4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 19 augustus 2019 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een gewapende overval:
“Op 18 augustus 2019 was ik aan het werk in mijn restaurant, [restaurant] , in [woonplaats] . Ik zag drie zwart geklede mannen binnenkomen. Ik draaide mij om en zag dat er twee mannen over de balie heen sprongen. Ik zag meteen een lang mes van ongeveer 30 centimeter. (…) Ik zag ineens een man bij de glazen deur staan. Ik zag dat hij een vuurwapen in zijn hand had. Ik zag dat hij op mij richtte, maar ook door het restaurant heen naar alle andere personen die binnen waren. Volgens mij hoorde ik hem iets zeggen van: "op de grond, op de grond". (…) Er is ook geld uit de kassa gestolen. Dat is 850,00 euro.”
Op 19 augustus 2010 heeft getuige [getuige 2] het volgende verklaard over de gewapende overval:
“Toen ik terugliep naar de afhaalruimte hoorde ik geschreeuw. Ik hoorde iemand schreeuwen: "iedereen op de grond!". (…) Op dat moment zag ik dat een andere jongen met een pistool in zijn hand tussen de glazen deuren van de andere doorgang van het restaurant naar het afhaalgedeelte, verscheen. Ik zag dat de jongen met dat pistool richtte op de eigenaresse. (…) De zoon, die met zijn vader aan een tafeltje zat, was van zijn tafel opgestaan en was in de richting van die glazen deuren gelopen. Vermoedelijk wilde die zoon via die deur het restaurant verlaten. Dat kon niet omdat die jongen met het pistool in de doorgang stond en dat pistool ook op die zoon richtte. (…) Vanuit de positie die ik had kon ik ook de jongen met het mes achter de bar zien. Ik zag dat hij met het mes in mijn richting wees.”
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van het restaurant [restaurant] bekeken en daarover het volgende geverbaliseerd:
“Vanuit het restaurant gezien, komen uit de linker richting, een drietal personen hard aanrennen. Deze drie personen rennen achter elkaar het restaurant binnen. Deze drie personen hebben alle drie donkere sportkleding aan en dragen capuchons over hun
hoofd. Dader 1 heeft een masker voor zijn gezicht en heeft in zijn rechter hand een groot mes vast. Dader 1 zet zijn linker hand op de balie en springt soepel over de balie. Dader 1 draagt blauwe handschoenen. Dader 2 springt met zijn schoenen op de afhaalbalie. Dader 2 heeft een masker voor zijn gezicht en draagt om zijn handen blauwe handschoenen. Dader 2 is ook over de balie gesprongen. Dader 3 heeft een masker voor zijn gezicht en draagt om zijn handen blauwe handschoenen.
Dader 3 heeft in zijn linker hand een pistool vast en ondersteund met zijn rechter hand zijn linker hand. (…) Dader 1 rent achter de bar naar het einde van de bar. Dader 1 pakt vanaf de bar een wijnglas en gooit dit glas in de richting van de doorgang naar het restaurantgedeelte. (…) Dader 3 doet met zijn rechter hand een glazen toegangsdeur open en tegelijkertijd richt dader 3 met zijn linker hand een pistool richting het meisje. (…) Dader 3 richt zijn pistool in de richting van de jongeman. Dader 3 houdt zijn pistool in de richting van de aanwezigen in het restaurantgedeelte. De medewerkster loopt, half gebukt, in de richting van het achterste restaurantgedeelte waar het meisje naar toe was gerend. Halverwege stopt de medewerkster met lopen omdat dader 3 zijn pistool op de medewerkster richt. (…) Dader 1 gooit met zijn linkerhand een glas in de richting van de ober.
Nadat de overval plaats heeft gevonden heeft getuige [getuige 3] het volgende verklaard:
“Ik was gisteren op bezoek bij mijn schoonmoeder. Zij woont in de aanleunwoningen van [naam] , [adres] , [woonplaats] . Deze woningen hebben in het midden een hofje waar je via vier kanten in en uit kan lopen. (…) Het moet rond 20:55 uur ‘s avonds geweest zijn. Op een gegeven moment zag ik in de hoek een jongen het hofje in komen rennen. Ik zag dat de jongen schrok toen hij ons zag staan, direct stopte met rennen, omkeerde en terug rende in de richting waar hij vandaan kwam.”
Nadat de overval plaats heeft gevonden heeft getuige [getuige 4] het volgende verklaard:
"Ik heb 18 augustus rond 21:15 uur drie jongens voorbij zien rennen in het donker gekleed
en zij hadden blauwe handschoenen aan. (…) Ik zag dat twee jongens de straat tegenover mijn woning in renden. Dit is de [straat] . (…) Vervolgens zag ik dat die twee jongens een brandgang in renden. Dit is de brandgang naast [adres] . Na ongeveer vijf a tien minuten zag ik dat dezelfde jongens weer de brandgang uit kwamen lopen. Ik heb de blauwe handschoenen niet meer gezien.”
