderbevestigingen en/of facturen te tonen;
2.
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 14 mei 2018 en 2 juli 2018 te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk of Amersfoort, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld te weten:
  • €25.000 op 23-5-2018 en
  • €12.000 op of omstreeks 23-6-2018 en
  • €15.000 op 2-7-2018
(in totaal ongeveer 52.000 euro), dat geheel of ten dele aan die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, door
- die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; 'ik gooi een handgranaat bij jullie naar binnen' en 'je moet achter je blijven kijken, we volgen je, mijn mannen zijn altijd bij je in de buurt' en 'ik zorg dat je in een rolstoel terecht komt' en 'ik blaas je gevel eruit' en 'je vrouw is overdag alleen thuis toch?' althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- die [slachtoffer 2] mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; “de jongens pikken dit niet” en/dat het Joegoslaven zijn die hun eigen moeder nog zouden vermoorden als het moet en/of dat die jongens bij hen zouden langskomen en“we komen wel een bakkie doen” en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
En
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 14 mei 2018 en 2 juli 2018 te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk en/of Amersfoort althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten (telkens) tot afgifte van een hoeveelheid geld te weten:
  • €25.000 op 23-5-2018 en
  • €12.000 op of omstreeks 23-6-2018 en
  • €15.000 op 2-7-2018
(in totaal ongeveer 52.000 euro), dat geheel of ten dele aan die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde,
door
- die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; 'ik gooi een handgranaat bij jullie naar binnen' en'je moet achter je blijven kijken, we volgen je, mijn mannen zijn altijd bij je in de buurt' en'ik zorg dat je in een rolstoel terecht komt' en' ik blaas je gevel eruit' en'je vrouw is overdag alleen thuis toch?' althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; “de jongens pikken dit niet” en/ dat het Joegoslaven zijn die hun eigen moeder nog zouden vermoorden als het moet en/of dat die jongens bij hen zouden langskomen en “we komen wel een bakkie doen” en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; dat hij, verdachte, de bandopnames openbaar zal maken als er niet betaald wordt en dat de aangevers (voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ) hierdoor alles kwijt zouden raken en daaraan toe te voegen dat “op opdracht geven sowieso al 5 jaar staat” en “je kan het netjes met mij oplossen en dan krijgt hij de opnames ook nog” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 6 juni 2019 en 1 augustus 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door
 ( (meermalen) voornoemde op straat te benaderen en aan te spreken en
 ( (meermalen) te bellen naar voornoemde en
 ( foto’s waarop voornoemde naakt is afgebeeld te versturen naar voornoemde en/
 ( (meermalen) brieven en kranten artikelen en/documenten te versturen naar voornoemde en(meermalen) telefonisch (per whatsapp en/of sms) (video/audio)berichten te versturen naar voornoemde en
 ( (meermalen) via social media (video/audio)berichten te versturen naar voornoemde en(meermalen) email-berichten te versturen naar voornoemde en(meermalen) zich op te houden en te parkeren bij of in de nabijheid van het werkadres van die voornoemde
met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te dulden.
4.
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 22 juni 2019 en 20 juli 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, (meermalen) [slachtoffer 4] heeft bedreigd (telkens)
met enig misdrijf tegen het leven gericht , door één (whatsapp/sms) bericht en afbeelding naar voornoemde te sturen, inhoudende;
 " " [naam] en jij gaan het mee maken my onderschatten ik schiet jullie kapot ja kapot", en
 " een afbeelding van een hand met een vuurwapen;
5.
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 23 juni en 25 juni 2019 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid endoor listige kunstgrepen endoor een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van) [bedrijf 1] heeft bewogen tot het teniet doen van een inschuld, te weten een openstaande rekening (inhoudende een verschuldigde bedrag van in totaal 1097,52 euro exclusief BTW) door
 zijn (verdachtes) personenauto (Audi A3) aan te bieden ter reparatie bij die [bedrijf 1] en(nadat aan die reparatie-opdracht was voldaan) aan een medewerker van die [bedrijf 1] te vertellen dat het verschuldigde bedrag voor de reparatie reeds was voldaan en(daarbij) een vals rekeningafschrift te tonen;
6. primair
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 1 september 2018 en 18 september 2018 te Amersfoort (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (in elk geval 1561,50 euro) door
 op het internet, te weten op de website www.markplaats.nl, één advertentie te plaatsen waarin goederen (waaronder; stoelen ) te koop werden aangeboden en(vervolgens) met die voornoemde persoon via marktplaats.nl contact te onderhouden en afspraken te maken over de wijze van levering van de goederen en betaling van de aangeboden goederen en daarbij toe te zeggen dat deze goederen (na ontvangst van betaling) zouden worden geleverd op het afgesproken adres en daarbij een bankrekening te weten: [rekeningnummer] ten name van [verdachte] door te geven waarop het te betalen aankoopbedrag kon worden overgeboekt en over welke rekening hij, verdachte de beschikking had en
 daarbij zich voor te doen als bonafide verkoper van die goederen en de indruk en het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte, de te koop aangeboden goederen (na betaling) daadwerkelijk zou leveren;
7.
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 3 juli 2018 en 5 april 2019 te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk of Amersfoort althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] geluidsfragmenten heeft gestuurd inhoudende martelgeluiden en/of “Harder, harder slaan, harder, hoor je dat [slachtoffer 1] ? Dat gebeurt er met jou ook. Dat heb je met mensen die hun bek voorbij praten. Nog wel lekker geslapen vannacht? Neem contact op” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
die [slachtoffer 2] mondeling of middels tekstbericht de woorden toegevoegd: “ [slachtoffer 1] heeft zijn mond voorbij gepraat we komen langs” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking endie [slachtoffer 1] één of meerdere malen mondeling de woorden toegevoegd: “als je niet komt roei ik je gezin uit” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 16-017802-19
1.
op tijdstippen in de periode van 6 juni 2018 tot en met 20 juni 2018 te Amersfoort, althans in Nederland, meermalen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
 een brief van het CBR van 18 juni 2018 (bijlage 1) heeft vervalst door valselijk en in strijd met de waarheid te vermelden dat de schorsing van het rijbewijs van de heer [verdachte] per direct opgeheven dient te worden, en
 een brief van de Politie van 13 juni 2018 (bijlage 4), heeft vervalst door valselijk en in strijd met de waarheid te vermelden dat er geen stoffen (zoals alcohol en/of drug en/of geneesmiddelen) in het bloed van de heer [verdachte] zijn aangetroffen en dat er geen proces-verbaal zal worden opgemaakt tegen de heer [verdachte] en dat de zaak tegen de heer [verdachte] geseponeerd is,
met het oogmerk om voorgenoemde geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
op meer tijdstippen in de periode van 18 juni 2018 tot en met 19 juni 2018 te Amersfoort en/of te Rijswijk, meermalen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
 een valse, brief van het CBR van 18 juni 2018 (bijlage 1) te verstrekken aan politieagent [verbalisant 3] , en
 een valse, brief van de Politie van 13 juni 2018 (bijlage 4) op te sturen aan het CBR,
en bestaande die valsheid daarin dat,
 in de brief van het CBR valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat de schorsing van het rijbewijs van de heer [verdachte] per direct opgeschort dient te worden, en in de brief van de Politie valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat er geen stoffen (zoals alcohol en/of drugs en/of geneesmiddelen) in het bloed van de heer [verdachte] zijn aangetroffen en dat er geen proces-verbaal zal worden opgemaakt tegen de heer [verdachte] en dat de zaak tegen de heer [verdachte] geseponeerd is;
parketnummer 16-070071-19
1.
in de periode van 17 april 2018 tot en met 22 juni 2018 te Amersfoort, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten
 naam en geboortedatum en adres en salarisspecificatie en inkomensgegevens van [slachtoffer 7] heeft gebruikt door
 deze gegevens in te voeren en op te geven bij een kredietaanvraag en stukken (waaronder een kopie van het rijbewijs van [slachtoffer 7] ) naar de kredietgever op te sturen en goederen op naam van [slachtoffer 7] te bestellen bij een winkel (Otto)
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen ende identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
2.
op of omstreeks 17 april 2018 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en listige kunstgrepen [bedrijf 2] B.V. heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het aangaan van een schuld, te weten het verlenen van een krediet en/of het afgeven van een of meerdere geldbedragen, door
 een kredietaanvraag te doen en
 op/in het aanvraagformulier de gegevens op te geven van een ander, te weten [slachtoffer 7] en
 bij die kredietaanvraag stukken aan te leveren ter onderbouwing van de aanvraag zoals een kopie van het rijbewijs en een salarisspecificatie van een ander, te weten [slachtoffer 7] ;
3.
