ECLI:NL:GHAMS:2014:4850

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
24 november 2014
Zaaknummer
23-000124-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen en vrijspraak van meerdere feiten in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Groot-Brittannië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder gewoontewitwassen, het in bezit hebben van een vervalst paspoort, en het voorhanden hebben van wapens en verdovende middelen. De tenlastelegging omvatte onder andere het verwerven en voorhanden hebben van aanzienlijke geldbedragen, het gebruik maken van een vals Iers paspoort, en het bezit van wapens en drugs. Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 november 2014 heeft de verdediging vrijspraak bepleit voor de meeste ten laste gelegde feiten, met een alternatieve verklaring dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de betrokken voorwerpen in de woningen. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte als niet ongeloofwaardig beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de alternatieve scenario's niet weerlegd konden worden door het bewijs. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard voor de meeste feiten, en heeft hem vrijgesproken van de feiten 3 tot en met 7. Wel is bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen en het in bezit hebben van een vervalst paspoort. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft ook beslist dat de in beslag genomen voorwerpen onttrokken worden aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

parketnummer: 23-000124-14
datum uitspraak: 21 november 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-728079-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedag] 1986,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 oktober 2012 tot en met 19 september 2013, te Amsterdam/Amsterdam Noord en/of Den Haag/Scheveningen en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, een of meer geldbedrag(en), in elk geval een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 50.050,-, in elk geval enig geldbedrag, te weten
- een (totaal)bedrag van (ongeveer) EUR 10.000,-, in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 1] Den Haag/Scheveningen en/of
- een (totaal)bedrag van (ongeveer) EUR 22.100,-, in elk gevel enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 2] te Amstelveen en/of
- een (totaal)bedrag van (ongeveer) EUR 2.250,-, in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 3] te Amsterdam en/of
- een (totaal)bedrag van (ongeveer) EUR 15.700,-, in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 4] te Amsterdam Noord,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer geldbedrag(en), in elk geval een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR 50.050,-, in elk geval enig geldbedrag, te weten
- een (totaal)bedrag van (ongeveer) EUR 10.000,-, in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 1] Den Haag/Scheveningen en/of
- een (totaal)bedrag van (ongeveer) EUR 22.100,-, in elk gevel enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 2] te Amstelveen en/of
- een (totaal)bedrag van (ongeveer) EUR 2.250,-, in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 3] te Amsterdam en/of
- een (totaal)bedrag van (ongeveer) EUR 15.700,-, in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 4] te Amsterdam Noord,
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 maart 2013 tot en met 19 september 2013 te Amsterdam/Amsterdam Noord en/of Den Haag/Scheveningen en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, in het bezit was van een Iers paspoort op naam van [naam 1] met paspoortnummer [nummer], in elk geval van een reisdocument, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het vals of vervalst was, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemd origineel Iers paspoort de foto van verdachte geplaatst is;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 maart 2013 tot en met 19 september 2013 te Amsterdam/Amsterdam Noord en/of Den Haag/Scheveningen en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een Iers paspoort op naam van [naam 1] met paspoortnummer [nummer], welk gebruik hierin bestond dat verdachte voornoemd Iers paspoort bij een controle door de politie en een aanhouding heeft getoond en/of voornoemd Iers paspoort gebruikt heeft om een of meer huurovereenkomst(en) betreffende een of meer woning(en) ([adres 2] te Amstelveen en/of [adres 1] Den Haag/Scheveningen en/of [adres 3] te Amsterdam en/of [adres 4] te Amsterdam Noord) aan te gaan;
3.
