ECLI:NL:RBMNE:2020:4353

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 19/4512
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag WMO voor een hulphond

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een hulphond. Eiseres, die lijdt aan diverse psychische aandoeningen, had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) om haar hond [B] te trainen tot een geaccrediteerde hulphond. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de hulphond een substantiële bijdrage zou leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van eiseres.

Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de gemeente haar hulpvraag niet volledig in beeld had gebracht en dat het advies van Treve Advies niet voldoende medische onderbouwing bevatte. De rechtbank heeft overwogen dat de gemeente voldoende onderzoek heeft gedaan naar de beperkingen van eiseres en dat de hulphond in dit geval primair een medisch of therapeutisch doel dient, wat niet onder de Wmo valt.

De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht had vastgesteld dat eiseres niet voor de gevraagde maatwerkvoorziening in aanmerking kwam. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de ondersteuningsbehoefte en de rol van de hulphond in het leven van de aanvrager.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4512

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: W. van Beveren).

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) ten behoeve van de opleiding van haar hond [B] tot geaccrediteerde hulphond afgewezen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 9 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skypeverbinding plaatsgevonden op 28 juli 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens zijn verschenen de vader van eiseres en de heer [A] (werkzaam bij [Bedrijfsnaam] ).
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is alleenstaand en heeft diverse aandoeningen van psychische aard. Sinds oktober 2017 heeft zij een hond, [B] . Eiseres wil [B] trainen tot geaccrediteerde assistentiehond (hulphond). Zij wil met het pgb de training en certificering van [B] financieren. Hiertoe heeft zij eerder in november 2017 op grond van de Wmo een aanvraag ingediend. Deze aanvraag is afgewezen.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Volgens verweerder is niet gebleken dat een hulphond een substantiële bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie van eiseres. Om die reden is een compensatie vanuit de Wmo niet aan de orde. Verweerder baseert zijn standpunt mede op de inbreng van Treve Advies (Treve). Dit betreft:
-een rapportage van 8 januari 2019 van A. Berghuis , indicatieadviseur ( Berghuis );
-een rapportage van 8 februari 2019 van J.J.A. Roukema , arts ( Roukema );
-een ongedateerde reactie van Berghuis en Roukema op nadere vragen van verweerder, door
verweerder aan eiseres doorgestuurd op 1 augustus 2019.
De rechtbank zal de rapportages en de reactie in het vervolg gezamenlijk “het advies van
Treve” noemen.
Standpunt eiseres
3. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat zij de beroepsgrond, inhoudende dat verweerder haar hulpvraag niet volledig in beeld heeft gebracht, niet langer handhaaft.
Eiseres stelt dat verweerder de stappen 2, 3 en 4, zoals bedoeld in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 maart 2018, [1] onvoldoende kenbaar heeft gevolgd. Hierdoor is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en ondeugdelijk gemotiveerd. Volgens eiseres heeft verweerder haar beperkingen en zorg/ondersteuningsbehoefte niet volledig en ook niet concreet (naar aard en omvang) in kaart gebracht.
Daarnaast mist het advies van Treve een medische onderbouwing voor het standpunt dat de hulphond in haar geval primair een medisch en therapeutisch doel dient. In dit verband verwijst eiseres naar de (tussen)uitspraken van de rechtbank Noord-Holland van 18 april 2019,
11 oktober 2019 en van 27 juni 2019 [2] en de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
24 juni 2019. [3] Ter zitting heeft eiseres verwezen naar de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 juli 2020. [4] Verder stelt eiseres dat het advies van Treve niet inzichtelijk maakt welke informatie is uitgewisseld en dat verweerder, gelet op haar complexe medische situatie, een specifiek deskundig oordeel en advies had moeten opvragen.
Standpunt verweerder
4. Verweerder heeft aangevoerd dat uit het advies van Treve wel degelijk blijkt dat de beperkingen van eiseres in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in kaart zijn gebracht. Treve heeft geconcludeerd dat de hulphond als een therapeutisch hulpmiddel kan worden aangemerkt, omdat het verminderen van angsten een behandeldoel is. Volgens verweerder is de gevraagde maatwerkvoorziening niet noodzakelijk, omdat eiseres ondanks haar aandoeningen en beperkingen voldoende zelfredzaam is en in staat is tot participatie.
Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat op eiseres een inlichtingenplicht rust en dat zij voldoende in de gelegenheid is gesteld om alle gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn. Daaruit zijn geen andere beperkingen naar voren gekomen dan al in het advies van Treve zijn genoemd. Verder heeft verweerder aangevoerd dat Berghuis en Roukema voldoende deskundig zijn om de stukken van de behandelaren van eiseres te beoordelen.
5. De rechtbank stelt voorop dat bij een aanvraag om een Wmo-voorziening enerzijds
op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verweerder een onderzoeksplicht rust en dat anderzijds op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Awb eiseres een informatieverplichting heeft. [5]
Inhoud advies van Treve
6. In het advies van Treve (8 januari 2019) is over de beperkingen van eiseres, voor zover hier relevant, het volgende vermeld:
“Uit de verkregen informatie tijdens het onderzoek komt naar voren dat blh. ondersteuning wenst bij de volgende activiteiten, het is de bedoeling dat zij samen met de hulphond het volgende bereikt:
  • De hond kan er aan bijdragen dat zij spiegelend gedrag laat zien en kan zo de opbouw van stress herkennen in fysieke uitingen bij blh. en dit onder de aandacht brengen, bewust van maken en afleiden. Zo wordt het stress niveau verlaagd en meer stabiel, wat bijdraagt aan het meer zelfstandig ondernemen van activiteiten;
  • De hond is in de nacht aanwezig in de slaapkamer voor het signaleren van nachtmerries. De hond leidt op dat moment af, door te likken, zo kan blh. de angst meer loslaten.
  • De aanwezigheid van de hond creëert een ritme in de uitvoering van de dagelijkse activiteiten;
  • De hond kan mensen ervan weerhouden contact (middels aanraking en vragen) met blh. te hebben, als blh. zich buiten bevindt en een dissociatie heeft om zo te voorkomen dat de klachten toenemen;
  • Medicatie aanreiken.
Uit het advies blijkt verder dat Berghuis de beperkingen en belemmeringen van eiseres op specifieke leefgebieden heeft geïnventariseerd. Daarbij is onder het kopje “Cognitie/psychisch/ zintuigelijk” vermeld dat eiseres heeft aangegeven dat [B] haar veel veiligheid biedt, dat [B] de eerste signalen van nachtmerries waarneemt en haar wakker maakt zodat zij rustig kan slapen en overdag beter functioneert. Daarnaast heeft eiseres aangegeven dat haar zelfvertrouwen door [B] is gegroeid, dat ze sinds een half jaar met [B] samen het huis uit durft te gaan en dagelijks een rondje om de flat loopt, dat ze met [B] naar het winkelcentrum en naar afspraken met de huisarts/behandelaren, de buurvrouw en vriendinnen gaat. Op de andere leefgebieden heeft verweerder geen ondersteuningsvragen geconstateerd.
Op welke informatie is het advies van Treve gebaseerd?
7. De rechtbank leidt uit de processtukken 28, 46, 105 af dat het Treve-advies is gebaseerd op de door eiseres aangeleverde informatie van haar behandelaren:
1) - Lievegoed van 7 november 2017;
- Synaeda van 17 augustus 2018;
- GGZ Friesland van 27 juni 2016;
Vervolgens heeft Roukema informatie opgevraagd bij:
2) De behandelend psycholoog, mevrouw [C] ;
In bezwaar heeft eiseres een stuk overgelegd van:
3) Klinisch psycholoog [D] ( [D] ) van 5 maart 2019;
4) Op het stuk van [D] hebben Berghuis en Roukema gereageerd (processtuk 105);
Vervolgens heeft eiseres op 3 september 2019 commentaar gegeven op stuk (4) (processtuk 122).
