ECLI:NL:RBMNE:2020:1657

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
16-241059-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met minderjarige meisjes en kinderporno

Op 28 april 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 43-jarige man uit Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De man was beschuldigd van het verrichten van seksuele handelingen met twee minderjarige meisjes, van wie één slechts 13 jaar oud was. De ontucht met het eerste slachtoffer begon in juni 2014 en de verdachte had contact met haar via het social media platform Hyves. De verdachte heeft meerdere keren met haar afgesproken en seksuele handelingen verricht. De tweede zaak betreft een ander meisje, met wie de verdachte ook seksuele handelingen heeft verricht en met wie hij in contact kwam via Whatsapp. De verdachte heeft ook een derde meisje benaderd met de intentie om seksuele handelingen te verrichten, maar dit is niet bewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de kwetsbaarheid van de slachtoffers en dat hij zijn seksuele verlangens boven hun welzijn heeft gesteld. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld voor het vervaardigen van kinderporno, aangezien hij stiekem video-opnames heeft gemaakt van seksuele handelingen met een van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte een behandeling opgelegd en hem verboden contact te hebben met minderjarigen. De zaak is behandeld op basis van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-241059-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 april 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1977] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alpen aan de Rijn.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 21 januari 2020 en 14 april 2020. Op 14 april 2020 vond de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte plaats. Verdachte heeft via een videoverbinding deelgenomen aan deze zitting, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van hetgeen verdachte en zijn advocaat mr. P.B. Spaargaren, advocaat te ’s-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de gewijzigde tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
Feit 1
in de periode van 1 juni 2019 tot en met 5 oktober 2019 in Houten, Doorn en/of Zeist met [slachtoffer 1] , die op dat moment de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt, ontucht heeft gepleegd, waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen;
Feit 2
op 5 oktober 2019 in Zeist, Leersum en/of Doorn [slachtoffer 1] heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit bevoegdelijk over haar uitoefende, te weten [A] en/of stichting [stichting] ;
Feit 3
primair:
in de periode van 4 juni 2014 tot en met 1 januari 2015 in Hoorn en/of ’s-Gravenhage met [slachtoffer 2] , die op dat moment de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt, ontucht heeft gepleegd, waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen;
subsidiair:
in de periode van 4 juni 2014 tot en met 1 januari 2015 in Hoorn en/of ’s-Gravenhage met [slachtoffer 2] ontucht heeft gepleegd;
meer subsidiair:
in de periode van 4 juni 2014 tot en met 1 januari 2015 in Hoorn en/of ’s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft verleid tot ontuchtige handelingen;
Feit 4
primair:
op 1 september 2017 in ’s-Gravenhage en/of Ridderkerk met [slachtoffer 3] , die op dat moment de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt, ontucht heeft gepleegd, waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen;
subsidiair:
op 1 september 2017 in ’s-Gravenhage en/of Ridderkerk met [slachtoffer 3] ontucht heeft gepleegd;
meer subsidiair:
in de periode van 30 augustus 2017 tot en met 1 september 2017 in ’s-Gravenhage en/of Ridderkerk via Whatsapp aan [slachtoffer 3] heeft voorgesteld om elkaar te ontmoeten, met als doel om met [slachtoffer 3] ontucht te plegen, en ook handelingen heeft verricht die waren gericht op het daadwerkelijk laten plaatsvinden van die ontmoeting;
Feit 5
in de periode van 15 maart 2014 tot en met 14 maart 2015 in Zwolle en/of ’s-Gravenhage, althans in Nederland een of meer kinderpornografische video(s) heeft gemaakt waarop [slachtoffer 2] is te zien, en
in de periode van 15 maart 2015 tot en met 5 oktober 2019 in ’s-Gravenhage, althans in Nederland de hiervoor genoemde kinderpornografische video(s) in zijn bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte alle feiten op de tenlastelegging heeft gepleegd. Feit 1 heeft verdachte ook bekend. De bekennende verklaring wordt bovendien ondersteund door de dagboekaantekeningen van [slachtoffer 1] . Voor feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte wist dat [slachtoffer 1] om 22.30 uur terug moest zijn bij de instelling van stichting [stichting] waar zij verbleef. Ook de onttrekking kan daarom volgens de officier van justitie worden bewezen.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie gewezen op de uitvoerige en gedetailleerde verklaring van [slachtoffer 2] . Deze verklaring wordt ondersteund door de chatgesprekken die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, de videobeelden die van de ontuchtige handelingen zijn gemaakt door verdachte zelf, en de deels bekennende verklaring van verdachte. Tezamen vormt dit volgens de officier van justitie voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het primair onder feit 3 ten laste gelegde. Voor feit 5 geldt dat [slachtoffer 2] zichzelf op de aangetroffen videobeelden heeft herkend en dat verdachte heeft bekend stiekem opnames te hebben gemaakt. De videobeelden zijn door de zedenpolitie aangemerkt als kinderporno. Volgens de officier van justitie kan daarom ook feit 5 worden bewezen.