hij op of omstreeks 19 september 2013 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten vier pistolen (tweemaal Zastava CZ99 (9mm para/9mm luger) en/of tweemaal Zastava CZ99 Compact 9x19 (9mm para/9mm luger)) en/of zeven, in elk geval een of meer, patroonmagazijn(en) en/of een pistool (Walther P22 .22 lr; voor onmiddellijk gebruik gereed (geladen en de hamer in de achterste stand)), in elk geval een of meer wapen(s), en/of munitie van categorie III, te weten zeven patronen (9x19 volmantel rondneus 9mm para FNB) en/of negenenveertig patronen (9x19 volmantel rondneus 9mm para FNB) en/of tien patronen (7.22 lr loden projectiel C), in elk geval een of meer patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 19 september 2013 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 116 gram (zakje) heroïne en/of 4940 gram (vijf blokken/plakken) heroïne en/of 500 gram (pak) heroïne en/of 3,71 gram (zakje) heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, en/of (ongeveer) 3,3 gram (zakje) MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 19 september 2013 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen een metalen pers en/of een grote hoeveelheid (gebruikte) latex-handschoenen en/of verpakkingsmateriaal en/of een weegschaal en/of een vacuümapparaat en/of bruine rollen tape, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
6.
hij op of omstreeks 19 september 2013 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 904 gram (doosje met negen plakken) hasjiesj en/of 13,9 gram (zakje) hasjiesj en/of 1,36 gram (brokjes) hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish) en/of (ongeveer) 0,81 gram (zakje) hennep, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
7.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 augustus 2013 tot en met 19 september 2013 te Amsterdam en/of Den Haag/Scheveningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een werkgeversverklaring van [bedrijf], - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte in strijd met de waarheid voornoemde werkgeversverklaring ingevuld/laten invullen (datum indiensttreding en/of datum einde arbeidsovereenkomst en/of salarisbedrag per jaar en/of vakantietoeslag) en/of (vervolgens) voornoemde werkgeversverklaring van ondertekend heeft namens werkgever [bedrijf], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 augustus 2013 tot en met 19 september 2013 te Amsterdam en/of Den Haag/Scheveningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring van [bedrijf], - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met voornoemde werkgeversverklaring een huurovereenkomst van een woning ([adres 1] Den Haag) is aangegaan en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemde werkgeversverklaring in strijd met de waarheid is ingevuld (datum indiensttreding en/of datum einde arbeidsovereenkomst en/of salarisbedrag per jaar en/of vakantietoeslag) en/of niet door de juiste persoon ondertekend is.
In de tenlastelegging is steeds opgenomen [adres 2] te Amstelveen. Uit het dossier blijkt zonder meer dat het de [adres 2] te Amsterdam betreft. Het hof zal dit verbeterd lezen. Voor zover in de tenlastelegging nog andere taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank en verdachte van een aantal ten laste gelegde feiten zal vrijspreken.

Vrijspraak

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het onder feit 3 tot en met feit 7 ten laste gelegde. Daartoe heeft de verdediging ten aanzien van het onder feit 3 tot en met feit 6 ten laste gelegde een alternatief scenario geschetst. Dit alternatieve scenario komt er - kort weergegeven - op neer dat zowel de wapens en munitie, de verdovende middelen als de aangetroffen voorwerpen en materialen om een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet voor te bereiden van [medeverdachte] waren en dat de verdachte niets zou hebben geweten van de aanwezigheid van de desbetreffende voorwerpen in de woningen. Het alternatieve scenario zou zowel blijken uit de door de medeverdachte [medeverdachte] bij de raadsheer-commissaris als getuige afgelegde verklaring als de verklaring van verdachte zelf. Ten aanzien van feit 7 is aangevoerd dat al zou verdachte de werkgeversverklaring al hebben ondertekend, hij niet heeft geweten wat hij ondertekende. De verdachte was in de veronderstelling dat hij stukken ondertekende die betrekking hadden op de borg.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario ter zijde kan worden geschoven, nu de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] als ongeloofwaardig kunnen worden aangemerkt. Pas in hoger beroep na het veroordelend vonnis heeft de verdachte een verklaring afgelegd. Verdachte heeft hierdoor de kans gehad om zijn verklaring op het dossier af te stemmen. De omstandigheid dat verdachtes verklaring wordt ondersteund door de bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van [medeverdachte] doet hier niet aan af. Verdachte en [medeverdachte] zouden voldoende tijd hebben gehad om de verklaringen op elkaar af te stemmen.