Heeft verweerder vastgesteld welke beperkingen eiseres in de zelfredzaamheid en participatie ondervindt? (Stap 2)
8. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Uit het advies van Treve, zoals
in rechtsoverweging 6. weergegeven, blijkt dat verweerder de beperkingen van eiseres in de zelfredzaamheid en participatie in kaart heeft gebracht. Verweerder heeft uit de door eiseres aangeleverde informatie en haar toelichting bij de aanvraag kunnen concluderen dat zij als gevolg van haar aandoeningen (angststoornis, stemmingsstoornis en psychiatrische problematiek) beperkingen ondervindt om naar buiten te gaan en aan de maatschappij deel te nemen (waaronder zelfstandig boodschappen doen, buiten wandelen en sociale contacten aangaan). De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in de besluitvorming en het bestreden besluit voldoende is ingegaan op wat eiseres over haar beperkingen naar voren heeft gebracht en aan informatie heeft verstrekt. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Over de gestelde ASS-diagnose/ASS-kenmerken
9. Eiseres heeft in het commentaar van 3 september 2019 aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet bij [C] naar de ASS-diagnose/kenmerken heeft geïnformeerd. Voor zover eiseres in beroep de stelling handhaaft dat verweerder ten onrechte de beperkingen als gevolg van de ASS niet in kaart heeft gebracht, kan de rechtbank eiseres hierin niet volgen. Daarbij overweegt de rechtbank dat Roukema in zijn reactie (processtuk 105) heeft aangevoerd dat op grond van de door eiseres overgelegde stukken niet kan worden vastgesteld dat zij aan ASS lijdt en dat Roukema bij [C] expliciet naar objectieve gegevens over de aard en ernst van de aandoeningen van eiseres heeft gevraagd. [C] heeft vervolgens geen informatie over een ASS-diagnose of ASS-kenmerken verstrekt. Pas in haar commentaar van 3 september 2019 heeft eiseres gesteld, maar niet onderbouwd, dat het Autisme Expertise Centrum in Rotterdam heeft geconcludeerd dat sprake is van “ASS-kenmerken”. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van eiseres gelegen om te onderbouwen dat zij als gevolg van ASS diverse of andere beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie ondervindt dan in het advies van Treve zijn genoemd. Eiseres heeft dit niet gedaan, terwijl niet gesteld of gebleken is dat zij niet over deze informatie kan beschikken. Van onzorgvuldig handelen aan de zijde van verweerder/ Treve, zoals door eiseres gesteld, is dan ook geen sprake.
Over de vorige aanvraag en het gesprek met Berghuis op 16 augustus 2018
10. Ter zitting heeft eiseres verwezen naar haar vorige aanvraag van 2017 en gesteld dat zij tijdens het gesprek met Berghuis (op 16 augustus 2018) meer beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie heeft genoemd dan alleen “zelfstandig boodschappen doen” en “wandelen in de buurt”.
11. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met de verwijzing naar de vorige aanvraag en haar verklaringen tijdens het gesprek met Berghuis niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij andere en/of meer beperkingen en belemmeringen in de zelfredzaamheid en participatie ondervindt dan in het advies van Treve zijn betrokken. Wat in de vorige aanvraag (processtuk 81) is vermeld komt in hoofdlijnen overeen met wat Berghuis aan ondersteuningsvragen heeft vermeld (zie rechtsoverweging 6.). Eiseres heeft namelijk (ook) in 2017 naar voren gebracht dat zij als gevolg van haar psychische problematiek moeite heeft om naar buiten te gaan, om op plekken te komen waar het druk is en in (fysiek) contact te komen met mensen.
12. Uit het commentaar van eiseres blijkt dat zij tijdens het gesprek met Berghuis op
16 augustus 2018 heeft aangegeven dat zij last heeft van faalangst, dat zij moeite heeft om mensen te vertrouwen, dat zij te hoge eisen aan zichzelf stelt en dat zij onvoldoende slaapt en daardoor gebrek aan energie heeft. Verder heeft eiseres de wens uitgesproken om volwaardig te participeren in de samenleving, in de zin van functioneren in een baan en bijvoorbeeld het opbouwen van een sociaal netwerk en vriendschappen.
13. De rechtbank is van oordeel dat Berghuis de door eiseres genoemde beperkingen in het advies heeft betrokken. Zo is bij het leefgebied “Huishouding” vermeld dat eiseres zich onstabiel voelt en dat zij veelal niet de energie heeft om werkzaamheden op te pakken, maar dat zij wel in staat is dit zelfstandig te organiseren. Ook is vermeld dat de tante van eiseres soms helpt met schoonmaken, dat eiseres eenvoudige maaltijden eet en dat ze haar boodschappen laat bezorgen. Eiseres heeft niet weersproken dat er op dit leefgebied geen ondersteuningsvraag ligt. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat [B] ervoor zorgt dat de nachtmerries stoppen, dat zij rustig kan (in)slapen en dat zij hierdoor haar problemen overdag beter aankan. Ook heeft eiseres verklaard dat haar zelfvertrouwen door [B] is gegroeid en dat ze weer dagelijks naar buiten durft. Vervolgens is bij het leefgebied “Sociaal maatschappelijke situatie” vermeld dat de vader van eiseres bij haar in de buurt woont, dat haar vader soms meegaat naar buiten en haar ondersteunt bij afspraken. Verder is vermeld dat een tante van eiseres regelmatig bij haar op bezoek komt en haar soms ondersteunt bij het huishouden, dat eiseres contact heeft met twee vriendinnen, dat deze vriendinnen bij haar op bezoek komen en dat eiseres hen ook bezoekt.
