ECLI:NL:RBMNE:2020:3011
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand in verband met middelen uit boedelscheiding en onjuiste berekening van schulden
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser, die sinds 11 juni 2014 bijstand ontving, werd geconfronteerd met een terugvordering van bijstandsuitkeringen ter hoogte van € 51.271,50, gebaseerd op de Participatiewet. Deze terugvordering was het gevolg van een boedelscheiding waarbij eiser op 17 oktober 2018 een bedrag van € 70.683,67 ontving. De gemeente had het terugvorderingsbedrag bijgesteld naar € 50.918,78 na het ongegrond verklaren van het bezwaar van eiser.
Eiser voerde aan dat de gemeente de terugvordering onjuist had berekend, omdat er geen rekening was gehouden met zijn schulden aan twee leningen, en dat de vrij te laten vermogensgrens niet correct was toegepast. De rechtbank oordeelde dat de gemeente inderdaad de leningen had moeten meenemen in de berekening van het vermogen van eiser en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de vrij te laten vermogensgrens. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak.
De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet verplicht was om terug te vorderen, maar dat dit wel mogelijk was. Eiser kreeg het door hem betaalde griffierecht vergoed en de proceskosten werden vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak werd gedaan in het kader van bestuursrecht en socialezekerheidsrecht.