Het hof overweegt het volgende.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep de omstandigheden geschetst waardoor de verdachte pas in hoger beroep een verklaring heeft afgelegd. Uit het verhandelde ter terechtzitting zijn geen concrete aanwijzingen gebleken dat verdachte en [medeverdachte] de door hen afgelegde verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Gelet op deze omstandigheden is het hof anders dan de advocaat-generaal van oordeel dat de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] niet zonder meer als ongeloofwaardig ter zijde kunnen worden geschoven.
In het geval dat een verklaring van een verdachte niet zonder meer als ongeloofwaardig ter zijde kan worden geschoven, dient als uitgangspunt te gelden dat de alternatieve gang van zaken zal moeten worden weerlegd. Dat kan geschieden door opneming van bewijsmiddelen of vermelding, al dan niet in een nadere bewijsoverweging, van aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden die de alternatieve lezing van verdachte uitsluiten.
Het hof overweegt hieromtrent dat de voorhanden zijnde bewijsmiddelen het geschetste alternatieve scenario niet uitsluiten. Zo hebben verdachte en [medeverdachte] een verklaring afgelegd omtrent de aanwezigheid van verdachte bij de woningen aan de [adres 2] te Amsterdam en de [adres 5] te Amstelveen alsmede over het feit dat verdachtes vingerafdruk is aangetroffen op een wapen en verpakkingsmateriaal. Deze verklaringen worden niet weerlegd door het voorhanden zijnde dossier.
Ten aanzien van feit 7 is het hof van oordeel dat nu de werkgeversverklaring in het Nederlands is opgesteld door [naam 2] en uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet kan worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van de inhoud van de werkgeversverklaring, niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte dan wel gebruikmaking van een vals geschrift.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte onder 3, 4, 5, 6 en 7 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 3 oktober 2012 tot en met 19 september 2013 te Amsterdam geldbedragen van in totaal EUR 40.050,-, te weten
- EUR 22.100,- met betrekking tot de [adres 2] te Amsterdam
- EUR 2.250,- met betrekking tot de [adres 3] te Amsterdam
- EUR 15.700,- met betrekking tot de [adres 4] te Amsterdam,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in de periode van 6 maart 2013 tot en met 19 september 2013 te Amsterdam en Den Haag in het bezit was van een Iers paspoort op naam van [naam 1] met paspoortnummer [nummer], waarvan verdachte wist dat het vervalst was, bestaande die vervalsing hierin dat op voornoemd origineel Iers paspoort de foto van verdachte geplaatst is
en
hij in de periode van 6 maart 2013 tot en met 19 september 2013 te Amsterdam en Den Haag opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een Iers paspoort op naam van [naam 1] met paspoortnummer [nummer], welk gebruik hierin bestond dat verdachte voornoemd Iers paspoort bij een controle door de politie en een aanhouding heeft getoond en voornoemd Iers paspoort gebruikt heeft om een of meer huurovereenkomsten betreffende woningen ([adres 2] te Amsterdam, [adres 1] Den Haag, [adres 3] te Amsterdam en [adres 4] te Amsterdam) aan te gaan.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bespreking van de gevoerde verweren

De verdediging heeft bepleit dat verdachte deels van het onder feit 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat het geldbedrag met betrekking tot de [adres 1] Den Haag afkomstig zou zijn uit de verkoop van tickets voor evenementen aan Engelse kennissen en het regelen van onderdak voor deze kennissen. Het geldbedrag met betrekking tot de [adres 4] te Amsterdam zou verdachte gespaard hebben in Engeland. Voorts heeft de verdediging bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het gewoontewissen. Verdachte fungeerde slechts als doorgeefluik met betrekking tot de geldbedragen. Alleen het schuldwitwassen kan bewezen worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof is met de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het geldbedrag met betrekking tot de [adres 1] Den Haag. Verdachte heeft een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken herkomst van het geldbedrag genoemd, welke verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte].