op 17 oktober 2018 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, de [bedrijf 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een televisie, een (vervalste) factuur en(vervalst) betaal- en afhaalbewijs heeft overhandigd aan een medewerker van de [bedrijf 3] en (vervolgens) heeft aangegeven dat het bij de online pick up te druk was
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
op 17 oktober 2018 te Amersfoort opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een factuur en een bestelbevestiging en een betaalbewijs als ware het echt en onvervalst, door dit betaalbewijs/factuur/bestelbevestiging te overhandigen aan een medewerker van de [bedrijf 3] ;
parketnummer 16-117340-19
op 1 mei 2019 te Barneveld, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, door een vals APK-keuringsrapport van 13 december 2018 te tonen aan politieambtenaar [politieambtenaar] , en bestaande die valsheid daarin dat, in voornoemd keuringsrapport valselijk en in strijd met de waarheid staat vermeld dat het voertuig met het kenteken [kenteken] op 13 december 2018 is goedgekeurd;
parketnummer 16-147151-20
op 13 april 2020 te Baarn, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (de strap van) een enkelband met transponder, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Dienst Vervoer en Ondersteuning toebehoorde, heeft beschadigd en weggemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-215132-19
oplichting, meermalen gepleegd;
afpersing, meermalen gepleegd;
belaging;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
oplichting;
primair: oplichting;
bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling
16-017802-19
De voortgezette handeling van:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
16-070071-19
1.
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde
biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om
zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
2.
oplichting;

en de voorgezette handeling van:

3.
poging tot oplichting;

4. opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;

16-117340-19
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
16-147151-20
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen en wegmaken.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
 een gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;
 aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte op te leggen voor de duur van 5 jaren, inhoudende dat hij gedurende die periode geen contact legt of laat leggen met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] ;
 het gelasten van openbaarmaking van dit vonnis na onherroepelijk worden daarvan met vermelding van de personalia van verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Wanneer de straffen die verdachte voor alle feiten tezamen zou kunnen krijgen worden opgeteld, dan wordt hooguit op 3 á 3,5 jaar gevangenisstraf uitgekomen en niet op de 5 jaar, zoals door de officier van justitie is geëist. Bovendien moet rekening worden gehouden met de samenloop-bepalingen. Niemand heeft er voordeel bij wanneer verdachte langdurig komt vast te zitten. De kans is zelfs groot dat hij als een slechter mens na detentie weer naar buiten komt. De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak voor de meest ernstige aan verdachte tenlastegelegde feiten, verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen, met een beroep op artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Afpersing
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan 15 strafbare feiten. Het meest ernstige feit betreft het, gedurende een periode van zes weken, afpersen van een hoveniers-echtpaar. Aangever en zijn vrouw ondervonden last van een andere hovenier en hadden – via een derde – verdachte bereid gevonden deze hovenier ‘bang’ te maken. Aangevers hebben zich daardoor aanvankelijk ingelaten met praktijken die zonder meer afkeurenswaardig zijn. Verdachte heeft echter zijn kans schoon gezien om vanwege de onbetamelijkheid van dit verzoek, de aangevers vervolgens af te persen, juist ook op het moment dat die zich wilden terugtrekken en niet verder wilden gaan met hun eigen verwijtbare gedragingen. De keuze om dit te doen is geheel aan verdachte toe te rekenen.
Verdachte bezocht de slachtoffers, stuurde middels stemvervormingsapparatuur gemaakte berichten en belde hen. Hij joeg hen angst aan met teksten als “ik gooi een handgranaat bij jullie naar binnen” en “je moet achter je blijven kijken, we volgen je, mijn mannen zijn altijd bij je in de buurt” en “ik zorg dat je in een rolstoel terecht komt” en “ik blaas je gevel eruit” en “je vrouw is overdag alleen thuis toch?” Uiteindelijk hebben de slachtoffers ruim € 50.000, aan verdachte overhandigd. Na de afpersing heeft verdachte de aangevers nog enige tijd bedreigd.
Kennelijk heeft de verdachte zich louter laten leiden door de zucht naar ‘snel geld’, waarmee hij bovendien blijk heeft gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen. Ter terechtzitting is verdachte zijn betrokkenheid blijven ontkennen en heeft daarmee geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen getoond. Feiten als deze plegen de rechtsorde ernstig te schokken en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving te versterken. Hoezeer de slachtoffers hebben geleden door het handelen van verdachte blijkt ook uit de ter zitting door aangever [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring. Hij en zijn vrouw hebben vanwege de afpersing en bedreiging door verdachte onder andere beveiligingscamera’s aangeschaft om zich in hun eigen huis enigszins veilig te voelen.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de bewezenverklaarde afpersing (de zogenoemde gekwalificeerde specialis) en dwang, die ook aanleiding heeft gegeven om feit 2 enkelvoudig te kwalificeren tot afpersing.
Bedreigingen
Naast deze twee slachtoffers heeft verdachte ook nog aangever [slachtoffer 4] , die vroeger een vriend van verdachte was, bedreigd met de dood. Ook deze aangever heeft zich hierdoor bedreigd gevoeld. De ervaring leert dat slachtoffers van (doods)bedreigingen angstig (kunnen) worden en zich niet meer vrij voelen te gaan en te staan waar zij willen.
Belaging
Verdachte heeft ook op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin, door haar te belagen. Hij belde en appte haar, ging bij haar werk langs en stuurde brieven. Dit alles deed verdachte om contact met aangeefster af te dwingen. Hij leek zich dan ook niet bij de breuk tussen beiden neer te kunnen leggen.
Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers (doorgaans) bovendien als beangstigend en bedreigend ervaren.
Oplichtingen en misbruik van persoonsgegevens
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting van [bedrijf 3] door met een vals betaal- en ophaalbewijs (wat tevens leidt tot de veroordeling voor valsheid in geschrift) te proberen om een televisie zonder betaling mee te krijgen. Door een oplettende medewerker kon dit echter worden voorkomen.
Naast deze poging tot oplichting heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het oplichten van UPS. Hij kocht dure designerkleding onder rembours. Zodra bezorgers van UPS aan de deur kwamen, en verdachte diende te betalen, liet hij weten al te hebben betaald en toonde daarbij onder meer vervalste rekeningafschriften. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte dit in een periode van ruim drie maanden zo’n 19 keer heeft gedaan.
Voorts heeft verdachte een autoschadebedrijf opgelicht, door met een vals bankafschrift een medewerker te laten geloven dat hij de onkosten reeds had voldaan, waarop hij zijn auto zonder te betalen, mee kreeg.
Tenslotte heeft verdachte een kredietverstrekker opgelicht en deze bewogen tot de afgifte van geld door misbruik van persoonsgegevens.
Verdachte is bij het oplichten van zijn slachtoffers op zeer geraffineerde wijze te werk gegaan en heeft louter gehandeld uit winstbejag. Op de laptop van verdachte zijn meerdere valse documenten aangetroffen, waaronder rekeningafschriften, een vals rijbewijs en valse brieven. Ook had verdachte thuis de beschikking over een kassabonnenprinter. Verdachte heeft enkel (deels) voor het oplichten van UPS verantwoordelijkheid genomen, maar niet voor de andere feiten, en de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Valsheid in geschrift en opzettelijk gebruikmaken van valse geschriften
Verdachte heeft – nadat hij een brief van de politie en een brief van het CBR valselijk had opgemaakt – ook opzettelijk gebruik van deze brieven gemaakt. Hij probeerde zo zijn geschorste rijbewijs, wat was geschorst omdat verdachte met drugs op achter het stuur zat, terug te krijgen. Ook heeft verdachte opzettelijk gebruik gemaakt van een vals opgemaakt APK-keuringsrapport, door dit aan de politie bij een controle te tonen. Verdachte is niet het verwijt gemaakt ook dit geschrift zelf te hebben vervalst. Wel is het opmerkelijk te noemen dat op zijn laptop het valse keuringsrapport en een leeg keuringsrapport zijn aangetroffen.
Ter terechtzitting heeft verdachte geen blijk gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. Hij wilde zijn kind zien en had daarvoor zijn rijbewijs nodig. Dat zijn rijbewijs in het kader van de verkeersveiligheid was geschorst, lijkt hem er in elk geval niet van te weerhouden strafbare feiten te plegen. Verdachte laat door het plegen van deze feiten zien dat hij de overheidsregels niet respecteert.
De rechtbank houdt rekening met het bepaalde in artikel 56 lid 2 Sr, op grond waarvan het gebruik van door de dader zelf vervalste/valselijk opgemaakte documenten wordt aangemerkt als een voortgezette handeling.
