ECLI:NL:CRVB:2014:2913
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. de Mooij
- W.H. Bel
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke hulp in verband met huisstofmijtallergie
In deze zaak gaat het om de toekenning van hulp bij het huishouden aan appellant, geboren op 25 mei 1971, door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem. Appellant had eerder hulp bij het huishouden toegekend gekregen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), maar na een nieuwe aanvraag in 2011 werd de toegekende hulp verminderd. Appellant stelde dat hij huisstofmijtallergie had en dat dit medische redenen gaf voor een hogere toekenning van hulp. Het college besloot echter om deze allergie niet in aanmerking te nemen bij de vaststelling van de hulp. De rechtbank Oost-Nederland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelde dat het college op juiste gronden had besloten om de gestelde huisstofmijtallergie niet mee te wegen in de toekenning van de hulp. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere bevindingen van de medisch adviseur in twijfel trok. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak werd gedaan op 3 september 2014.