Voor het overige wordt het verweer van de verdediging verworpen.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij het geldbedrag om de borg en de huurpenningen te betalen voor de woning aan de [adres 2] te Amsterdam van zijn oom, [medeverdachte], zou hebben gekregen. [medeverdachte] heeft als getuige bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij aan verdachte de huurpenningen zou hebben verschaft voor de woning aan de [adres 2] te Amsterdam. [medeverdachte] had het geldbedrag gekregen van een bron om de huur van de woning te kunnen betalen, zodat er een alternatief adres beschikbaar was als dat nodig zou zijn. Deze mannen zouden ook de huur van de woning van [medeverdachte] zelf betalen, zodat hij daar kon wonen en de drugs veilig zouden zijn.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij het geldbedrag om de borg en de huurpenningen met betrekking tot de [adres 4] te Amsterdam gespaard zou hebben in Engeland. Dit geld zou verdachte hebben bewaard bij vrienden bij wie hij logeerde alvorens hij de woning aan de [adres 4] te Amsterdam huurde. Het hof acht deze verklaring onaannemelijk. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van het spaargeld en heeft de namen van de vrienden bij wie hij zou hebben gelogeerd en het spaargeld zou hebben bewaard niet genoemd. Verdachte heeft geen enkel handvat aangereikt om zijn verklaring op enige wijze te kunnen verifiëren. Voorts acht het hof het onwaarschijnlijk dat verdachte een bedrag van een dergelijke omvang contant zou hebben bewaard in plaats van het bedrag op een bankrekening te storten. Een aannemelijke verklaring van verdachte ten aanzien van het op deze wijze bewaren van het geld is niet door verdachte gegeven.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is het hof gebleken dat verdachte de borg en de huurpenningen heeft betaald voor de woningen aan de [adres 2] te Amsterdam, [adres 3] te Amsterdam en de [adres 4] te Amsterdam. Gelet op zowel de omstandigheid dat verdachte geen inzicht heeft gegeven in de herkomst van het geld als de verklaring van [medeverdachte], is het hof van oordeel dat verdachte wist dat de geldbedragen geen legale herkomst hadden en derhalve uit enig misdrijf afkomstig waren.
Het hof is anders dan de verdediging van oordeel dat sprake is geweest van gewoontewitwassen nu verdachte herhaaldelijk de borg en de huurpenningen heeft betaald door het overdragen van geldbedragen die afkomstig waren uit enig misdrijf.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet, dat het vervalst is
en
opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder feit 1 tot en met feit 7 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 55 maanden met aftrek van het voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen en het in bezit hebben en gebruik maken van een vervalst paspoort. Verdachte heeft door zich schuldig te maken aan gewoontewitwassen eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Dit vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Daarnaast heeft verdachte door het gebruik maken van een vervalst paspoort het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer moeten kunnen stellen aan de juistheid van bepaalde documenten en geschriften geschaad. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij zich kennelijk om de voorgaande gevolgen niet heeft bekommerd en blijkbaar slechts heeft gehandeld uit eigen gewin.
Het hof heeft ten aanzien van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de LOVS-richtlijnen en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 28 oktober 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor een poging tot witwassen.
Nu het hof verdachte vrijspreekt voor het onder feit 3 tot en met feit 7 ten laste gelegde, zal het hof tot een aanzienlijke lagere strafoplegging komen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een straf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de hierna in het dictum genoemde in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, toebehorende aan de verdachte, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan verdachte werd verdacht aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 57, 231 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Wapen, Zavasta CZ99, item 4607781
- Wapen, Zavasta CZ99, item 4607788
- Wapen, Zavasta CZ99 Compact, item 4607785
- Wapen, Zavasta CZ99 Compact, item 4607787
- Wapen, Walther P22, item 4607588
- Munitie, 7 stuks, item 4607798
- Munitie, 49 stuks, item 4607807
- Munitie, 10 stuks, item 4607596.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, mr. W.H. van Benthem en mr. G.H. van Asperen, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Spooren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2014.
mr. W.H. van Benthem en mr. G.H. van Asperen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[........]
.