Over het stuk van [D]
14. Uit dit stuk kan de rechtbank evenmin afleiden dat eiseres andere en/of meer beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie ondervindt dan in het advies van Treve zijn genoemd. [D] vermeldt dat eiseres in het dagelijks functioneren is vastgelopen, dat zij in een isolement verkeert en dat zij moeite heeft met haar sociale omgeving en het vertrouwen van familie en vrienden. Berghuis en Roukema hebben op het stuk van [D] gereageerd. De rechtbank kan uit het standpunt van eiseres niet afleiden welke concrete beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie ten onrechte niet door Treve zouden zijn betrokken. De stelling van eiseres dat Roukema ten onrechte geen lichamelijke klachten heeft geconstateerd, wat daarvan ook zij, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Immers, niet in geschil is dat deze lichamelijke klachten het gevolg zijn van de psychische problematiek, dat de psychische problematiek bij eiseres voorop staat en dat deze de oorzaak is van de beperkingen die eiseres ondervindt. Deze klachten zijn door Treve wel degelijk onderkend.
14. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verweerder de beperkingen van eiseres in de zelfredzaamheid en participatie voldoende in kaart heeft gebracht. Daarmee heeft verweerder voldaan aan de eisen van stap 2 van het onderzoek dat in het kader van de Wmo moet worden verricht.
Heeft verweerder bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is? (Stap 3)
16. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een hulphond niet noodzakelijk is om de beperkingen die eiseres in de zelfredzaamheid en participatie ondervindt, weg te nemen. Daarbij heeft verweerder in het kader van de ondersteuningsbehoefte overwogen dat eiseres met de hulphond wil bereiken dat 1) het stressniveau verlaagt en stabiliseert, wat bijdraagt aan het zelfstandig ondernemen van activiteiten, 2) dat zij een ritme krijgt in de uitvoering van dagelijkse activiteiten 3) dat haar angsten verminderen en 4) dat haar klachten niet zullen toenemen als zij buiten is en een dissociatie heeft (zie rechtsoverweging 6). Vervolgens heeft verweerder voor het standpunt dat de hulphond, in het geval van eiseres, primair een medisch of therapeutisch doel dient, verwezen naar het advies van Treve, waarin het volgende is geconcludeerd:
“Naar aanleiding van de verkregen informatie kan gesteld worden dat de ondersteuningsvragen en die genoemd worden een medisch of therapeutisch doel dienen. Nader onderzoek t.a.v. de behandeling, zie medisch advies, heeft geen wijziging gebracht in de conclusie. Er kan niet gesteld worden dat blh. is uitbehandeld en dat haar ondersteuningsvraag niet zal afnemen.Uit verkregen informatie tijdens het onderzoek komt naar voren dat de hond moet zorgen voor vermindering van angsten middels signalering en een gevoel van veiligheid moet creëren zodat blh. in staat is te participeren. De hond kan daardoor aangemerkt worden als een therapeutisch hulpmiddel, daar het verminderen van angsten een behandeldoel is. De hond is niet in staat problemen op te lossen, besluiten te nemen, dingen voor- en na te bespreken of de begeleiding te evalueren met blh. De aanpak van de beperkingen zelf, het herstel of het voorkomen van verslechtering, is geen Wmo-taak.Dat therapeutische middelen mensen in staat stellen (weer) zelfstandig te functioneren betekent niet dat dat er daardoor aanspraak bestaat op een Wmo voorziening. (…)
Blh. is een hoog opgeleide vrouw, die in staat is zelfstandig te wonen, zorg te dragen voor de persoonlijke verzorging en met behulp van netwerk een huishouden te voeren. De hond zorgt voor structuur in de dagen, beweging, aandacht en is een maatje voor blh.,waardoor zij in staat is te functioneren. Dit kan voor elke hond gelden en hoeft niet specifiek een hulphond te zijn. Vanwege haar psychische klachten ervaart zij beperkingen op het gebied van participatie en zelfredzaamheid.
De hond werkt niet direct maar indirect op de participatie en zelfredzaamheid. Als de hond bij PTSS signaleert, is nog niet geheel duidelijk of daarmee ook daadwerkelijk verbeteringen in zelfredzaamheid of participatie worden bereikt. Hiermee vallen haar ondersteuningsvragen op dit gebied ook niet onder de resultaatgebieden van begeleiding vanuit de Wmo.”.