Beschadiging en wegmaken enkelband
Op 8 april 2020 werd bij verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een enkelband aangesloten. Op 13 april 2020 heeft verdachte zijn enkelband afgedaan door de ‘strap’, waarmee deze vast zat, te beschadigen. Vervolgens heeft hij de enkelband verstopt. Door het plegen van dit feit heeft verdachte laten zien dat hij zich niet aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden kon houden. Ook heeft verdachte wederom laten zien geen respect voor andermans eigendommen te hebben.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een uittreksel Justitiële documentatie van 5 juni 2020 (het strafblad):
Uit het uittreksel blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld. Het strafblad van verdachte beslaat tien pagina’s. De eerste veroordeling was in 2002 en betrof een boete wegens verstoring van de openbare orde en bedreiging. In 2004 kreeg verdachte zes jaar gevangenisstraf opgelegd (hij zou daarvan 4 jaar gedetineerd zitten) voor het medeplegen van een poging tot doodslag;
- een Pro Justitia rapport, van 2 december 2019, opgemaakt door dr. I.F.F.M. Elzakkers, psychiater. De psychiater heeft – kort samengevat – het volgende gerapporteerd:
“Betrokkene is sterk gepreoccupeerd met zijn onschuld en frustratie over de rechtsgang. Betrokkene ziet de zin niet van kijken naar het verleden om op die manier beter te begrijpen hoe hij is geworden wie hij nu is. (…) Betrokkene noemt meermaals dat hij niet wil worden weg gezet als ‘een mongool’ en hij meent dat dit met name door het verslag van de reclassering uit 2012, waar de onderzoeker uit citeert, wel is gebeurd.
In het advies van de reclassering uit 2012 wordt verwezen naar een Pro Justitia rapportage uit 2004, welke niet meer beschikbaar is voor de huidige onderzoeker. De beschrijvende diagnose in dit rapport, waarin de reclassering in 2012 betrokkene herkent, luidt als volgt:
“Een intellectueel beneden gemiddeld niveau functionerend, prikkelbare, impulsieve en psychisch wat zwak gestructureerde man met een gebrekkig ontwikkelde identiteit, waarbinnen een perfecte uiterlijke verschijning en materiele welvaart de belangrijkste pijlers zijn. Hij heeft een kinderlijk zelfbeeld, wil alles kunnen kopen en hebben. Weinig emotionele diepgang en binding. Relationeel gehandicapt. Frustraties bij ontbreken materie, hij wordt dan boos. Negatieve gevoelens kan hij niet kanaliseren. Hij verdringt die gevoelens door zijn gebruik, maar bij teveel negatieve gevoelens en drugs leidt dit tot een omgekeerd effect.”
(…) De ontkenning komt over alsof betrokkene het zelf in ieder geval gelooft. Mocht hetgeen in het proces verbaal staat kloppen (en hier gaat de onderzoeker vanuit), dan is dit een aanwijzing dat er een primitief afweermechanisme, namelijk loochening, speelt bij betrokkene. Het contact met betrokkene is oppervlakkig en verdiept zich niet.
De intelligentie is eerder beschreven als verlaagd. In het huidige onderzoek is dit niet getest. De inschatting aangaande de intelligentie is dan ook gemiddeld of laag gemiddeld.
Diagnostiek is onvoldoende mogelijk gebleken in dit ambulante onderzoek vanwege gebrekkige medewerking van betrokkene naar het onderzoek aan zijn persoon. Een goed gefundeerde uitspraak aangaande diagnostiek kan dan ook niet met voldoende betrouwbaarheid worden gedaan. Met enige zekerheid kan wel gezegd worden dat betrokkene niet psychotisch imponeert.
Op basis van de collaterale informatie die wel beschikbaar is uit de stukken en uit de korte indruk die de onderzoeker heeft gekregen van betrokkene, zou nader onderzoek naar het bestaan van een persoonlijkheidsstoornis aangewezen zijn. Ook nader onderzoek naar het bestaan van een verstandelijke beperking zou aangewezen zijn, daar betrokkene in het verleden begeleid is door MEE en door De Kei, beiden bedoeld voor mensen met een verstandelijke beperking.
De informatie uit de beschikbare stukken geven de onderzoeker aanleiding om te vermoeden dat er sprake is van psychopathologie en dat het risico op recidive hoog is. Gezien het gebrek aan medewerking is een adequate risico taxatie echter niet mogelijk. Ook interventies om het risico op recidive te verminderen kunnen niet geadviseerd worden in verband met het ontbreken van een duidelijk beeld van de persoon van betrokkene. Om meer zicht te krijgen op de persoon van betrokkene en de mogelijkheden het recidive risico te verminderen door behandeling geeft de onderzoeker de rechtbank ter overweging mee betrokkene klinisch te laten observeren in het Pieter Baan Centrum.”
- een Pro Justitia rapport van 24 november 2019, opgemaakt door dr. Th.A.M. Deenen, klinisch psycholoog. Het rapport houdt – kort samengevat – het volgende in:
“Op basis van het korte contact met betrokkene kan weinig gezegd worden over de persoon van betrokkene. (…) In beide korte gesprekscontacten zijn geen aanwijzingen gezien voor psychotische symptomen zoals wanen of hallucinaties.”
- een ‘advies elektronische controle’ van 20 maart 2020, opgemaakt door R. Kwint;
- een reclasseringsrapport van 23 maart 2020, opgemaakt door B.J. Morre. Het rapport
houdt – kort samengevat – het volgende in:
“Betrokkene neemt in de ogen van de reclassering onvoldoende verantwoordelijkheid voor de hem ten laste gelegde feiten. (…) De reclassering is slechts beperkt op de hoogte van de (persoonlijkheids)problematiek van betrokkene. Niettemin heeft de reclassering het advies van het Ambulant Centrum van Fivoor ontvangen om betrokkene aan te melden voor een ambulant behandeltraject bij een forensische polikliniek. Daarbij dient te worden ingestoken op diagnostiek van middelenmisbruik en persoonlijkheidsonderzoek. De behandeling zou kunnen worden gericht op het bevorderen van de copingvaardigheden en stressregulatie.
Het sociaal-maatschappelijk functioneren van betrokkene maakt een instabiele indruk op de reclassering. In hoeverre het bedrijf van betrokkene levensvatbaar is na detentie, is onduidelijk. Voorts blijkt uit het onderzoek dat betrokkene vanwege zijn huidige detentie in (mogelijk nog grotere) financiële problemen terecht is gekomen. Betrokkene kan verblijven op het adres van zijn nieuwe partner, echter kan hij zich hier in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) niet inschrijven.
In navolging van dit verzoek adviseert GGZ Reclassering Fivoor om enkel schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen onder de voorwaarden van een contact- en locatieverbod met de vier aangevers, waarbij betrokkene dient mee te werken aan elektronische controle op dit gebied. Eveneens adviseert de reclassering om betrokkene hierbij vanwege de hoge kans op recidive een gebiedsgebod op te leggen.
Op basis van het eerder vermelde behandeladvies, adviseert de reclassering om betrokkene voorts een verplicht contact met een forensische polikliniek op te leggen, waarbinnen betrokkene dient mee te werken aan een diagnostiek- en (hieruit voortvloeiend) behandeltraject.
Wij zien voldoende aanknopingspunten om betrokkene hierbij een meldplicht bij de reclassering op te leggen. De reclassering kan hiermee toezicht houden op de geïndiceerde interventies en de contact- en locatieverboden. Eveneens kan de aandacht binnen dit begeleidingstraject uitgaan naar het stabiliseren van zijn sociaal-maatschappelijke positie. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.”
- een ‘advies voortijdige negatieve beëindiging toezicht’ van 14 april 2020, opgemaakt door A. Stok. Het rapport houdt – kort samengevat – het volgende in:
“Ten tijden van het schrijven van het reclasseringsadvies liet betrokkene een ambivalente houding zien ten opzichte van het reclasseringstoezicht en de daarbij horende bijzondere voorwaarden. Betrokkene werd sinds 8 april 2020 gecontroleerd middels elektronisch controle (enkelband) maar heeft deze na vijf dagen verwijderd op 13 april. Op 14 april betuigde betrokkene aan de reclassering spijt en benoemde dat hij nu wel gemotiveerd is voor een klinische behandeling en behandeling gericht op zijn gedrag. (…)
De reclassering is van mening dat betrokkene onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden. Wij adviseren om over te gaan op een opheffing schorsing. Er is een patroon waarneembaar in de delicten die betrokkene pleegt en zijn instabiele leefomstandigheden.
De kans op recidive blijft onverminderd groot, zolang betrokkene zich niet begeleidbaar opstelt voor het stabiliseren van zijn leefomstandigheden waardoor de kans op recidive wordt teruggedrongen.”