Bij feit 4 heeft de officier van justitie gewezen op drie bewijsmiddelen, die – in onderling verband en samenhang bezien – voldoende wettig en overtuigend bewijs zouden opleveren voor het primair ten laste gelegde. Deze bewijsmiddelen zijn: (1) de chatgesprekken met [slachtoffer 3] die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, (2) de verklaring van verdachte dat ook daadwerkelijk een ontmoeting met [slachtoffer 3] heeft plaatsgevonden, en (3) de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer 3] over de verschillende seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van verdachte heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte dit feit heeft bekend. Voor feit 2 heeft de advocaat vrijspraak gevraagd. Kort samengevat heeft de advocaat in de eerste plaats aangevoerd dat [slachtoffer 1] in een open instelling zat en zelf naar de afgesproken plek is gelopen en met verdachte mee is gereden. Het ongeveer 40 minuten te laat terugbrengen van [slachtoffer 1] levert geen onttrekking aan het wettelijk gezag of opzicht op. Ook indien de rechtbank hierover anders oordeelt, is van onttrekking nog steeds geen sprake. Verdachte had volgens de advocaat namelijk geen beslissende invloed op de afwezigheid van [slachtoffer 1] bij de instelling waar zij verbleef. [slachtoffer 1] heeft zelf alle stappen gezet. Bovendien heeft verdachte [slachtoffer 1] niet opzettelijk aan het wettelijk gezag of opzicht onttrokken, zodat verdachte ook om die reden zou moeten worden vrijgesproken van feit 2.
Ook ten aanzien van feit 3 heeft de advocaat zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Vaststaat dat er tussen verdachte en [slachtoffer 2] ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Verdachte kan zich alleen het aftrekken en vingeren niet meer herinneren, waardoor het de vraag is of er sprake is geweest van binnendringen. Nu verdachte heeft bekend dat hij van hem en [slachtoffer 2] stiekem een video heeft gemaakt, kan dit onderdeel van feit 5 volgens de advocaat bewezen worden verklaard. De tenlastelegging vermeldt daarnaast bij feit 5 ook nog 26 andere videobeelden die vanuit de auto van verdachte zouden zijn opgenomen en kinderpornografisch van aard zouden zijn. Het dossier bevat hierover onvoldoende bewijs, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten slotte dient verdachte volgens de advocaat van feit 4 te worden vrijgesproken, voor wat betreft het primair en subsidiair ten laste gelegde (plegen van ontuchtige handelingen). Weliswaar zijn er voldoende bewijsmiddelen om aan te nemen dat een ontmoeting tussen [slachtoffer 3] en verdachte heeft plaatsgevonden, maar dat geldt niet voor de seksuele ontuchtige handelingen die tijdens die ontmoeting zouden hebben plaatsgevonden. Daarover bevat het dossier enkel de verklaring van [slachtoffer 3] . Die verklaring is bovendien niet consistent en (daarmee) niet betrouwbaar. De advocaat heeft er in dit verband o.a. op gewezen dat de verklaring van [slachtoffer 3] afwijkt van die van [getuige] , een vriendin aan wie [slachtoffer 3] over de seksuele handelingen zou hebben verteld. Voor het meer subsidiair ten laste gelegde refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 – ontucht [slachtoffer 1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij dit feit heeft gepleegd en de advocaat heeft niet om vrijspraak gevraagd. De rechtbank zal daarom niet uitschrijven wat er in de bewijsstukken over dit feit staat, maar de bewijsstukken alleen opsommen. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsstukken te vinden zijn.
De rechtbank heeft zich bij haar oordeel gebaseerd op de volgende bewijsstukken:
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 14 april 2020 [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van verdachte en [slachtoffer 1] op 5 oktober 2019 [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen over een dagboekfragment uit het dagboek van [slachtoffer 1] van 24 augustus 2019 [4] ; en
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] van 11 december 2019 [5] .
Feit 2 – onttrekken [slachtoffer 1] aan gezag/opzicht
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft onttrokken aan het over haar gestelde gezag of uit te oefenen opzicht. Zo blijkt in de eerste plaats onvoldoende duidelijk uit het dossier op welk tijdstip [slachtoffer 1] uiterlijk terug moest zijn bij de instelling van stichting [stichting] . Het dossier bevat geen aangifte (of andere verklaring) van stichting [stichting] waaruit dit tijdstip kan worden afgeleid, terwijl verdachte en [slachtoffer 1] hierover tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. In de tweede plaats kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangenomen dat verdachte beslissende invloed had op het weggaan en wegblijven van [slachtoffer 1] . Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 1] zelf de keus heeft gemaakt om de (open) instelling te verlaten, naar een parkeerterrein in Zeist te gaan en vervolgens bij verdachte in de auto te stappen. Ook is niet gebleken dat verdachte niet van plan was [slachtoffer 1] die avond terug te brengen naar de instelling. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Feit 3 en 5 – ontucht en kinderporno [slachtoffer 2]
Bewijsstukken
Op 30 oktober 2019 heeft [slachtoffer 2] een verklaring afgelegd bij de politie. In die verklaring heeft zij aangegeven dat zij verdachte heeft leren kennen toen zij 13 jaar oud was, zij is geboren op [2001] . Dit gebeurde via Hyves. Verdachte noemde zichzelf [naam] en deed zich voor als een jongen van 15 jaar. Volgens [slachtoffer 2] heeft zij verdachte vervolgens vier tot vijf keer gezien. Zij spraken af in Hoorn en reden dan steeds naar een rustige plek. Tijdens die ontmoetingen hebben seksuele handelingen plaatsgevonden. [slachtoffer 2] vertelde dat zij elkaar hebben gezoend, dat verdachte aan haar borsten heeft gezeten, dat zij verdachte heeft afgetrokken, en dat verdachte haar heeft gevingerd. Bij het vingeren is verdachte ook met een of twee vingers in de vagina van [slachtoffer 2] gegaan. Het contact heeft volgens [slachtoffer 2] ongeveer een jaar geduurd. [6]