Naar aanleiding van de verklaringen van getuigen [getuige 3] en [getuige 4] heeft verbalisant [verbalisant 2] een stukje van een blauwe latex handschoen en twee paar blauwe latex handschoenen aangetroffen en hier het volgende over opgeschreven:
“Tevens was er een getuige die omstreeks 21:00 uur één jongen een hofje van de aanleunwoningen [naam] , aan de [straat] t.h.v. perceel [nummer] te [woonplaats] , op had zien rennen. Het hofje heeft 4 in- en uitgangen. Bij de ingang aan de zijde van de Sint Barbarakerk zagen wij in de tuin een deel van een blauwe handschoen liggen. Wij kregen de opdracht deze veilig te stellen in een papieren zak. (…) Tijdens het buurtonderzoek aan de Burg. Vd Weijerstraat trof ik een bewoner welke de avond van de overval omstreeks 21:15 uur drie jongens had zien rennen. Twee jongens renden een brandgang in naast de woning aan de [adres] . Wij zijn na deze verklaring de brandgang ingelopen en troffen in de struiken in de brandgang twee paar blauwe handschoenen aan. Ik zag dat deze handschoenen in een 'propje' bij elkaar tussen de bladeren zaten. Ik zag dat er verschil van kleur was aan de handschoenen. Eén paar was donkerder blauw. Deze miste ook een deel van de handschoen. Dit paar was los van elkaar. Het tweede paar had een iets lichtere kleur blauw. Deze twee handschoenen waren in elkaar
gevouwen. Alsof je één handschoen uitdoet, vasthoudt met de andere hand terwijl je de tweede handschoen uitdoet en de eerste hierin vast zit. Omdat de twee paar handschoenen bij elkaar in de struiken gestoken waren, heb ik beide paren in één papieren zak gedaan.”
Waarneming van de rechtbank:
Op pagina 67 van het dossier is te zien dat de handschoenen in de brandgang naast de woning aan de [adres] op enige hoogte zijn aangetroffen in een klimopstruik.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft forensisch onderzoek verricht naar sporen op het aangetroffen stukje handschoen en op de twee paar handschoenen:
“Onderzoek handschoen met SIN AANA1137NL
Ik zag dat het een stukje van een blauwkleurige latex handschoen betrof. Ik zag
dat het stukje bestond uit één vinger en deel van de handpalm- en handrugzijde. Ik
vermoedde dat de buitenzijde bij aantreffen de oorspronkelijke binnenzijde was aangezien
het topje naar binnen gekeerd was.
Onderzoek handschoenen met SIN AANA1138NL
Ik zag dat het vier blauwkleurige latex handschoenen betrof. Ik heb deze handschoenen handschoen 1, 2, 3 en 4 genoemd. Ik zag dat handschoen 1 en 2 bij aantreffen in elkaar gevouwen waren en beiden geelkleurige vlekken bevatten. Ik vermoedde dat van alle vier de handschoenen de buitenzijde bij aantreffen de oorspronkelijke binnenzijde was omdat de manchetten en vingertopjes naar binnen gekeerd waren.
Opmerking verbalisantOmdat ik vermoedde dat de buitenzijde bij aantreffen van alle handschoenen de
oorspronkelijke binnenzijde was, heb ik de buitenzijde bij aantreffen bemonsterd tijdens dit biologische vooronderzoek.
Veiliggestelde sporen
SIN AAMT3554NL
Relatie met SIN AANA1137NL
Plaats veiligstellen Handschoen aana1137nl: buitenzijde bij aantreffen.
SIN AAMT3555NL
Relatie met SIN AANA1137NL
Plaats veiligstellen Handschoen aanal137nl: binnenzijde bij aantreffen.
SIN AAMT3558NL
Relatie met SIN AANA1138NL
Plaats veiligstellen Handschoen aana1138nl: buitenzijde bij aantreffen hs3.
SIN AAMT3559NL
Relatie met SIN AANA1138NL
Plaats veiligstellen Handschoen aana1138nl: buitenzijde bij aantreffen hs4.”
Het NFI heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de veiliggestelde sporen aan de handschoenen:
SIN
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAMT3554NL#01
DNA-profiel van minimaal één persoon
Verdachte [verdachte]
Niet berekend
AAMT3559NL#01
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
- verdachte [verdachte]
- [medeverdachte 1]
Niet berekend vanwege overige resultaten.
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Bemonstering AAMT3558NL#01
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van verdachte [verdachte] RABM4245NL en DNA-mengprofiel AMT3558NL#0l
zijn de volgende aannames gedaan: bemonstering AAMT3558NL#01 bevat DNA van drie personen; de personen in dit mengsel zijn niet verwant. Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en twee
willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAMT3558NL#01 is meer dan 1 miljard keer
waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.”