De rechtbank kan zich vinden in het beeld dat door de rapporteurs over verdachte wordt geschetst. Ook zij ziet ter zitting een verdachte die, ondanks het bewijs dat tegen hem spreekt, geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. De rechtbank heeft verdachte horen verklaren dat er niets mis is met hem en dat hij geen hulp nodig heeft. Verdachte heeft dan ook geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. De rechtbank ziet vanwege het voorgaande dan ook geen mogelijkheid het hoge recidiverisico middels (bijzondere) voorwaarden te verlagen. De rechtbank zal om deze reden geen voorwaardelijk strafdeel aan verdachte opleggen en slechts overgaan tot het opleggen van een kale gevangenisstraf. De hoop is dat verdachte – mede nu hij ter zitting heeft aangegeven dat detentie hem zwaar valt en dat dit een les voor hem is – hierdoor in de toekomst afziet van het plegen van strafbare feiten.
Artikel 63
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 31 augustus 2018 door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland is veroordeeld tot een geldboete van € 850,- (subsidiair 17 dagen hechtenis) en tot zes maanden ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Straf
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, naast de gevangenisstraf, een vrijheidsbeperkende maatregel moet worden opgelegd voor de duur van vijf jaren, inhoudende dat verdachte geen contact legt of laat leggen met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . Wanneer verdachte het contactverbod overtreedt, zal hem vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van (telkens) 7 dagen per overtreding, met een maximum van zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Een rechterlijke uitspraak mag in de regel pas ten uitvoer worden gelegd nadat zij onherroepelijk is geworden. De in artikel 38v lid 2 op te leggen vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen voor de veroordeelde verstrekkende gevolgen hebben
In het onderhavige geval acht de rechtbank dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel aangewezen, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens bepaalde personen. Gebleken is dat verdachte in staat is om vasthoudend te zijn in zijn grensoverschrijdend gedrag naar personen. Dat te verwachten is dat verdachte zich in de toekomst wederom belastend zal gedragen tegenover personen, leidt de rechtbank af uit het door de reclassering als hoog ingeschatte recidiverisico en het feit dat verdachte niet open staat voor behandeling en hulpverlening. De rechtbank zal daarom bevelen dat de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Verzoek publicatie vonnis
Verdachte is nog niet eerder onherroepelijk voor oplichting veroordeeld. Hem moet de kans worden geboden om te laten zien dat deze gevangenisstraf hem er in de toekomst van zal weerhouden om wederom de fout in te gaan. Hoewel de rechtbank dus wel degelijk een gevaar voor herhaling ziet, voor wat betreft het oplichten en afpersen van derden, zal de rechtbank het verzoek tot het gelasten van openbaarmaking van dit vonnis (met vermelding van de personalia van verdachte), vanwege het op dit moment ontbreken van recidive voor oplichting, afwijzen.

10.BESLAG

De verdediging heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen goederen. Het verzoek betreft teruggave van telefoons, tablet, laptop, home-cinema-set, jassen en schoenen.
De rechtbank zal overgaan tot het verbeurdverklaren van alle voorwerpen die aan verdachte toebehoren en met behulp waarvan hij de bewezen verklaarde feiten heeft begaan. Dit komt neer op de volgende bij verdachte in beslag genomen voorwerpen:
1, PL0900-2019143953-2495450, Samsung telefoon met simkaart;
  • 2, PL0900-2019143953-2495466, Apple iPhone;
  • 3, PL0900-2019143953-2495475, Samsung telefoon met usb-kabel;
  • 4, PL0900-2019143953-2495484, Apple iPad;
  • 5, PL0900-2019143953-2495486, Nokia telefoon;
  • 6, PL0900-2019143953-2495491, HP Notebook incl. adapter en muis;
  • 1, PL0900-2019143953-2495548, usb-stick blauw (opa);
  • 2, PL0900-2019143953-2495552, usb-stick blauw;
  • 3, PL0900-2019143953-2495559, usb-stick, 16 GB, goudkleurig;
  • 1, PL0900-2019143953-2497269, papier, rekeningafschrift ING;
  • 1, PL0900-2019143953-2497282, 4x debitcard Bunq en 2x bankpas ING;
  • 1, PL0900-2019143953-2497264, 2 facturen;
  • 1, PL0900-2019143953-2497251, Jan Taminau tasje incl 2 simkaarten;
  • 1, PL0900-2019143953-2497245, 7 simkaarten;
  • 1, PL0900-2019143953-2497228, doos met telefoononderdelen;
  • 1, PL0900-2019143953-2498978, doos met kledinglabels.

11.VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN

11.1
Vordering [slachtoffer 1] (16-215132-19 feiten 2 en 7)
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben op 4 mei 2020 een vordering ("herstelvoeging") ingediend, derhalve voordat op 27 juli 2020 de tenlastelegging is gewijzigd en feit 2 is gesplitst in een feit 2 (afpersing en/of dwang) en een feit 7 (bedreiging). Mede gelet op de samenhang van de feiten begrijpt rechtbank begrijpt de vorderingen zo dat deze op beide feiten betrekking heeft.
[slachtoffer 1] heeft als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend voor een totaalbedrag van € 56.171,95 bestaande uit een vergoeding van materiële en immateriële schade. Hij vordert ook de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het totaalbedrag aan
materiële schade(€ 54.171,95) is als volgt opgebouwd:
 betaald na afpersing € 52.000,00

kosten camerabewaking € 2.171,95
totale materiële schade:
€ 54.171,95
Als
immateriële schadeheeft de benadeelde partij een bedrag van
€ 2.000,-gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van de materiële schade volledig dient te worden toegewezen, nu deze schade het rechtstreekse gevolg is van de aan verdachte verweten strafrechtelijke gedragingen. De officier van justitie acht de vordering tot vergoeding van immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag ad € 1.000,- en zij verzoekt om de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] , gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevorderde kosten van camerabewaking niet in voldoende causaal verband staan tot hetgeen verdachte wordt verweten. Vergoeding van immateriële schade kan volgens de verdediging niet aan de orde zijn, omdat – zo begrijpt de rechtbank de verdediging – [slachtoffer 1] zelf een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de schade.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien de vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank overweegt allereerst dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Echter, niet de gehele vordering ligt voor toewijzing gereed.
De bedragen die door of mede namens [slachtoffer 1] zijn betaald als gevolg van de afpersing (en dwang), acht de rechtbank rechtstreekse schade. De rechtbank zal daarom deze vordering toewijzen voor een bedrag ad € 52.000,-.
De vordering tot vergoeding van kosten ter zake van camerabewaking verklaart de rechtbank niet-ontvankelijk. Uit de stukken die ter onderbouwing van deze vordering zijn overgelegd, en de toelichting die door [slachtoffer 1] ter zitting op die stukken is gegeven, blijkt niet eenduidig ten laste van wie, waarvoor, welke kosten zijn gekomen. Nader onderzoek is in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het geding. [slachtoffer 1] kan dit deel van de vordering aanhangig maken bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
Ingevolge artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bestaat recht op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of
op andere wijzein zijn persoon is aangetast. In onderhavig geval gaat het om laatstgenoemde categorie. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:794).
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] de gestelde immateriële schade niet zodanig heeft onderbouwd dat deze naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld, terwijl door hem evenmin voldoende concrete gegevens zijn verschaft om desondanks het bestaan van immateriële schade aan te nemen. Nu het een onevenredige belasting van de procedure oplevert om in dit stadium van de procedure [slachtoffer 1] in de gelegenheid te stellen zijn stellingen nader te onderbouwen, zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. [slachtoffer 1] zal zich voor dit deel van de vordering kunnen wenden tot de burgerlijke rechter.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente worden toegewezen. Nu de ingangsdata van de vorderingen verschilt, zal de rechtbank als ingangsdatum hanteren de datum waarop de benadeelde partij de vordering heeft ingediend, te weten 4 mei 2020.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte voorts veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
11.2
Vordering [slachtoffer 2]
heeft als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend voor een totaalbedrag van
€ 19.076,58bestaande uit een vergoeding van materiële en immateriële schade. Zij vordert ook de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het totaalbedrag aan
materiële schade(€ 17.076,58) is als volgt opgebouwd:
 kosten beveiliging (camera’s): € 17.000,00

kosten beveiliging (persoonsalarm): € 76,58
totale materiële schade:
€ 17.076,58
Als
immateriële schadeheeft de benadeelde partij een bedrag van
€ 2.000,-gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van de materiele schade volledig dient te worden toegewezen, nu deze schade het rechtstreekse gevolg is van de aan verdachte verweten strafrechtelijke gedragingen. De officier van justitie acht de vordering tot vergoeding van immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag ad € 1.000,- en zij verzoekt om de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] , gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevorderde kosten van camerabewaking en persoonsalarm niet in voldoende causaal verband staan tot hetgeen verdachte wordt verweten. Vergoeding van immateriële schade kan volgens de verdediging niet aan de orde zijn, omdat – zo begrijpt de rechtbank de verdediging – [slachtoffer 2] zelf een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de schade.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien de vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
De vordering tot vergoeding van kosten voor bewaking (het persoonsalarm en de camera-installatie) verklaart de rechtbank niet-ontvankelijk. Uit de stukken die ter onderbouwing van deze vordering zijn overgelegd, en de toelichting die door [slachtoffer 1] ter zitting op die stukken is gegeven, blijkt niet eenduidig ten laste van wie, waarvoor, welke kosten zijn gekomen. Nader onderzoek is in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het geding. [slachtoffer 1] kan dit deel van de vordering aanhangig maken bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
Ingevolge artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bestaat recht op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of
op andere wijzein zijn persoon is aangetast. In onderhavig geval gaat het om laatstgenoemde categorie. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:794).