Bij de aanhouding van verdachte is door de politie een telefoon (Iphone Se) in beslag genomen. Op deze telefoon zijn door de politie diverse Whatsapp-gesprekken aangetroffen tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Het Whatsapp-contact is begonnen op 4 juni 2014 en heeft (in eerste instantie) geduurd tot 1 januari 2015. Tussen verdachte en [slachtoffer 2] zijn meerdere seksueel getinte berichten uitgewisseld. Op 27 december 2014 om 17:09 uur schreef [slachtoffer 2] aan verdachte: “Je hebt het zelfs gedaa met een minderjarig meisje en ik heb je afgetrokken ja”. Waarop verdachte antwoordde: “euhmm en? Je zegt het nu op de manier alsof ik je daartoe gedwongen heb”. [7]
In de auto van verdachte is door de politie een videorecorder van het merk “Black Box” (een zogenaamde “
hidden camcorder”) gevonden. De politie heeft onderzoek verricht aan de Black Box. Met speciale forensische software heeft de politie 439 videobeelden inzichtelijk weten te maken. Die videobeelden waren zonder deze software niet langer (eenvoudig) toegankelijk. Van de aangetroffen videobeelden zijn er 27 video’s vanuit een auto opgenomen. Op een van deze video’s is te zien dat verdachte in de auto zit met een minderjarig meisje. Verdachte streelt op een gegeven moment met zijn hand tussen de benen van het meisje, waarna het meisje haar hand tussen de benen van verdachte legt. Vervolgens trekt verdachte de bh van het meisje omhoog en likt hij de rechterborst van het meisje. [8]
De politie heeft een foto gemaakt van de hiervoor omschreven videobeelden en die aan [slachtoffer 2] voorgelegd. Daarop heeft [slachtoffer 2] verklaard zichzelf te herkennen op de foto. Zij heeft verder gezegd dat de video moet zijn gemaakt in 2014, toen zij 13 jaar was, tijdens een van de ontmoetingen met verdachte. [9]
Verdachte heeft bekend dat hij met [slachtoffer 2] heeft gezoend en dat hij aan haar borsten heeft gezeten. [10] Over het aftrekken en vingeren heeft verdachte op zitting gezegd dat hij zich dit niet kan herinneren, maar dat het mogelijk is dat deze handelingen wel hebben plaatsgevonden. Ook heeft verdachte bekend dat hij met de Black Box een ontmoeting tussen hem en [slachtoffer 2] heeft gefilmd, zonder dit tegen [slachtoffer 2] te zeggen. Volgens verdachte heeft hij deze beelden al jaren geleden verwijderd. [11]
Interpretatie van de bewijsstukken
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 4 juni 2014 tot en met 1 januari 2015 seksuele handelingen met [slachtoffer 2] heeft verricht, waarbij hij haar lichaam ook seksueel is binnengedrongen. De rechtbank baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft bij de politie uitgebreid en zeer gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen tussen haar en verdachte. Daarbij is van belang dat deze verklaring steun vindt in de Whatsapp-berichten, waarin [slachtoffer 2] schrijft dat verdachte het met haar “gedaan heeft” en zij hem heeft afgetrokken. In plaats van deze handelingen te weerspreken, schrijft verdachte vervolgens aan [slachtoffer 2] dat dit volgens hem met wederzijds goedvinden is gebeurd. Daar komt bij dat verdachte een deels bekennende verklaring heeft afgelegd en ten aanzien van de overige handelingen – het vingeren en aftrekken – niet uitsluit dat die ook hebben plaatsgevonden. Ten slotte bevat het dossier een video waarin verdachte aan de borst van [slachtoffer 2] likt, zodat ook die seksuele handeling is bewezen.
De rechtbank acht om de bovengenoemde redenen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte stiekem een video-opname heeft gemaakt van een van de ontmoetingen tussen hem en [slachtoffer 2] . Nu op die video seksuele handelingen tussen verdachte en een minderjarig meisje te zien zijn, valt de video aan te merken als kinderporno. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderporno heeft vervaardigd, zoals tenlastegelegd onder feit 5 eerste cumulatief. Voor wat betreft de pleegperiode zal de rechtbank aansluiten bij de periode waarin de ontuchtige handelingen tussen [slachtoffer 2] en verdachte hebben plaatsgevonden.
Naast het maken van de video met [slachtoffer 2] , verdenkt de officier van justitie verdachte er onder het tweede cumulatief tenlastegelegde ook van dat hij deze video in zijn bezit heeft gehad in de periode van 15 maart 2015 tot en met 5 oktober 2019. Dit betreft de periode nadat de ontmoetingen met [slachtoffer 2] waren gestopt tot en met de aanhouding van verdachte. De rechtbank ziet onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor deze verdenking. Verdachte heeft verklaard dat hij de video al jaren geleden heeft verwijderd. Uit het onderzoek door de politie aan de Black Box bleek het video-bestand inderdaad te zijn verwijderd. Enkel met speciale software heeft de politie dit verwijderde bestand kunnen terughalen. Niet is gebleken dat verdachte ook over deze speciale software beschikte. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Het dossier bevat ten slotte geen stukken over de andere 26 videobeelden die op de Black Box zijn aangetroffen en vanuit de auto van verdachte zijn gemaakt. De rechtbank kan dus niet vaststellen of dit videobeelden van kinderpornografische aard zijn. Zij zal verdachte daarom vrijspreken voor wat betreft deze 26 video’s.
