ECLI:NL:RBMNE:2020:3029
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep van werkgever tegen ZW-uitkering werknemer en vaststelling eerste arbeidsongeschiktheidsdag
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een Ziektewet (ZW)-uitkering aan een werknemer. De werkgever, die eigenrisicodrager is voor de ZW, betwistte de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van de werknemer, die door het UWV was vastgesteld op 3 juli 2017. De werkgever stelde dat de werknemer al eerder, namelijk op 12 juni 2017, arbeidsongeschikt was, en dat de werkhervatting bij de werkgever een mislukte werkhervatting was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de werknemer al vóór de indiensttreding op 14 juni 2017 arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het aan de werkgever is om aannemelijk te maken dat de werknemer al voor de indiensttreding arbeidsongeschikt was, en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht heeft geconcludeerd dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 3 juli 2017 ligt. De rechtbank verklaarde het beroep van de werkgever ongegrond en bevestigde de beslissing van het UWV om de werknemer per 12 juni 2017 in aanmerking te brengen voor een ZW-uitkering. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.