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] de gestelde immateriële schade niet zodanig heeft onderbouwd dat deze naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld, terwijl door hem evenmin voldoende concrete gegevens zijn verschaft om desondanks het bestaan van immateriële schade aan te nemen. Nu het een onevenredige belasting van de procedure oplevert om in dit stadium van de procedure [slachtoffer 1] in de gelegenheid te stellen zijn stellingen nader te onderbouwen, zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. [slachtoffer 1] zal zich voor dit deel van de vordering kunnen wenden tot de burgerlijke rechter.
Proceskosten
De rechtbank ziet in de aard van het bewezenverklaarde feit gronden van billijkheid om de proceskosten die door verdachte en de benadeelde partij zijn gemaakt, tot op heden begroot op nihil, te compenseren, in die zin dat ieder zijn of haar eigen kosten draagt.
11.3
Vordering [slachtoffer 4]
heeft als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend voor een totaalbedrag van
€ 5.186,11bestaande uit een vergoeding van materiële en immateriële schade. Hij vordert ook de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het totaalbedrag aan
materiële schade(€ 4.186,11) is als volgt opgebouwd:
 inkomstenderving: € 4.156,75

medische kosten: € 29,36_
totale materiële schade:
€ 4.186,11
Als
immateriële schadeheeft de benadeelde partij een bedrag van
€ 1.000,-gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de gestelde inkomstenderving niet van voldoende eenvoudige aard is en beoordeling daarvan zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De vordering zou voor dit deel niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. De vordering met betrekking tot door de benadeelde partij gemaakte medische kosten acht zij wel toewijsbaar. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van immateriële schade acht zij matiging tot een bedrag van € 300,- op zijn plaats, gelet op omstandigheden die aan de benadeelde partij zelf zijn toe te rekenen. De officier acht daarnaast vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij een vordering heeft ingediend waarvan de hoogte niet in een redelijke verhouding staat tot hetgeen mogelijk bewezen te verklaren is. De raadsvrouw betwist dat sprake kan zijn van rechtstreeks schade in deze omvang en acht bovendien de gestelde schade onvoldoende onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien de vordering van [slachtoffer 4]
Materiële schade
De rechtbank acht de vordering ten aanzien van de gestelde inkomstenderving onvoldoende onderbouwd en het is niet aannemelijk geworden dat de door [slachtoffer 4] gestelde inkomensderving het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde bedreiging. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering afwijzen.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van medische kosten overweegt de rechtbank dat deze vordering voldoende is onderbouwd en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van de bewezenverklaarde bedreiging. De rechtbank zal daarom een bedrag ad € 29,36 aan materiële schade toewijzen.
Immateriële schade
Ingevolge artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bestaat recht op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of
op andere wijzein zijn persoon is aangetast. In onderhavig geval gaat het om laatstgenoemde categorie. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:794).
De rechtbank overweegt dat, gelet op de aard van de bewezenverklaarde bedreiging door verdachte, het voor de hand ligt dat [slachtoffer 4] als gevolg hiervan immateriële schade heeft geleden. Dat sprake is geweest van enig psychisch letsel is voldoende onderbouwd aan de hand van het overgelegde huisartsenjournaal. De rechtbank begroot deze schade op € 300,- en wijst deze schade voor het overige af.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente worden toegewezen. Nu de ingangsdata van de vorderingen verschilt, zal de rechtbank als ingangsdatum hanteren de datum waarop de benadeelde partij de vordering heeft ingediend, te weten 16 januari 2020.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte voorts veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
11.4
Vordering [getuige 4] namens [bedrijf 1] glasgarage
[getuige 4] heeft namens [bedrijf 1] glasgarage als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend voor een bedrag van
€ 1.328,-bestaande uit een vergoeding van materiële schade. Hij vordert ook de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente. Voorts acht zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen (naar de rechtbank begrijpt omdat geen sprake zou zijn van oplichting), althans dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien de vordering van [getuige 4]
De rechtbank overweegt allereerst dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
Deze schade is door [getuige 4] voldoende onderbouwd en wordt door de rechtbank vastgesteld op het gevorderde bedrag ad € 1.328,-.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente worden toegewezen. Nu uit de aard van het bewezenverklaarde strafbare feit volgt dat verdachte nimmer van plan was te betalen voor de door de benadeelde partij geleverde werkzaamheden, is hij van rechtswege in verzuim vanaf 25 juni 2019, zijnde de datum van de factuur. De rechtbank zal daarom deze datum als ingangsdatum hanteren voor de verschuldigde wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte voorts veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
11.5
Vordering [slachtoffer 6]
heeft als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend voor een bedrag van
€ 1.561,50bestaande uit een vergoeding van materiële schade. Hij vordert ook de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente. Voorts acht zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van oplichting en dat daarom vrijspraak moet volgen. De rechtbank begrijpt dat uit dit standpunt volgt de verdediging meent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien de vordering van [slachtoffer 6]
Materiële schade
De rechtbank overweegt allereerst dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
Deze schade is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en wordt door de rechtbank vastgesteld op het gevorderde bedrag ad € 1.561,50.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente worden toegewezen. De rechtbank hanteert daarbij als ingangsdatum 3 september 2018, zijnde de rentedatum van de betaling van de benadeelde partij aan verdachte die het gevolg is van de bewezenverklaarde oplichting.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte voorts veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
11.6
Vordering [slachtoffer 5]
heeft als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend voor een bedrag van
€ 2.500,-bestaande uit een vergoeding van materiële schade. Hij vordert ook de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente. Voorts acht zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van oplichting en dat daarom vrijspraak moet volgen. De rechtbank begrijpt dat uit dit standpunt volgt de verdediging meent dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien de vordering van [slachtoffer 5]
De rechtbank zal [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vorderingen, aangezien verdachte van het hem ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen, zal de benadeelde partijen in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
11.7
Vordering Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)
Het CBR heeft als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend voor een bedrag van € 156,16 bestaande uit een vergoeding van materiële schade. Het CBR vordert ook oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen. Voorts acht zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van het CBR te summier is, omdat onvoldoende onderbouwing is gegeven van de uurtarieven van de door het CBR genoemde medewerkers, niet duidelijk is welke medewerker hoe lang heeft gewerkt aan deze zaak, en ook niet waar die werkzaamheden dan uit zouden bestaan. Volgens de raadsvrouw moet de vordering om die reden worden afgewezen, of dient deze vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat het uitpluizen van een en ander een te zware belasting voor het strafproces vormt.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien de vordering van het CBR
De rechtbank overweegt dat het CBR weliswaar zijn vordering heeft onderbouwd, maar dat deze onderbouwing ook vragen oproept die niet zonder meer te beantwoorden zijn. De rechtbank zal het CBR niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, omdat behandeling van de vordering een onredelijke belasting van het strafgeding zou opleveren. Het CBR kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
11.8
Vordering [bedrijf 2] B.V.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 2] BV (verder: [bedrijf 2] ) heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend voor een bedrag van
€ 3.448,77bestaande uit een vergoeding van materiële schade. Zij vordert ook de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het totaalbedrag aan
materiële schade(€ 3.448,77) is als volgt opgebouwd:
 contractuele schuld: € 2.500,-
 contractuele rente: € 198,67

operationele kosten € 750,10,-_
totale materiële schade:
€ 3.448,77
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente. Voorts acht zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de gevorderde € 2.500,- een civiele vordering betreft van [bedrijf 2] op verdachte uit hoofde van een overeenkomst van geldlening. De operationele kosten bovendien zijn te summier onderbouwd, zodat deze niet te controleren zijn.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien de vordering van [bedrijf 2]
De rechtbank overweegt allereerst dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
Deze schade is door [bedrijf 2] B.V. voldoende onderbouwd onder verwijzing naar schriftelijke stukken. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van operationele kosten die kennelijk betrekking hebben op het acceptatietraject (opgevoerd ten bedrage van € 360,-) overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat deze kosten in voldoende causaal verband staan met het bewezenverklaarde feit. Het totaalbedrag aan toewijsbare operationele kosten bedraagt derhalve € 390,10. Uit de bewezenverklaring volgt reeds dat de rechtbank van oordeel is dat de € 2.500,00 niet aan verdachte is uitgekeerd op grond van een geldige met hem gesloten overeenkomst van geldlening. Daarmee is de totale vordering van [bedrijf 2] B.V. toewijsbaar voor een bedrag ad € 3.088,77.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente worden toegewezen. Omdat niet zonder meer duidelijk is wat daarbij voor de te onderscheiden schadeposten als ingangsdatum heeft te gelden, zal de rechtbank als ingangsdatum hanteren 11 maart 2020, de dag waarop de vordering is ingediend.