Feit 4 – ontucht c.q. grooming [slachtoffer 3]
Vrijspraak ontucht [slachtoffer 3]
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken (zoals deze zaak) bij de beoordeling van het bewijs vaak alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn. Het is dan het woord van de één tegen het woord van de ander. Die situatie doet zich ook hier voor. [slachtoffer 3] heeft bij de politie verteld dat verdachte in haar borsten heeft geknepen en dat hij haar heeft gevingerd terwijl hij zichzelf aan het aftrekken was. Nu verdachte ontkent dat deze handelingen hebben plaatsgevonden, leunt een eventuele bewezenverklaring zwaar op de verklaring van [slachtoffer 3] .
Gelet op het gewicht dat aan de verklaring van [slachtoffer 3] toekomt, dient deze verklaring voldoende consistent, gedetailleerd, en – in algemene zin – betrouwbaar te zijn. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Zo verklaart [slachtoffer 3] in eerste instantie over een andere man dan verdachte. Wanneer de politie haar vervolgens wijst op chatberichten waaruit blijkt dat [slachtoffer 3] en verdachte op 1 september 2017 hadden afgesproken in het Reyerparc, zegt [slachtoffer 3] : “Volgens mij is hij niet komen opdagen. (…) Ik weet het niet precies meer. Ik heb al zoveel vriendjes gehad dat ik niet meer weet wat ik met die vriendjes heb gedaan of heb afgesproken”. Nadat de politie vervolgens enkele chatberichten letterlijk voorleest, geeft [slachtoffer 3] aan dat er toch wel een ontmoeting heeft plaatsgevonden met verdachte. Tijdens die ontmoeting zouden de hiervoor genoemde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. [slachtoffer 3] verklaart verder dat zij haar vriendin [getuige] zou hebben verteld over wat er gebeurd was.
Naar aanleiding hiervan, heeft de politie ook gesproken met [getuige] . [getuige] heeft echter stellig verklaard dat [slachtoffer 3] haar niet heeft verteld over wat er tussen [slachtoffer 3] en verdachte zou zijn gebeurd in het Reyerparc. Wel heeft [getuige] aan de politie verteld dat zij een keer met [slachtoffer 3] is meegegaan naar een ontmoeting met een man in het Reyerparc. [getuige] heeft gezien dat [slachtoffer 3] en deze man hebben geknuffeld en gezoend. Het signalement dat [getuige] van deze man geeft komt niet overeen met dat van verdachte. Verdachte heeft verder aangegeven dat hij [slachtoffer 3] wel heeft ontmoet in het Reyerparc, maar dat daar geen derde persoon bij was.
Bij die stand van zaken acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 3] onvoldoende betrouwbaar voor wat betreft de ontuchtige handelingen die zouden hebben plaatsgevonden. Het dossier bevat ook geen andere bewijsstukken die de verklaring van [slachtoffer 3] op dit punt ondersteunen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Bewijsstukkengrooming[slachtoffer 3]
Op de telefoon van verdachte zijn diverse seksueel getinte Whatsapp-berichten aangetroffen tussen hem en [slachtoffer 3] , geboren op [2002] . Het eerste Whatsapp-contact dateert van 30 augustus 2017 om 15.37 uur. Uit de chatberichten blijkt dat verdachte aanstuurt op een fysieke ontmoeting, met als doel het verrichten van seksuele handelingen. Zo schrijven verdachte en [slachtoffer 3] op 1 september 2017 onder meer het volgende aan elkaar (waarbij [verdachte] staat voor verdachte en [slachtoffer 3] voor [slachtoffer 3] ):
“ [verdachte] : wil je echt graag geneukt worden door me? Of is dat moeilijk?
[slachtoffer 3] : Ja.
[verdachte] : Moeilijk bedoel je?
[slachtoffer 3] : Nee dat ik heel graag wil.
[verdachte] : wat willen?
[slachtoffer 3] : neuken
[verdachte] : hmm chill maar dat gaat nu niet of wel?
(…)
[slachtoffer 3] : ik wil gwn ik heb ook gwn zin.
[verdachte] : Oke chill proberen dan?
[slachtoffer 3] : wat vandaag?
(…)
[slachtoffer 3] : Zullen we dan vanavond ofzo na het eten want ik heb wel alles afgekregen voor de
meeting morgen.
(…)
[verdachte] : Om 9 uur moet je thuis he
[slachtoffer 3] : jaa kan ik wel regelen
[verdachte] : maar dan wordt half 7 a 7 uur want moet natuurlijk OV enzo reistijd enzo
[slachtoffer 3] : Oh oke. Wel bij Reyerpark. Je weet waar dat is he.
[verdachte] : ja maar wil je dan precies want dat park is groot.
[slachtoffer 3] : i know. Ik weet gwn een plekje als je nou persies bij dat parkeerplaats ga staan
dan gaan we samen naar dat plekje.
