ECLI:NL:GHARL:2015:8980

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
21-006023-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs voor (pin)diefstallen en deelneming aan criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van meerdere (pin)diefstallen en deelneming aan een criminele organisatie. Het hof heeft vastgesteld dat het bewijs voor de tenlastegelegde feiten uitsluitend was gebaseerd op herkenningen door verbalisanten aan de hand van camerabeelden. Het hof oordeelt dat de kwaliteit van deze beelden onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De afdrukken van de camerabeelden waren vaak onscherp en toonden niet voldoende onderscheidende persoonskenmerken van de verdachte. Hierdoor was het hof niet overtuigd van de betrouwbaarheid van de herkenningen.

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat er geen concrete aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte bij de vermeende criminele organisatie. De advocaat-generaal had gesteld dat de verdachte wel degelijk betrokken was, maar het hof vond dat er onvoldoende bewijs was om deze bewering te ondersteunen. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn eveneens afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. De uitspraak van het hof is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006023-14
Uitspraak d.d.: 26 oktober 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 oktober 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-910000-14 en 08-900004-12, 08-910029-14, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [1988] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 maart 2015, 12 oktober 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J. Michels, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.
Ten aanzien van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep stelt het hof vast dat de officier van justitie geen grieven heeft ingediend tegen de vrijspraak van verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Het hof zal de officier van justitie daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.
De verdediging heeft het hof verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep voor wat betreft het onder 9 ten laste gelegde. Blijkens de appelakte van de officier van justitie van 16 oktober 2014 richt het hoger beroep zich tegen het eindvonnis van 3 oktober 2014. Op de appelakte staat enkel het parketnummer 08/900004-12 vermeld. Feit 9 betreft echter het onder parketnummer 08/910029-14 onder 1 ten laste gelegde. Bij akte van 22 oktober 2014, dus nadat de appeltermijn van 14 dagen was verstreken, heeft de officier van justitie de akte nogmaals laten opmaken, ditmaal met parketnummer 08/910000-14. De griffier heeft hieronder met de hand bij geschreven dat het hoger beroep ook was ingesteld tegen de gevoegde parketnummers, te weten 08/900004-12 en 08/910029-14. Gelet op de verstreken appeltermijn is deze akte echter niet relevant.
Het hof is van oordeel dat uit de appelakte, die inhoudt dat beroep wordt ingesteld tegen "het eindvonnis d.d. 3 oktober 2014", bezwaarlijk anders kan volgen dan dat het hoger beroep onbeperkt is ingesteld. Gelet op de inhoud van deze akte en in aanmerking genomen dat de rechtbank op de terechtzitting in eerste aanleg van 10 juni 2014 de voeging heeft bevolen van de zaken met de parketnummers 08/910000-14 en 08/910029-14 en de feiten heeft doorgenummerd als ware zij tenlastegelegd op één dagvaarding, berust de vermelding in de aanhef van de akte van (enkel) het parketnummer 08/900004-12 op een kennelijke vergissing (zie HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:710).

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
2:hij op een of meer verschillende tijdstippen op of omstreeks 13 juni 2011 (omstreeks 21.29 uur en/of 21.32 uur) in de gemeente Deventer, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) uit een of meer geldautoma(a)t(en) heeft weggenomen een of meer geldbedragen van 700,-- euro en/of 550 euro, althans (telkens) enig geldbedrag(en), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3:hij in of omstreeks 1 januari 2011 tot en met 22 augustus 2013 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande onder meer uit [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] en/of [mededader 4] en/of [mededader 5] en/of [mededader 6] en/of [mededader 7] en/of een meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- gekwalificeerde diefstallen zoals bedoeld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, en/of
- gewoontewitwassen en/of witwassen zoals bedoeld in (de) artikel(en) 420ter en/of 420 bis van het Wetboek van Strafrecht;
4:hij op of omstreeks 12 augustus 2013 in de gemeente 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis en/of een horloge en/of een armband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
5:hij op een of meer verschillende tijdstippen of omstreeks 16 november 2013 in de gemeente Amsterdam, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer pinautoma(a)t(ten) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) van 100 euro en/of 500 euro en/of 320 euro, in elk geval (telkens) enig geldbedrag, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
6:hij op of omstreeks 6 september 2013 in de gemeente Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 250 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
7:hij op of omstreeks 19 oktober 2013 in de gemeente Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1.500 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
8:hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 september 2013 tot en met 20 september 2013 (telkens) in de gemeente 's-Gravenhage (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer pinautoma(a)t(en) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) van (telkens) 1.000 euro, in elk geval (telkens) enig geldbedrag, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
9:hij op of omstreeks 30 december 2013 in de gemeente Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat (Rabobank) heeft weggenomen een bedrag van 250 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
10:hij op of omstreeks 30 december 2013 in de gemeente Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat (ABN AMRO) heeft weggenomen een bedrag van 250 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verzoeken verdediging

