ECLI:NL:RBMNE:2020:3373
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AOW-pensioen met terugwerkende kracht en de voorwaarden voor bijzondere gevallen
In deze zaak heeft eiser op 9 september 2019 een aanvraag ingediend voor een AOW-pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), met het verzoek om deze aanvraag met terugwerkende kracht goed te keuren vanaf 7 juni 2016. Het primaire besluit van de Sociale Verzekeringsbank, gedateerd 5 november 2019, kende eiser een AOW-pensioen toe met ingang van 1 september 2018, met terugwerkende kracht van maximaal één jaar. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, wat door de Sociale Verzekeringsbank op 24 januari 2020 ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft op 25 augustus 2020 geoordeeld dat de Sociale Verzekeringsbank terecht geen verdergaande terugwerkende kracht heeft toegekend. De rechtbank overwoog dat de AOW-wetgeving bepaalt dat een AOW-pensioen niet eerder kan ingaan dan een jaar voor de aanvraagdatum, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Eiser stelde dat hij door zijn zwervende bestaan en onbekendheid met zijn rechten niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen en dat zijn situatie niet voldeed aan de criteria voor een bijzonder geval. De rechtbank concludeerde dat eiser in staat had moeten zijn om tijdig een aanvraag in te dienen met hulp van derden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.