(…)
[verdachte] : Aha okee. Heb echt veel zin kwart voor 7 dan ongeveer ja Doe je wel wat
makkelijks aan dan :) hihi :)” [12]
Vervolgens vraagt verdachte op 1 september 2017 om 18:50 uur aan [slachtoffer 3] waar zij is en merkt hij op dat hij in het Reyerparc is. Om 19.11 uur schrijft [slachtoffer 3] dat zij er is. [13]
Verdachte heeft tijdens de zitting bevestigd dat bovenstaand Whatsapp-contact heeft plaatsgevonden en ook dat er een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen hem en [slachtoffer 3] in het Reyerparc in Ridderkerk op de genoemde datum. Tijdens die ontmoeting zouden volgens verdachte geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. [14]
Interpretatie van de bewijsstukken
Op grond van de hierboven genoemde bewijsstukken acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte via Whatsapp een ontmoeting heeft voorgesteld met als doel om ontuchtige handelingen met [slachtoffer 3] te plegen. Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting. Uit de bewijsstukken blijkt immers dat verdachte met [slachtoffer 3] een tijdstip en een locatie voor hun ontmoeting heeft besproken, waarna verdachte zich naar de afgesproken locatie (het Reyerparc) heeft begeven (en de ontmoeting ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden). De advocaat heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte niet wist dat [slachtoffer 3] nog geen 16 jaar was. Dat kan verdachte niet baten. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank namelijk (minst genomen) redelijkerwijs moeten vermoeden dat [slachtoffer 3] jonger dan 16 jaar was, gelet op de inhoud van de uitgewisselde Whatsapp-berichten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2019 tot en met 5 oktober 2019 te Houten en Doorn, met [slachtoffer 1] , geboren op [2004] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] , immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd en gehouden en bewogen en
- zijn vingers in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd
en gehouden en bewogen en
- zijn tong in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd en
gehouden en bewogen en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd en gehouden en
- de borsten van die [slachtoffer 1] betast/aangeraakt en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] ;
3.
primair
op tijdstippen in de periode van 4 juni 2014 tot en met 1 januari 2015 te Hoorn, althans in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [2001] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
immers heeft hij, verdachte,
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd en gehouden en
bewogen en
- die [slachtoffer 2] getongzoend en
- de borsten van die [slachtoffer 2] betast/aangeraakt en gelikt en
- de vagina van die [slachtoffer 2] betast/aangeraakt en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] en
- zijn, verdachtes, penis laten betasten/aanraken door die [slachtoffer 2] ;
4.
meer subsidiair
in de periode van 30 augustus 2017 tot en met 1 september 2017 te 's- Gravenhage en Ridderkerk, met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten via internet (Whatsapp), [slachtoffer 3] , geboren op [2002] , van wie hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk een of meer ontuchtige handelingen met die [slachtoffer 3] te plegen, terwijl verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, door een ontmoeting aan die [slachtoffer 3] voor te stellen en een tijdstip (1 september 2017 omstreeks 18.30 en/of 19.00 uur) en locatie (Reyerparc, bij de sportvelden) met die [slachtoffer 3] voor hun ontmoeting te bespreken en vast te leggen en zich vervolgens te begeven naar die locatie en die [slachtoffer 3] (via Whatsapp) te vragen waar ze is (waarna verdachte en die [slachtoffer 3] elkaar toen en daar ook daadwerkelijk hebben ontmoet);
5.
eerste cumulatief
hij in de periode van 4 juni 2014 tot en met 1 januari 2015 in Nederland, een video van
seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had
bereikt is betrokken, heeft vervaardigd door heimelijk seksuele gedragingen te filmen
(met een hidden camcorder/videorecorder (merk Black Box)), welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit het met de mond en tong en hand betasten en aanraken van de borsten en het met de hand betasten en aanraken van de benen van een persoon, te weten [slachtoffer 2] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en het met de hand betasten en aanraken van de benen van een (ander) persoon door een persoon, te weten [slachtoffer 2] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is volgens de rechtbank niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een dader zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Er is niet gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor het door verdachte gepleegde feit bestond. Het door verdachte gepleegde feit is dus strafbaar.