Omdat [bedrijf 2] B.V. een professionele geldverstrekker is, acht de rechtbank oplegging van de schadevergoedingsmaatregel niet opportuun. Deze maatregel is immers niet bedoeld ten gunste van professionele partijen die geacht kunnen worden zelf de incasso van hun vorderingen ter hand te nemen.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte voorts veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
11.9
Vordering Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O)
De DV&O heeft als benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend voor een bedrag van € 59,29 bestaande uit een vergoeding van materiële schade als gevolg van de bewezenverklaarde vernieling van een enkelband. De DV&O vordert ook vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering goed onderbouwd en toewijsbaar is, inclusief de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering niet uitgelaten.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien de vordering van de DV&O
De rechtbank overweegt allereerst dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
Deze schade is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en wordt door de rechtbank vastgesteld op het gevorderde bedrag ad € 59,29.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente worden toegewezen. De rechtbank hanteert daarbij als ingangsdatum 13 april 2020, zijnde de datum waarop de bewezenverklaarde vernieling heeft plaatsgevonden en derhalve de schade is geleden.
Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel acht de rechtbank niet opportuun, nu deze maatregel niet bedoeld is ten behoeve van een professionele (overheids)partij zoals de DV&O is.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte voorts veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 45, 55, 56, 57, 58, 63, 225, 231b, 285, 285b, 317, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16-120042-18 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16-215132-19; 16-017802-19; 16-070071-19; 16-117340-19; en 16-147151-20 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
Oplegging maatregel
  • legtaan verdachte
    de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van
    5 (vijf) jaarop;
  • beveelt dat verdachte
  • zich onthoudt van direct dan wel indirect contact met [slachtoffer 1] (geboren [1974] ;
  • zich onthoudt van direct dan wel indirect contact met [slachtoffer 2] (geboren [1975] );
  • zich onthoudt van direct dan wel indirect contact met [slachtoffer 3] (geboren 19 juli [1999] );
  • zich onthoudt van direct dan wel indirect contact met [slachtoffer 4] (geboren [1975] );
- waarbij de politie opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval dat door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt per overtreding 7 dagen, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Beslag
Verklaart verbeurd:
1, PL0900-2019143953-2495450, Samsung telefoon met simkaart;
  • 2, PL0900-2019143953-2495466, Apple iPhone;
  • 3, PL0900-2019143953-2495475, Samsung telefoon met usb-kabel;
  • 4, PL0900-2019143953-2495484, Apple iPad;
  • 5, PL0900-2019143953-2495486, Nokia telefoon;
  • 6, PL0900-2019143953-2495491, HP Notebook incl. adapter en muis;
  • 1, PL0900-2019143953-2495548, usb-stick blauw (opa);
  • 2, PL0900-2019143953-2495552, usb-stick blauw;
  • 3, PL0900-2019143953-2495559, usb-stick, 16 GB, goudkleurig;
  • 1, PL0900-2019143953-2497269, papier, rekeningafschrift ING;
  • 1, PL0900-2019143953-2497282, 4x debitcard Bunq en 2x bankpas ING;
  • 1, PL0900-2019143953-2497264, 2 facturen;
  • 1, PL0900-2019143953-2497251, Jan Taminiau tasje incl. 2 simkaarten;
  • 1, PL0900-2019143953-2497245, 7 simkaarten;
  • 1, PL0900-2019143953-2497228, doos met telefoononderdelen;
  • 1, PL0900-2019143953-2498978, doos met kledinglabels.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] € 52.000,- (zegge: tweeënvijftigduizend euro) aan de Staat te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 291 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering;
  • bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering aanhangig kan maken bij de burgerlijke rechter.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering aanhangig kan maken bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert partijen in de proceskosten;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] voornoemd;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] € 329,36 (zegge: driehonderdnegenentwintig euro en zesendertig cent) aan de Staat te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst af het meer of anders gevorderde;
Benadeelde partij [bedrijf 1]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [bedrijf 1] voornoemd;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [bedrijf 1] € 1.328,- (zegge: duizenddriehonderdachtentwintig euro) aan de Staat te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 23 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • verklaart
  • veroordeelt [slachtoffer 5] in de proceskosten van verdachte, voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen deze vordering, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
  • wijst de vordering van
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 6] voornoemd;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten van de tenuitvoerlegging nog te maken;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] € 1.561,50 (zegge: duizendvijfhonderdeenenzestig euro en vijftig cent) aan de Staat te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij CBR
  • verklaart het CBR niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt het CBR in de proceskosten van verdachte, voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen deze vordering, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [bedrijf 2] B.V.
  • wijst de vordering van [bedrijf 2] B.V. toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [bedrijf 2] B.V. voornoemd;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten van de tenuitvoerlegging nog te maken;
  • wijst af het meer of anders gevorderde;
Benadeelde partij DV&O
  • wijst de vordering van de DV&O toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de DV&O voornoemd;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. A.A.T. Werner en M. den Besten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Harskamp-Snoeren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2020.
De voorzitter en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-215132-19
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 8 januari 2019 en 17 april 2019 te Amersfoort, gemeente Amersfoort, althans in Nederland meermalen althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) één medewerker van UPS heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (telkens) één of meerdere pakketten inhoudende (merk)kleding en/of schoenen, door (telkens)
 die pakketten te bestellen (met afleveradres: [adres] te [woonplaats] ) met gebruikmaking van de Cash on Delivery-dienst van UPS en/of
 bij bezorging van die pakketten aan die voornoemde medewerkers van UPS te vertellen dat het verschuldigde bedrag voor die pakketten reeds was voldaan en/of
 (daarbij) één of meerdere (valse) bankafschriften en/of verzendbewijzen en/of email-berichten en/of orderbevestigingen en/of facturen te tonen;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 14 mei 2018 en 2 juli 2018 te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk en/of Amersfoort althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld te weten:
  • €25.000 op of omstreeks 23-5-2018 en/of
  • €12.000 op of omstreeks 23-6-2018 en/of
  • €15.000 op of omstreeks 2-7-2018
(in totaal ongeveer 52.000 euro), dat geheel of ten dele aan die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, door
- die van [slachtoffer 1] een (geladen) vuurwapen te tonen en/of
- die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; 'ik gooi een handgranaat bij jullie naar binnen' en/of 'je moet achter je blijven kijken, we volgen je, mijn mannen zijn altijd bij je in de buurt' en/of 'ik zorg dat je in een rolstoel terecht komt' en/of 'ik blaas je gevel eruit' en/of 'je vrouw is overdag alleen thuis toch?' althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die van [slachtoffer 2] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; 'we weten dat je overdag alleen thuis bent' althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die van [slachtoffer 2] een geluidsfragment te sturen inhoudende: 'ik heb een 9 millimeter op de zaak liggen' althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; “de jongens pikken dit niet” en/of dat het Joegoslaven zijn die hun eigen moeder nog zouden vermoorden als het moet en/of dat die jongens bij hen zouden langskomen en/of “we komen wel een bakkie doen” en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
En/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 14 mei 2018 en 2 juli 2018 te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk en/of Amersfoort althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te
weten (telkens) tot afgifte van een hoeveelheid geld te weten:
  • €25.000 op of omstreeks 23-5-2018 en/of
  • €12.000 op of omstreeks 23-6-2018 en/of
  • €15.000 op of omstreeks 2-7-2018
(in totaal ongeveer 52.000 euro), dat geheel of ten dele aan die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde,
door
- die [slachtoffer 1] een (geladen) vuurwapen te tonen en/of
- die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; 'ik gooi een handgranaat bij jullie naar binnen' en/of 'je moet achter je blijven kijken, we volgen je, mijn mannen zijn altijd bij je in de buurt' en/of 'ik zorg dat je in een rolstoel terecht komt' en/of 'ik blaas je gevel eruit' en/of 'je vrouw is overdag alleen thuis toch?' althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die van [slachtoffer 2] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; 'we weten dat je overdag alleen thuis bent' althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die van [slachtoffer 2] een geluidsfragment te sturen inhoudende: 'ik heb een 9 millimeter op de zaak liggen' althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; “de jongens pikken dit niet” en/of dat het Joegoslaven zijn die hun eigen moeder nog zouden vermoorden als het moet en/of dat die jongens bij hen zouden langskomen en/of “we komen wel een bakkie doen” en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toe te voegen; dat hij, verdachte, de bandopnames openbaar zal maken als er niet betaald wordt en/of dat de aangevers (voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ) hierdoor alles kwijt zouden raken en/of daaraan toe te voegen dat “op opdracht geven sowieso al 5 jaar staat” en/of “je kan het netjes met mij oplossen en dan krijgt hij de opnames ook nog” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en
(artikel 284 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 30 mei 2019 en 1 augustus 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die
van [slachtoffer 3] , door