De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof verzocht om aanhouding van de zaak teneinde een kopie van de daadwerkelijke camerabeelden te ontvangen, alsmede om [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] als getuigen te horen.
Het hof zal, toetsend aan het noodzaakcriterium, de verzoeken afwijzen. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting medegedeeld dat de gevraagde camerabeelden niet meer beschikbaar zijn en, gelet op de hierna te nemen beslissing, acht het hof het horen van de gevraagde getuigen niet noodzakelijk.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Diefstallen (feiten 2, 4 t/m 10)
In de periode van 13 juni 2011 tot en met 30 december 2013 is van oudere mensen de pinpas ontvreemd en vervolgens de pincode ontfutseld door middel van een babbeltruc. Vervolgens zijn van de bankrekeningen van de aangevers verschillende geldbedragen opgenomen. Voorts is tenlastegelegd de diefstal van een kluis met daarin een armband en horloge (feit 4). Van deze diefstal en het merendeel van de pintransacties zijn camerabeelden beschikbaar. Verschillende verbalisanten, waaronder verbalisanten van het onderzoeksteam Ginaf die verdachte in het kader van dit onderzoek hebben verhoord, hebben vervolgens verdachte herkend aan de hand van deze camerabeelden of de daarvan gemaakte afdrukken. Verdachte ontkent dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bij de politie en ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij zich niet herkent op de verschillende afdrukken van de camerabeelden.
Het hof stelt vast dat het bewijs, dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, uitsluitend is gebaseerd op de door de verbalisanten gerelateerde herkenningen van verdachte. Het hof stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer indien deze herkenningen het enige bewijsmiddel zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij de ten laste gelegde feiten kunnen aantonen. Er bestaat bij het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de oprechtheid van de verbalisanten, die hebben verklaard op de afdrukken van de camerabeelden verdachte te herkennen. Bij de beoordeling van het bewijs is echter van doorslaggevend belang of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van (camera)afbeeldingen is onder meer van belang in hoeverre op deze afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Of hiervan sprake is hangt onder meer af van de kwaliteit van de afbeeldingen en de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken op die afbeeldingen. Daarnaast is ook van belang onder welke omstandigheden en met welke frequentie de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien.
Het hof beschikt zelf niet over de veiliggestelde camerabeelden, maar slechts over afdrukken hiervan. Een groot aantal van deze afdrukken is onscherp. Ook is vaak maar een beperkt gedeelte van het gezicht van de persoon in kwestie zichtbaar, omdat de persoon op de afdrukken zijn gezicht gedeeltelijk met zijn hand bedekt en/of kleding draagt die zijn gezicht gedeeltelijk verhult. Hierdoor wordt herkenning bemoeilijkt. De eigen waarneming van het hof is dat in enkele gevallen de persoon die zichtbaar is op de afdrukken gelijkenissen vertoont met het uiterlijk van verdachte weergegeven op de politiefoto, maar dat op de afdrukken een specifiek onderscheidend persoonskenmerk dat de verbalisanten noemen, het litteken op de neus, niet duidelijk als zodanig zichtbaar is. Derhalve is niet met zekerheid vast te stellen dat het ook (telkens) daadwerkelijk verdachte betreft. Het voorgaande maakt dat de door de verbalisanten gedane herkenningen het hof in onvoldoende mate overtuigen.
In dit verband verdient vermelding het door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde proces-verbaal van herkenning van verbalisant [verbalisant] van 7 juli 2014. In dit proces-verbaal wordt iemand anders dan verdachte, namelijk zijn broer [broer verdachte] , door verbalisant [verbalisant] herkend op camerabeelden waarop de pleger van de onder 8 ten laste gelegde pindiefstal staat afgebeeld. Gelet op het voorgaande het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Criminele organisatie (feit 3)
De advocaat-generaal heeft gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging heeft gesteld dat de door de rechtbank genoemde redengevende feiten en omstandigheden om tot een bewezenverklaring te komen ten aanzien van de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie feitelijk geen betrekking hebben op verdachte.
Het dossier bevat feitelijk geen bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de criminele organisatie kan worden afgeleid. Zelfs indien het hof tot een bewezenverklaring komt ten aanzien van de pindiefstallen, kan dit niet worden gekwalificeerd als deelneming aan de criminele organisatie.
Het hof merkt vooraleerst op dat voor het aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht deelnemen in de zin van die bepaling de navolgende componenten van belang zijn.
Onder een criminele organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een zekere duurzaamheid en structuur, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij hoeft het plegen van misdrijven niet de enige of voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn. Een zeker bestendigheid is vereist, maar het gaat niet zover dat vereist is dat de samenstelling van het samenwerkingsverband telkens dezelfde is. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Als bewijs voor het bestaan van het oogmerk van de organisatie kunnen (mede) dienen de misdrijven die zijn gepleegd en het duurzaam en/of gestructureerde karakter van de samenwerking.
Volgens bestendige rechtspraak is van deelneming aan een criminele organisatie sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van een organisatie. Ten aanzien van de rol van een betrokkene geldt voorts dat een betrokkene in zijn algemeenheid moet weten, in de zin van voorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Een betrokkene hoeft echter niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven.
Voor een familieverband geldt in het algemeen dat zijn sociale structuur en de verhoudingen tussen de leden onderling, op een aantal punten overeenkomsten vertonen met de hierboven genoemde, in eerdere jurisprudentie strafrechtelijk relevant beoordeelde, aspecten van een organisatie. Dit betekent echter niet dat om die reden reeds sprake is van een criminele organisatie indien meerdere leden van een familie tezamen misdrijven plegen
Nu het hof verdachte zal vrijspreken van de hem tenlastegelegde (pin)diefstallen en het dossier geen
concreteaanwijzingen bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij de vermeende criminele organisatie, in het bijzonder dat verdachte een aandeel heeft in, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, zal het hof verdachte vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.272,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 162,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 157,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 6 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 t/m 10 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. J.W. Rijkers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.M. van der Waerden, griffier,
en op 26 oktober 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Ficq is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.