De wet noemt het door verdachte gepleegde feit:
Feit 1 en feit 3, primair
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Feit 4, meer subsidiair
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een
communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden
dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting
voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting;
Feit 5, eerste cumulatief
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een dader zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Er is niet gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Deze strafeis is gebaseerd op een bewezenverklaring van alle (primair) ten laste gelegde feiten. De officier heeft bij de hoogte van zijn strafeis gewezen op de ernst van de strafbare feiten. Verdachte heeft ontucht gepleegd met jonge en ook kwetsbare meisjes. Door toedoen van verdachte is de psychische en seksuele ontwikkeling van de slachtoffers verstoord. De officier van justitie heeft contact gehad met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en maakte daaruit op dat zij nu al last hebben van wat er is gebeurd.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van verdachte heeft de rechtbank verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de advocaat gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft al zes maanden onder zeer zware omstandigheden in voorlopige hechtenis doorgebracht, is zijn werk kwijtgeraakt en heeft zijn spaargeld zien verdampen. Verdachte heeft verder geen strafblad en is licht verminderd toerekeningsvatbaar. Ook heeft de advocaat gewezen op de houding van verdachte in deze zaak: hij heeft openheid van zaken gegeven en spijt betuigd over wat er is gebeurd. Volgens de advocaat volstaat gelet hierop een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met daarbij een fors voorwaardelijk deel en de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft goed nagedacht over de vraag welke straf en/of maatregel in de zaak van verdachte passend zou zijn. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar op, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf verbindt de rechtbank de voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft als volwassen man van rond de 40 jaar vergaande seksuele handelingen verricht met twee jonge meisjes, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Het is algemeen bekend dat dit soort handelingen de geestelijke en seksuele ontwikkeling van een minderjarige ernstig kan schaden. [slachtoffer 2] heeft hij ook nog eens stiekem gefilmd terwijl hij seksuele handelingen bij haar verrichte. Ten tijde van deze handelingen was verdachte op de hoogte van de zeer jonge leeftijd van [slachtoffer 2] en de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft hij een ander meisje – [slachtoffer 3] – bewogen tot een ontmoeting met de intentie om ook met haar seksuele handelingen te verrichten.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich heeft laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en geen oog heeft gehad voor de (zeer) jonge leeftijd en kwetsbare positie van de slachtoffers. Verdachte heeft door zijn handelen grove inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Dat blijkt ook uit de slachtofferverklaringen die op de zitting zijn voorgelezen.
Het gedrag van verdachte spreidt zich uit over een lange tijdsperiode. De ontucht met [slachtoffer 2] heeft immers plaatsgevonden in de zomer van 2014, terwijl de ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] hebben geduurd tot en met begin oktober 2019. Daarbij is verdachte steeds doelbewust en berekenend te werk gegaan. Zo blijkt uit de aangetroffen Whatsapp-berichten dat verdachte vele seksueel zeer expliciete en sturende berichten heeft gestuurd aan de slachtoffers. In zijn contact met de slachtoffers heeft hij zich verder steeds (aanvankelijk) voorgedaan als een veel jonger iemand en een valse naam opgegeven en heeft hij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij in hem stelden. Deze handelwijze van verdachte acht de rechtbank zorgelijk en neemt zij verdachte extra kwalijk. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte niet uit eigen beweging is gestopt, maar door het handelen van de politie.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gezien dat verdachte een nagenoeg blanco strafblad heeft en niet eerder voor een zedendelict is veroordeeld. Gelet op de ernst van de feiten, werkt dat voor verdachte echter niet strafverlagend.
Advies van de psycholoog
Verdachte is onderzocht door een klinisch psycholoog, de heer B. van Giessen. De psycholoog heeft op 20 januari 2020 een rapport opgesteld naar aanleiding van dit onderzoek. Zijn conclusie is dat bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis aanwezig is met narcistische en vermijdende trekken.
De psycholoog beschrijft dat bij verdachte sprake is van een scheefgroei in zijn persoonlijkheid, wat tot uiting komt in de wijze waarop hij de ander en zichzelf beleeft, affectiviteit, interpersoonlijk functioneren en impulsbeheersing. De vermijdende trekken komen bij verdachte tot uiting in een aanhoudend patroon van sociale geremdheid, gevoelens van insufficiëntie en een zekere gereserveerdheid. De narcistische trekken komen bij verdachte tot uiting in het bedekken van onderliggende gevoelens van onzekerheid en angstigheid, met een grote behoefte aan bewondering en het speciaal willen zijn. Hierin ontbreekt een goed ontwikkeld vermogen tot empathie, omdat zijn gedrag meer in dienst staat van zijn eigen behoefte en gevoelens dan die van de ander.
Volgens de psycholoog was de persoonlijkheidsstoornis ook tijdens het plegen van de strafbare feiten aanwezig. Zo werd het seksueel grensoverschrijdend gedrag van verdachte volgens de psycholoog mede veroorzaakt door de emotionele onrijpheid van verdachte en zijn neiging om de sociale en morele bezwaren van zijn gedrag weg te nemen. Dit laatste deed verdachte door (de gevolgen van) zijn gedrag te bagatelliseren, minimaliseren, en rationaliseren. Zijn beperkt vermogen tot empathie en gebrek aan zelfreflectie hebben ook bijgedragen aan het begaan van de stafbare feiten, aldus de psycholoog. Gelet hierop, adviseert de psycholoog om de strafbare feiten in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psycholoog heeft ook gekeken naar de kans dat verdachte opnieuw de fout ingaat. Dit recidiverisico wordt door de psycholoog als matig ingeschat. Wel acht de psycholoog het van belang dat verdachte een behandeling ondergaat. De psycholoog adviseert de rechtbank daarom om bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek op te leggen. Op 5 maart 2020 heeft de psycholoog een aanvullend advies opgesteld. Een ambulante behandeling volstaat naar zijn mening. Een klinische behandeling zou alleen zinvol zijn als er sprake was van meerdere problemen op sociaal en maatschappelijk gebied, hetgeen niet het geval is. Verder is betrokkene gemotiveerd voor behandeling.
Advies van de reclassering
Verdachte heeft ook gesproken met de reclassering. De reclassering heeft naar aanleiding hiervan op 19 december 2019 een reclasseringsadvies over verdachte opgesteld. Op 5 maart 2020 heeft ook de reclassering een aanvullend advies opgesteld. Uit deze adviezen blijkt dat ook de reclassering heeft gekeken naar het recidiverisico bij verdachte. De reclassering schat dit risico in op matig-laag.
