14.5Nu niet meer in geschil is dat eiser het bedrag van € 9.747,56 ten onrechte heeft gedeclareerd, staat de terugvordering hiervan tussen partijen niet meer ter discussie. Dat betekent dat de rechtbank alleen nog een oordeel moet geven over de terugvordering die na terugbetaling van het ten onrechte gedeclareerde bedrag van € 9.747,56 resteert. Dit betreft een bedrag van € 20,761,57. Dit bedrag bestaat uit de maandelijkse declaraties voor begeleiding van [A] .
15. Verweerder baseert de terugvordering - samengevat weergegeven - op het volgende. Eiser is de overeengekomen verplichtingen uit de zorgovereenkomsten niet nagekomen omdat [handelsnaam] geen zorg of begeleiding heeft verleend. In de zorgovereenkomsten wordt alleen over [naam organisatie] gesproken als zorgverlener, de begeleiding zou door [naam organisatie] worden uitgevoerd. [handelsnaam] heeft geen melding gedaan van onderaanbesteding en [handelsnaam] heeft ook geen vergoeding betaald aan [naam organisatie] of aan zorgverlener [B] voor geleverde diensten. Op geen enkel moment is gebleken dat [handelsnaam] de ondersteuning zou gaan bieden. Daarmee hebben eiser en [A] niet voldaan aan de informatieplicht. Dit is willens en wetens geweest, aangezien er al twee zorgovereenkomsten waren en een onderlinge machtiging. Door het achterhouden van deze informatie is verweerder niet in de gelegenheid geweest om op basis van de juiste informatie onderzoek te doen naar de pgb vaardigheid van [A] , de werkelijk motivatie om pgb te wensen en de inkoop van kwalitatief goede ondersteuning. Deze constructie zou niet de instemming hebben gekregen van verweerder. Ook is meer gedeclareerd en uitbetaald dan het afgesproken bedrag.
16. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat [handelsnaam] niet bewust uit de zorgplannen is gehouden om de indruk bij verweerder te wekken dat [naam organisatie] de zorg zou verlenen. Dat [A] niet aan verweerder heeft meegedeeld dat [handelsnaam] de zorgverlener was, betekent nog niet dat [A] met opzet onjuiste danwel onvolledige gegevens heeft verstrekt. Er is geen sprake van dubbel opzet, zodat verweerder niet bevoegd is het pgb op grond van artikel 2.4.1 van de Wmo van eiser terug te vorderen. Verder is het pgb aangewend voor zorg aan [A] . De zorg is uitgevoerd door betrouwbare en gekwalificeerde zorgverleners. [handelsnaam] mag een bepaalde vorm kiezen waarin door hem ingezette zorgverleners werkzaam zijn. Het was de bedoeling om [handelsnaam] als zorginstantie van kapitaal te voorzien en daarmee baanzekerheid voor een ieder die betrokken was bij [handelsnaam] en namens haar zorg verleende. Om die reden werkten de zorgverleners van [A] op vrijwillige basis voor [handelsnaam] . Bovendien heeft eiser aangevoerd dat als verweerder over volledige informatie had beschikt, er geen reden zou zijn geweest een ander besluit te nemen. [A] wilde zorg ontvangen van [B] , de zorg is tot stand gekomen en de kwaliteit ervan staat niet ter discussie. In het kader van een pgb kan iemand zelf zijn zorgverlener kiezen.
17. De rechtbank stelt vast dat verweerder de terugvordering heeft gebaseerd op artikel 2.4.1 van de Wmo. Dit artikel kent een vereiste van dubbel opzet. Er moet sprake zijn van het opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens door de budgethouder ( [A] ) en daaraan moet opzettelijk medewerking zijn verleend door eiser.
18. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat sprake is van opzet “(…) als een cliënt willens en wetens onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. Opzet is de meest volledige wilsvorming die achter de gedraging zit. Iemand verleent medewerking aan het opzettelijke verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens als diegene de cliënt daarbij hulp of assistentie verleent, waardoor mede door zijn toedoen sprake is van het willens en wetens verstrekken van die gegevens.(…)”
19. De rechtbank stelt tevens vast dat in het onderzoek door verweerder de nadruk ligt op de handelingen van eiser. Verweerder stelt zich onder meer op het standpunt dat eiser niet heeft voldaan aan de informatieplicht. Voor een terugvordering op grond van artikel 2.4.1 van de Wmo van eiser als zorgverlener is echter niet vereist dat eiser zelf onjuiste of onvolledige gegevens moet hebben verstrekt, maar vastgesteld moet kunnen worden dat eiser (opzettelijk) heeft meegewerkt aan het willens en wetens verstrekken van onjuiste gegevens door [A] . Daarvoor is allereerst van belang dat kan worden vastgesteld dat [A] opzettelijk, dus willens en wetens, onjuiste informatie heeft verstrekt. Eiser betwist dit. De rechtbank overweegt dat eiser dit in deze procedure aan de orde kan stellen, aangezien er anders geen sprake is van een effectieve rechtsbescherming in deze procedure waarin van eiser geld wordt teruggevorderd op grond van een aan [A] toegekend (en ingetrokken) pgb.
