ECLI:NL:RBMNE:2020:2428
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om inkomen vader buiten beschouwing te laten bij vaststelling aanvullende beurs
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs. Eiseres had verzocht om het inkomen van haar vader buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de aanvullende beurs op grond van artikel 3.14 van de Wet Studiefinanciering 2000. Dit verzoek werd afgewezen door de verweerder, die stelde dat er geen sprake was van een ernstig en structureel conflict tussen eiseres en haar vader, zoals vereist voor loskoppeling van het ouderlijk inkomen.
Eiseres voerde aan dat zij sinds de scheiding van haar ouders geen contact meer heeft met haar vader en dat hij haar jarenlang heeft vernederd en verwaarloosd, wat zij als geestelijke mishandeling beschouwde. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden niet voldeden aan de strenge eisen die de rechtspraak stelt voor de kwalificatie van een ernstig en structureel conflict. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het verzoek door de verweerder in redelijkheid was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de verweerder om het inkomen van de vader van eiseres mee te tellen bij de berekening van de aanvullende beurs in stand blijft. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.