Verder heeft de reclassering geadviseerd om een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze voorwaarden zijn als volgt:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een behandelverplichting bij de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
  • een contactverbod met aangeefsters;
  • het vermijden van contact met minderjarigen. Indien contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat hierbij andere volwassenen aanwezig zijn en dat de reclassering op de hoogte is;
  • onthouding van seksueel getint communiceren met minderjarigen, gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd of waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen. Bij het toezicht op deze voorwaarde kan de digitale apparatuur van verdachte worden gecontroleerd.
8.3.3
Conclusie
In de rechtspraak wordt voor feiten zoals gepleegd door verdachte uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime tijd. Naar het oordeel van de rechtbank is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf hier ook op zijn plaats. Daarbij baseert de rechtbank zich op de ernst van de feiten en de hiervoor aangehaalde omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft begaan. De rechtbank houdt echter ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank volgt het oordeel van de psycholoog dat verdachte, vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis, in licht verminderde mate verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat hij heeft gedaan. Hier heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf dan ook rekening mee gehouden. Verder acht de rechtbank het van belang dat verdachte een ambulante behandeling ondergaat, zoals geadviseerd door de psycholoog en de reclassering. Ook de overige voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering neemt de rechtbank over. De exacte voorwaarden heeft de rechtbank opgenomen in haar beslissing hieronder (rubriek 12).

9.BESLAG

Onder verdachte zijn onder andere een zwarte Opel Mokka, een Black Box videorecorder, en twee Iphones in beslag genomen.
De officier van justitie heeft verzocht om deze voorwerpen verbeurd te verklaren. De auto is gebruikt voor de strafbare feiten. Op de telefoons staan de chatgesprekken met de slachtoffers en ook foto’s van hen. Op de Black Box bevindt zich het kinderpornografisch materiaal.
De advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de telefoons en de Black Box. Hij verzet zich echter tegen verbeurdverklaring van de auto. Het enkele feit dat het ontucht in de auto heeft plaatsgevonden, is volgens de advocaat onvoldoende om tot verbeurdverklaring te kunnen overgaan.
De rechtbank oordeelt als volgt. Zij zal de Black Box en de Iphones onttrekken aan het verkeer, gelet op het daarop aanwezige materiaal. De rechtbank is het met de advocaat eens dat het in dit geval te ver strekt om de auto verbeurd te verklaren, enkel omdat de ontuchtige handelingen in de auto hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal dan ook teruggave van de auto aan verdachte gelasten.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
[slachtoffer 1]
Mr. T.C. Cooman heeft namens [slachtoffer 1] een verzoek tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 2.500,-. Een gedeelte van € 64,17 van dat bedrag bestaat uit materiële schade en is opgebouwd als volgt:
  • reiskosten aangifte € 16,28
  • reiskosten bijwonen PF zitting € 7,44
  • reiskosten bespreking advocaat € 10,45
  • telefoon-/portokosten € 30,00
Verder heeft [slachtoffer 1] aanspraak gemaakt op een bedrag van EUR 2.500,- aan immateriële schadevergoeding. Het schadevergoedingsverzoek is op de zitting toegelicht door mr. T.C. Cooman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 1] toe te wijzen. Het verzoek is volgens hem voldoende onderbouwd. Daarbij heeft de officier van justitie ook gewezen op het feit van algemene bekendheid dat minderjarige slachtoffers als [slachtoffer 1] veelal langdurig last ondervinden op geestelijk en seksueel gebied van hetgeen hen is overkomen.
Standpunt van de advocaat
De advocaat heeft verzocht om de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk te verklaren. Volgens de advocaat ontbreekt een voldoende onderbouwing waarom [slachtoffer 1] psychische schade heeft opgelopen als gevolg van het strafbare feit. Subsidiair heeft de advocaat verzocht het gevorderde bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank wijst het verzoek af voor zover het ziet op de gevorderde vergoeding van gemaakte reiskosten. De reiskosten die zijn gemaakt voor het afleggen van de getuigenverklaring als aangever door de moeder van [slachtoffer 1] kunnen niet worden aangemerkt als schade als gevolg van de onrechtmatige daad van verdachte. Ook kan niet worden gezegd dat deze kosten gemaakt zijn “ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade”, als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Zij strekken ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. De enkele omstandigheid dat een eventuele daarop volgende strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding, maakt niet dat gezegd kan worden dat die reiskosten met dat doel zijn gemaakt (vgl. ECLI:NL:HR:2003:AF0690).
Ook de reiskosten die zijn gemaakt voor een bespreking met de advocaat en het bijwonen van de pro-forma zitting komen niet als materiële schade voor vergoeding in aanmerking, ook niet op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW (zie hiervoor artikel 6:96 lid 3 BW en artikel 241 Rv). Een vergoeding voor deze kosten kan gelet op voornoemde wetsartikelen alleen worden verkregen als onderdeel van de proceskostenveroordeling (zie ook ECLI:NL:HR:2015:1600).