 ( (meermalen) voornoemde op straat te benaderen en/of aan te spreken en/of
 ( (meermalen) te bellen naar voornoemde en/of
 ( (meermalen) aan te bellen bij het woonadres van voornoemde en/of
 ( foto’s waarop voornoemde naakt is afgebeeld te versturen naar voornoemde en/of
 ( (meermalen) brieven en/of kranten artikelen en/of documenten te versturen naar voornoemde en/of
 ( (meermalen) telefonisch (per whatsapp en/of sms) (video/audio)berichten te versturen naar voornoemde en/of
 ( (meermalen) via social media (video/audio)berichten te versturen naar voornoemde en/of
 ( (meermalen) email-berichten te versturen naar voornoemde en/of
 ( (meermalen) zich op te houden en/of te parkeren bij en/of in de nabijheid van het werkadres van die voornoemde
met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 22 juni 2019 en 20 juli 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, (meermalen) [slachtoffer 4] heeft bedreigd (telkens)
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door één of meerdere (whatsapp/sms) berichten en/of afbeeldingen naar voornoemde te sturen, inhoudende;
 " " [naam] en jij gaan het mee maken my onderschatten ik schiet jullie kapot ja kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
 " een afbeelding van een hand met een vuurwapen;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 23 juni en 25 juni 2019 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in Nederland (telkens)
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een medewerker van) [bedrijf 1] heeft bewogen tot het teniet doen van een inschuld, te weten een openstaande rekening (inhoudende een verschuldigde bedrag van in totaal 1097,52 euro exclusief BTW) door
 zijn (verdachtes) personenauto (Audi A3) aan te bieden ter reparatie bij die [bedrijf 1] en/of aan te geven gebruik te willen maken van een vervangend voertuig voor de duur van die reparatie en/of
 (nadat aan die reparatie-opdracht was voldaan) aan een medewerker van die [bedrijf 1] te vertellen dat het verschuldigde bedrag voor de reparatie en/of het vervangend vervoer reeds was voldaan en/of (daarbij) een (vals) rekeningafschrift te tonen;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6. primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 september 2018 en 18 september 2018 te Wiesel, gemeente Apeldoorn en/of Huissen, gemeente Lingewaard en/of Amersfoort althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (in
elk geval 2474,98 euro) en/of [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (in elk geval 1561,50 euro) door
 op het internet, te weten op de website www.markplaats.nl, één of meerdere advertenties te plaatsen waarin goederen (waaronder; stoelen en/of pallets met underlayment) te koop werden aangeboden en/of
 (vervolgens) met die voornoemde personen via marktplaats.nl en/of via email contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of afspraken te maken over de wijze van en/of het tijdstip van levering van de goederen en/of betaling van de aangeboden goederen en/of
 daarbij toe te zeggen dat deze goederen (na ontvangst van betaling) zouden worden geleverd op het afgesproken adres en/of
 daarbij een bankrekening te weten: [rekeningnummer] ten name van [verdachte] op/door te geven waarop de te betalen aankoopbedragen konden worden overgeboekt en/of gestort en over welke rekening hij, verdachte de beschikking had en
 daarbij zich voor te doen als bonafide verkoper van die goederen en/of
 de indruk en het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, verdachte, de te koop aangeboden goederen (na betaling) daadwerkelijk zou toezenden/leveren;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
6. subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 september 2018 en 18 september 2018 te Wiesel, gemeente Apeldoorn en/of Huissen, gemeente Lingewaard en/of Amersfoort althans in Nederland (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld (in elk geval ongeveer 2474,98 euro), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk geld
verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten dat hij verdachte die voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] had toegezegd goederen te leveren na betaling van een hoeveelheid geld en heeft hij, verdachte, na betaling van die hoeveelheid geld (telkens) die goederen niet geleverd, wederrechtelijk toegeëigend;
(art 321 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 3 juli 2018 en 5 april 2019 te Nijkerkerveen, gemeente Nijkerk en/of Amersfoort althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
  • die [slachtoffer 1] een geluidsfragment gestuurd inhoudende: “ik heb een 9 millimeter op de zaak liggen” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • die [slachtoffer 1] een geluidsfragment heeft gestuurd inhoudende martelgeluiden en/of “Harder, harder slaan, harder, hoor je dat [slachtoffer 1] ? Dat gebeurt er met jou ook. Dat heb je met mensen die hun bek voorbij praten. Nog wel lekker geslapen vannacht? Neem contact op” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • die [slachtoffer 2] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toegevoegd: “ [slachtoffer 1] heeft zijn mond voorbij gepraat we komen langs” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • die [slachtoffer 1] één of meerdere malen mondeling en/of middels tekstbericht de woorden toegevoegd: “als je niet komt roei ik je gezin uit” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
  • die van [slachtoffer 2] en/of die van [slachtoffer 1] één of meerdere malen een tekstbericht gestuurd inhoudende: “we komen wel een bakkie doen” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
parketnummer 16-017802-19
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 juni 2018 tot en met 20 juni 2018 te Amersfoort, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
 een brief van het CBR van 18 juni 2018 (bijlage 1) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door valselijk en in strijd met de waarheid te vermelden dat de schorsing van het rijbewijs van de heer [verdachte] per direct opgeheven dient te worden, en/of
 een brief van de Politie van 13 juni 2018 (bijlage 4),valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door valselijk en in strijd met de waarheid te vermelden dat er geen stoffen (zoals alcohol en/of drug en/of geneesmiddelen) in het bloed van de heer [verdachte] zijn aangetroffen en/of dat er geen proces-verbaal zal worden opgemaakt tegen de heer [verdachte] en/of dat de zaak tegen de heer [verdachte] geseponeerd is,
met het oogmerk om voorgenoemd(e) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 juni 2018 tot en met 19 juni 2018 te Amersfoort en/of te Rijswijk, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door
 een valse, althans vervalste brief van het CBR van 18 juni 2018 (bijlage 1) op te sturen/te verstrekken/af te geven aan de Politie en/of aan politieagent [verbalisant 3] , en/of
 een valse, althans vervalste brief van de Politie van 13 juni 2018 (bijlage 4) op te sturen/te verstrekken/af te geven aan het CBR,
en bestaande die valsheid of vervalsging daarin dat,
 in de brief van het CBR valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat de schorsing van het rijbewijs van de heer [verdachte] per direct opgeheven/opgeschort dient te worden, en/of
 in de brief van de Politie valselijk en in strijd met de waarheid stond vermeld dat er geen stoffen (zoals alcohol en/of drugs en/of geneesmiddelen) in het bloed van de heer [verdachte] zijn aangetroffen en/of dat er geen proces-verbaal zal worden opgemaakt tegen de heer [verdachte] en/of dat de zaak tegen de heer [verdachte] geseponeerd is;
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
parketnummer 16-070071-19
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2018 tot en met 22 juni 2018 te Amersfoort, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten
 naam en/of geboortedatum en/of adres en/of salarisspecificatie en/of inkomensgegevens van [slachtoffer 7] heeft gebruikt door
 deze gegevens in te voeren en/of op te geven bij een kredietaanvraag en/of
 stukken (waaronder een kopie van het rijbewijs van [slachtoffer 7] ) naar de kredietgever op te sturen en/of
 goederen op naam van [slachtoffer 7] te bestellen bij een winkel (Otto)
met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
(art 231b Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2018 tot en met 21 april 2018 te Amersfoort, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[bedrijf 2] B.V. heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het aangaan van een schuld, te weten het verlenen van een krediet en/of het afgeven van een of meerdere geldbedragen, door
 een kredietaanvraag te doen en/of
 op/in het aanvraagformulier en/of de kredietovereenkomst de gegevens op te geven van een ander, te weten [slachtoffer 7] en/of
 bij die kredietaanvraag stukken aan te leveren ter onderbouwing van de aanvraag zoals een kopie van het rijbewijs en/of een salarisspecificatie van een ander, te weten [slachtoffer 7] ;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Amersfoort, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de [bedrijf 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een televisie,
een (vervalste) factuur en/of (vervalst) betaal- en/of afhaalbewijs heeft overhandigd aan een medewerker van de [bedrijf 3] en/of (vervolgens) heeft aangegeven dat het bij de online pick up te druk was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Amersfoort opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een factuur en/of een bestelbevestiging en/of een betaalbewijs als ware het echt en onvervalst, door dit betaalbewijs/factuur/bestelbevestiging te overhandigen aan een medewerker van de [bedrijf 3] ;
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
parketnummer 16-117340-19
hij op of omstreeks 1 mei 2019 te Barneveld, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, door een vals, althans vervalst APK-keuringsrapport van 13 december 2018 te tonen aan politieambtenaar [politieambtenaar] , althans de politie, en bestaande die valsheid of vervalsing daarin dat, in voornoemd keuringsrapport valselijk en in strijd met de waarheid staat vermeld dat het voertuig met het kenteken [kenteken] op 13 december 2018 is goedgekeurd;
(art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
parketnummer 16-120042-18
hij op of omstreeks 8 april 2018 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,93 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
parketnummer 16-147151-20
hij op of omstreeks 13 april 2020 te Baarn, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (de strap van) een enkelband met transponder, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Dienst Vervoer en Ondersteuning toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna in de zaak met parketnummer 16-215132-19, wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2019143953, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1005. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.het proces-verbaal van terechtzitting d.d. 6 oktober 2020.