17. De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat verweerder de ondersteuningsbehoefte van eiseres naar aard en omvang heeft bepaald. Verweerder heeft op grond van het advies van Treve geconcludeerd dat de met de inzet van de hulphond beoogde doelen betrekking hebben op de behandeling van de stoornissen, te weten het verminderen van de angsten en/of het stabiliseren/verstevigen van de mentale situatie en dat de ondersteuningsvragen van eiseres daarmee niet vallen onder de resultaatgebieden van begeleiding vanuit de Wmo. Hiermee is voldoende gemotiveerd waarom de hulphond in het geval van eiseres primair een medisch of therapeutisch doel dient.
18. Dat de ondersteuningsvraag van eiseres op het behandelen van de stoornissen ziet, is ook terug te lezen in het advies van Roukema . Hierin is vermeld dat eiseres (op dat moment) onder behandeling staat, dat die behandeling gericht is op stabilisatie en versteviging van de mentale situatie en dat eiseres nog niet is uitbehandeld. De rechtbank overweegt verder dat uit de door eiseres overgelegde informatie van haar behandelaren niet blijkt dat een hulphond in haar situatie het meest passend is voor het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie. Dat een hulphond indirect kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie van eiseres, is daarvoor niet voldoende. De uitspraken waarnaar eiseres in rechtsoverweging 3. heeft verwezen, leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel. Zoals hiervoor is geoordeeld heeft verweerder de beperkingen die eiseres in de zelfredzaamheid en participatie ondervindt voldoende in kaart gebracht en ook deugdelijk gemotiveerd dat de hulphond in haar geval een medisch of therapeutisch doel dient. Daarvan was in de door eiseres genoemde uitspraken geen sprake. Bovendien blijkt uit het advies van Treve dat eiseres in staat is zelfstandig te wonen, zorg te dragen voor de persoonlijke verzorging en met behulp van haar netwerk een huishouden te voeren. In zoverre verschilt de situatie van eiseres ook in belangrijke mate van de situatie van de aanvragers/belanghebbenden in de genoemde uitspraken. Het voorgaande betekent dat verweerder ook heeft voldaan aan stap 3 van het onderzoek.
Heeft verweerder onderzocht in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4)?
19. De rechtbank is van oordeel dat uit het bestreden besluit en het advies van Treve blijkt dat aan stap 4 van het onderzoek is voldaan. Eiseres heeft hiertegen in beroep ook geen (inhoudelijke) gronden aangevoerd.
Deskundigheid medisch adviseurs
20. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat Berghuis en Roukema onvoldoende deskundig zijn om haar psychische problematiek te beoordelen, omdat niet is gebleken dat zij enige kennis hebben van angstproblematiek. Volgens eiseres had verweerder een specifieke deskundige om advies moeten vragen.
21. In wat eiseres heeft gesteld, ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan de deskundigheid van Berghuis en Roukema en de juistheid van de door hen getrokken conclusie.
Daarbij acht de rechtbank relevant dat Berghuis en Roukema zijn ingeschakeld om de medische stukken van eiseres te beoordelen en dat verweerder in het bestreden besluit ook heeft gemotiveerd dat en waarom zij over de benodigde deskundigheid beschikken om tot een oordeel te komen over het functioneren en de benodigde noodzakelijke voorzieningen of ondersteuning. Verder blijkt uit de stukken waarop het advies van Treve is gebaseerd (zie rechtsoverweging 7) dat Berghuis intercollegiaal overleg heeft gehad met diverse collega’s (processtuk 106). Dat daarbij niet in detail is weergegeven wat er in dat overleg is besproken, betekent niet dat het advies van Treve onzorgvuldig tot stand is gekomen e evenmin dat Berghuis en Roukema niet over de benodigde deskundigheid beschikken.
Conclusie
22. Wat hiervoor is overwogen leidt de rechtbank tot de eindconclusie dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet voor de gevraagde maatwerkvoorziening in aanmerking komt.
22. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzitter, en mr. G.P. Loman en mr. M.N. Noorman, leden, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2020.
De griffier is verhinderd om deze Bij verhindering van de voorzitter
uitspraak te ondertekenen is deze uitspraak ondertekend door de oudste rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

5.Zie de uitspraken van de CRvB van 3 september 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:2913) en van 28 oktober 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BK2504).