Getuige [getuige 1] heeft het volgende verklaard:
“Op 16 augustus 2019, omstreeks 19.00 uur, bevond ik mij in de supermarkt Albert Heyn te Bunnik gelegen aan de van Hardenbroeklaan. Ik zag toen in de winkel drie jongemannen lopen. Ze vielen mij op omdat ze nogal stoer deden en liepen. Eén van die jongens herkende ik. Dit was de oudste zoon van de familie [familie] , welke woont aan het [adres] te [woonplaats] . Jongen 2: één van die andere jongens had een rood/rossig baardje. Geen snor. Ik denk dat de baard ongeveer 2 á 3 cm lang was. Het was een blanke jongen, leeftijd ongeveer 18/19 jaar. Op zondagavond 18 augustus 2019, omstreeks 21.05 uur, reed ik in mijn auto over de Burgemeester Weijersstraat richting de Stationsweg. Ik zag toen dat er drie personen over de Burgemeester van de Weijersstraat renden. Eén van de jongens had geen capuchon op en zodoende kon ik zijn gezicht zien. Ik zag dat deze dezelfde jongen was, degene met het rood/rossige baardje, welke ik de vrijdagavond daarvoor had gezien in de Albert Heyn samen met de oudste zoon van de familie [familie] .”
Verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Het klopt dat ik op die foto’s van de Albert Heijn sta. Ik doe daar vaak boodschappen.”
Getuige [getuige 1] heeft zijn herkenning van verdachte bevestigd tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris en het volgende verklaard:
“Als ik het dossier goed lees dan reed u in de auto toen u die drie jongens zag, klopt dat?
Ja, ik reed op de Burgemeester van der Weijerstraat.
U gaf aan dat u een jongen herkende. Hoe zeker was u daarvan?
Heel zeker. Ik had hem de dagen ervoor ook gezien.
Waar herkende u hem aan?
Aan zijn ringbaardje.
Was er nog iets anders dan het ringbaardje waardoor u hem herkende?
Ja, aan zijn gezicht.”
Bewijsoverweging
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte één van de drie daders is die de overval op 18 augustus 2018 op het restaurant [restaurant] hebben gepleegd.
Uit onderzoek van het aangetroffen DNA-materiaal op de (delen van de) handschoenen blijkt dat het DNA-materiaal afkomstig kan zijn van verdachte (alsmede van de medeverdachte [medeverdachte 1] ). De hypothese dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee
willekeurige onbekende personen, is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan de hypothese dat het DNA afkomstig is van drie willekeurige personen. Op zich betekent dit gegeven niet zonder meer – zoals ook de raadsman naar voren heeft gebracht – dat het verdachte moet zijn geweest die betrokken was bij het plegen van de overval, mede gelet op het feit handschoenen op zichzelf verplaatsbare objecten zijn. Voor de bewijswaarde hiervan is mede bepalend wat de aard van het spoor is, op welke specifieke plaats het spoor is aangetroffen en of aangenomen moet worden dat het spoor daar door de dader is achtergelaten.
Op de camerabeelden van de overval heeft de politie gezien dat alle drie de daders tijdens de overval in het restaurant blauwe handschoenen droegen. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij een jongen, gekleed in het zwart, het hofje waar hij zicht op had in zag rennen. Dit hofje was onderdeel van de vluchtroute die later door de politie op basis van meerdere getuigenverklaringen is gereconstrueerd. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij twee jongens, eveneens gekleed in het zwart, een brandgang in zag rennen
metblauwe latex handschoenen aan en hij vijf á tien minuten later dezelfde jongens de brandgang uit zag rennen
zonderhandschoenen aan. Op aanwijzingen van deze getuigenverklaringen treft de politie in het hofje een stukje van een blauwe latex handschoen aan en in de brandgang twee paar handschoenen. Deze handschoenen worden in een prop, op enige hoogte, weggestopt in een klimopstruik door de politie gevonden. Gelet op de bevindingen van de politie, neemt de rechtbank aan dat de handschoenen binnenstebuiten zijn aangetroffen in de brandgang. De buitenzijde van de handschoenen was dus de oorspronkelijke binnenzijde van de handschoenen. Deze (oorspronkelijke) binnenzijde is bemonsterd en daarop is een DNA-mengprofiel aangetroffen waarvan van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] donor kunnen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de specifieke plaats en wijze van aantreffen van de (delen van de) handschoenen in combinatie met het feit dat alle drie de overvallers blauwe handschoenen droegen, maakt dat – hoewel het hier gaat om een verplaatsbaar object – deze sporen in dit geval als dadersporen worden aangemerkt.
Bovenstaande dient in samenhang te worden bezien met de herkenning van getuige [getuige 1] , die verdachte in het zwart gekleed, kort na het tijdstip van de overval heeft zien rennen op de gereconstrueerde vluchtroute. De rechtbank ziet in de wijze noch de inhoud van de verklaring aanleiding om deze onbetrouwbaar te achten en uit te sluiten van het bewijs. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] – die heeft bekend - de overval heeft gepleegd.