3.het proces-verbaal van aangifte UPS met bijlagen, pagina 4A.
4.een vervalst e-mailbericht, pagina 13.
5.het proces-verbaal van aangifte UPS met bijlagen, pagina 5.
6.het proces-verbaal van aangifte UPS met bijlagen, pagina 6.
7.het proces-verbaal van aangifte UPS met bijlagen, pagina 6.
8.het proces-verbaal van aangifte UPS met bijlagen, pagina 7.
9.het proces-verbaal van aangifte UPS met bijlagen, pagina 8.
10.het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , pagina 84.
11.een vervalst e-mailbericht, pagina 18.
12.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pagina 85.
13.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pagina 87.
14.het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , pagina 606.
15.het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , pagina 608.
16.het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , pagina 609.
17.het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 12 mei 2020.
18.het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 12 mei 2020.
19.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 5 juli 2018, doorgenummerde pagina 278.
20.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 5 juli 2018, doorgenummerde pagina 279.
21.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 9 juli 2018, doorgenummerde pagina 283.
22.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 9 juli 2018, doorgenummerde pagina 283.
23.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 9 juli 2018, doorgenummerde pagina 284.
24.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 9 juli 2018, doorgenummerde pagina 284.
25.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] van 5 juli 2018, doorgenummerde pagina 279.
26.het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris.
27.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 307.
28.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 299.
29.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 300.
30.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 301.
31.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 302.
32.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 303.
33.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 309.
34.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 310.
35.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 311.
36.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 355.
37.het proces-verbaal van onderzoek aan Apple IPad, pagina 711.
38.het proces-verbaal van onderzoek aan Apple IPad, pagina 726.
39.het proces-verbaal van onderzoek aan Apple IPad, pagina 730.
40.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 322.
41.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 16 maart 2019, doorgenummerde pagina 323.
42.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 324.
43.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 333.
44.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 337.
45.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , doorgenummerde pagina 338.
46.het proces-verbaal van onderzoek Apple iPad, pagina 711.
47.het proces-verbaal van onderzoek Apple iPad, pagina 726.
48.het proces-verbaal van onderzoek Apple iPad, pagina 730.
49.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 193.
50.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 195.
51.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 196.
52.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 197.
53.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 198.
54.het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2019, pagina 207.
55.het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 77.
56.het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , pagina 606.
57.het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , pagina 611.
58.een brief met als onderwerp: Opname Gastro-intestinale en oncologische chirurgie van 14 juni 2019.
59.het proces-verbaal van onderzoek Apple iPad, pagina 711.
60.het proces-verbaal van onderzoek Apple iPad, pagina 722.
61.het proces-verbaal van onderzoek Apple iPad, pagina 725.
62.Een foto van verdachte, pagina 184.
63.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , pagina 178.
64.het proces-verbaal van aangifte [aangeefster] , pagina 235.
65.het proces-verbaal van aangifte [aangeefster] , pagina 236.
66.het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris, pagina 1.
67.het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris, pagina 2.
68.68 het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting 6 oktober 2020.
69.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , pagina 448.
70.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , pagina 449.
71.het proces-verbaal van onderzoek naar aanleiding van aangifte, pagina 477.
72.het proces-verbaal van onderzoek naar aanleiding van aangifte, pagina 479.
73.het proces-verbaal van onderzoek naar aanleiding van aangifte, doorgenummerde pagina 480.
74.Wanneer hierna in de zaak met parketnummer 16-017802-19, wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2018177752, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 69. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
75.Wanneer hierna in de zaak met parketnummer 16-070071-19, wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2018342451 Z, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 96. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
76.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] , met nummer PL0900-2018342451, pagina 3.
77.het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] met nummer PL0900-2018342451, pagina 4.
78.een kredietovereenkomst van [bedrijf 2] (met het adres van [slachtoffer 7] ), als bijlage gevoegd bij de aangifte van [slachtoffer 7] , met nummer PL0900-2018342451, pagina 9.
79.een kopie van een rijbewijs op naam van [slachtoffer 7] , als bijlage gevoegd bij de kredietovereenkomst van [bedrijf 2] , (als bijlage gevoegd bij de aangifte van [slachtoffer 7] , met nummer PL0900-2018342451), pagina’s 11 en 12.
80.een salarisspecificatie op naam van [slachtoffer 7] , als bijlage gevoegd bij de kredietovereenkomst van [bedrijf 2] , (als bijlage gevoegd bij de aangifte van [slachtoffer 7] ), met nummer PL0900-2018342451, pagina 15.
81.een bankrekeningafschrift op naam van [slachtoffer 7] , als bijlage gevoegd bij de kredietovereenkomst van [bedrijf 2] , (als bijlage gevoegd bij de aangifte van [slachtoffer 7] , met nummer PL0900-2018342451), pagina’s 13 en 14.
82.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] met nummer PL0900-2018253732-5, pagina 24.
83.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] met nummer PL0900-2018253732-5, pagina 25.
84.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met nummer PL0900-2019143953, pagina 606.
85.een rekeningafschrift van de ING-bank op naam van [slachtoffer 7] , pagina 629 tot en met 632.
86.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met nummer PL0900-2019143953, pagina 608.
87.“Lening informatie” [nummer] [bedrijf 2] B.V. pagina 1, als bijlage gevoegd bij de vordering benadeelde partij van [bedrijf 2] B.V.
88.een afschrift van een doorlopend kredietovereenkomst, als bijlage gevoegd bij de vordering van [bedrijf 2] B.V.
89.het proces-verbaal van aangifte [bedrijf 3] , met nummer PL0900-2018308093-1, pagina 72.
90.het proces-verbaal van aangifte [bedrijf 3] , met nummer PL0900-2018308093-1, pagina 73.
91.het proces-verbaal van verhoor verdachte, met nummer PL0900-2018253732-6, pagina 92.
92.het proces-verbaal van verhoor verdachte, met nummer PL0900-2018253732-6, pagina 95.
93.Wanneer hierna in de zaak met parketnummer 16-117340-19, wordt – tenzij anders weergegeven – verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2019143953, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1005. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
94.het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0600-2019189466-6, pagina 100.
95.het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0600-2019189466-6, pagina 103.
96.het proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL0600-2019189466-4, pagina 5, onderdeel uitmakende van het proces-verbaal genummerd PL0600-2019189466, opgemaakt door politie eenheid Oost-Nederland, pagina 1 tot en met 31.
97.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] met nummer PL0600-2019189466-3, pagina 10, onderdeel uitmakende van het proces-verbaal genummerd PL0600-2019189466, opgemaakt door politie eenheid Oost-Nederland, pagina 1 tot en met 31.
98.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] met nummer PL0900-2019143953, pagina 606.
99.het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , met nummer PL0900-2019143953, pagina 607.
100.Wanneer hierna in de zaak met parketnummer 16-147151-20, wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2020180255, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 15. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
101.Een proces-verbaal van terechtzitting van 6 oktober 2020.
102.Een proces-verbaal van aangifte van 26 mei 2020, met nummer PL0l00-2020136977-1, pagina 3.
103.Een conceptbijlage van Dienst Vervoer & Ondersteuning, pagina 5.