20. Uit het onderzoek van de SRF blijkt onder meer het volgende. Eiser heeft verklaard dat hij met de gedeclareerde bedragen uit het pgb een startkapitaal voor zijn bedrijf wilde opbouwen. Hij heeft nooit de intentie gehad de zorgverleners te betalen voor de feitelijk verleende zorg. Desgevraagd heeft eiser over de relatie tussen hem en de feitelijke zorgverleners verklaard dat er een uitwisseling plaatsvond tussen [naam organisatie] en [handelsnaam] en dat zijn vader ( [B] ) de zorg vrijwillig verleende. Er bestond echter geen overeenkomst van onderaanneming tussen eiser en [naam organisatie] of een vrijwilligersovereenkomst tussen eiser en de feitelijk zorgverleners van [A] . Er bestond dus geen enkele zakelijke relatie tussen eiser en [naam organisatie] of eiser en de feitelijk zorgverleners, terwijl eiser declaraties indiende voor de feitelijk verleende zorg.
21. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiser gekozen constructie niet past binnen het stelsel van de Wmo. Op grond van de Wmo wordt immers alleen een voorziening toegekend als niet op andere wijze in de zorgvraag kan worden voorzien. Binnen dat kader kan een pgb worden toegekend om kwalitatief goede zorg in te kopen. Verder is verweerder op grond van de Wmo verplicht de kwaliteit van de geboden maatwerkvoorziening te beoordelen. Als de benodigde zorg wordt verleend door vrijwilligers, is er geen plaats voor een voorziening of een pgb op grond van de Wmo. Bovendien was verweerder door onbekendheid met de betrokkenheid van [handelsnaam] bij de zorg aan [A] niet in de gelegenheid om onderzoek te doen naar de kwaliteit van de verleende zorg. Verweerder had dus op de hoogte behoren te zijn van betrokkenheid van [handelsnaam] . [A] heeft de betrokkenheid van eiser niet gemeld aan verweerder.
22. Ondanks het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onderzoeksgegevens onvoldoende grondslag bieden voor het standpunt van verweerder dat opzettelijk onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt door [A] . Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
23. Uit het onderzoek van de SRF blijkt dat [A] een zorgovereenkomst heeft gesloten met [handelsnaam] en dat de zorg feitelijk aan hem werd verleend door [B] . Verder blijkt dat [A] graag wilde dat de zorg aan hem zou worden verleend door [B] , die hij vertrouwde. [A] is tevreden over de begeleiding die hij kreeg. Uit het onderzoek blijkt dus dat [A] zorg ontving van de zorgverlener naar zijn keus. Dat er vragen hadden moeten rijzen bij [A] over de verhouding tussen [handelsnaam] , met wie hij een zorgovereenkomst had gesloten, en [naam organisatie] , waaraan zijn zorgverlener verbonden was, betekent nog niet dat hij willens en wetens informatie over de betrokkenheid van [handelsnaam] heeft achtergehouden. Niet blijkt dat [A] tijdens het onderzoek is bevraagd over de omstandigheid dat hij een zorgovereenkomst heeft gesloten met [handelsnaam] , terwijl hij zorg ontving van [B] die was verbonden aan [naam organisatie] . Verweerder heeft onvoldoende onderzocht of sprake was van het willens en wetens informatie achterhouden of het verstrekken van onjuiste gegevens door [A] . Dit kan niet worden afgeleid uit het feit dat er al twee zorgovereenkomsten met [handelsnaam] waren en dat er een onderlinge machtiging was. Gelet op wat hiervoor staat, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet heeft aangetoond dat [A] opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt.
24. Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2.4.1 van de Wmo voor terugvordering van eiser van het aan [A] verstrekte (en ingetrokken) pgb tot een bedrag van € 20.761,57. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor terugvordering van eiser van het aan [A] verstrekte pgb tot een bedrag van € 20.761,57, zal het bestreden besluit worden vernietigd. Omdat nog onduidelijk is of verweerder alsnog kan en zal onderzoeken of sprake is van opzet bij [A] en binnen welke periode dat tot een nieuw of gewijzigd besluit zou leiden, ziet de rechtbank geen aanleiding een bestuurlijke lus toe te passen. Dat houdt naar het zich nu laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze in. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
25. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
26. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 1).