Ten slotte acht de rechtbank de vordering tot vergoeding van gemaakte telefoonkosten onvoldoende onderbouwd. Niet duidelijk is met wie en wanneer deze kosten zijn gemaakt. De rechtbank zal [slachtoffer 1] voor wat betreft deze vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Voor zover de telefoonkosten zien op telefonisch contact met de advocaat of met de politie, geldt overigens dat deze kosten om voornoemde redenen niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Seksueel misbruik zoals zich in onderhavig geval heeft voorgedaan vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat dergelijk misbruik leidt tot ernstige psychische gevolgen. De impact voor [slachtoffer 1] blijkt ook uit de voorgelezen slachtofferverklaring. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
De benadeelde die in de persoon is aangetast en daardoor nadeel lijdt dat niet in vermogensschade bestaat, heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Mede gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend en de specifieke omstandigheden van het voorliggende geval, acht de rechtbank een bedrag van € 1.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook tot een bedrag van € 1.500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling.
Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank [slachtoffer 1] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. [slachtoffer 1] kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Proceskosten
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten. Een redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van de proceskosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (zie o.a. ECLI:NL:HR:2019:793). Nu [slachtoffer 1] in de procedure is vertegenwoordigd door een advocaat, komen op grond van artikel 238 lid 2 Rv enkel een bedrag aan salaris voor de gemachtigde en eventuele verschotten voor vergoeding in aanmerking. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de hoogte van die vergoeding wordt vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief. Gelet op de hoogte van de vordering, stelt de rechtbank de proceskosten vast overeenkomstig het Liquidatietarief Kantonzaken, waarbij de rechtbank voor het indienen van het voegingsformulier en de behandeling ter zitting in totaal twee punten toekent. Dat brengt het toe te wijzen bedrag op € 300.
10.2
[slachtoffer 2]
Ook [slachtoffer 2] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 1.086,-. Een gedeelte van € 86,- van dat bedrag bestaat uit materiële schade en is opgebouwd als volgt:
  • reiskosten getuigenverklaring/aangifte € 4,00
  • reiskosten bespreking advocaat € 52,00
  • telefoon-/portokosten € 30,00
Verder heeft [slachtoffer 2] aanspraak gemaakt op een bedrag van EUR 1.000,- aan immateriële schadevergoeding. Het schadevergoedingsverzoek is op de zitting toegelicht door mr. T.C. Cooman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 2] toe te wijzen. Het verzoek is volgens hem voldoende onderbouwd. Daarbij heeft de officier van justitie ook gewezen op het feit van algemene bekendheid dat minderjarige slachtoffers als [slachtoffer 2] veelal langdurig last ondervinden op geestelijk en seksueel gebied van hetgeen hen is overkomen.
Standpunt van de advocaat
De advocaat heeft verzocht om de vordering tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk te verklaren. Volgens de advocaat ontbreekt een voldoende onderbouwing waarom [slachtoffer 2] psychische schade heeft opgelopen als gevolg van het strafbare feit. Subsidiair heeft de advocaat verzocht het gevorderde bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank wijst het verzoek af voor zover het ziet op de gevorderde vergoeding van gemaakte reiskosten. De reiskosten die zijn gemaakt voor het afleggen van de verklaring door [slachtoffer 2] kunnen niet worden aangemerkt als schade als gevolg van de onrechtmatige daad van verdachte. Ook kan niet worden gezegd dat deze kosten gemaakt zijn “ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade”, als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Zij strekken ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. De enkele omstandigheid dat een eventuele daarop volgende strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding, maakt niet dat gezegd kan worden dat die reiskosten met dat doel zijn gemaakt (vgl. ECLI:NL:HR:2003:AF0690).
Ook de reiskosten die zijn gemaakt voor een bespreking met de advocaat en het bijwonen van de pro-forma zitting komen niet als materiële schade voor vergoeding in aanmerking, ook niet op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW (zie hiervoor artikel 6:96 lid 3 BW en artikel 241 Rv). Een vergoeding voor deze kosten kan gelet op voornoemde wetsartikelen alleen worden verkregen als onderdeel van de proceskostenveroordeling (zie ook ECLI:NL:HR:2015:1600).
Ten slotte acht de rechtbank de vordering tot vergoeding van gemaakte telefoonkosten onvoldoende onderbouwd. Niet duidelijk is met wie en wanneer deze kosten zijn gemaakt. De rechtbank zal [slachtoffer 2] voor wat betreft deze vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Voor zover de telefoonkosten zien op telefonisch contact met de advocaat of met de politie, geldt overigens dat deze kosten om voornoemde redenen niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Seksueel misbruik zoals zich in onderhavig geval heeft voorgedaan vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat dergelijk misbruik leidt tot ernstige psychische gevolgen. De impact voor [slachtoffer 2] blijkt ook uit de voorgelezen slachtofferverklaring. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte.
De benadeelde die in de persoon is aangetast en daardoor nadeel lijdt dat niet in vermogensschade bestaat, heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Mede gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend en de specifieke omstandigheden van het voorliggende geval, acht de rechtbank een bedrag van € 1.000,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2015 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2015 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Proceskosten
Ook hier geldt het uitgangspunt dat de hoogte van de te vergoeden proceskosten wordt vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief. Gelet op de hoogte van de vordering, stelt de rechtbank de proceskosten vast overeenkomstig het Liquidatietarief Kantonzaken, waarbij de rechtbank voor het indienen van het voegingsformulier en de behandeling ter zitting in totaal twee punten toekent. Dat brengt het toe te wijzen bedrag op € 200.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b, 245 en 248e van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 en feit 4 primair en subsidiair en hetgeen onder feit 5 tweede cumulatief is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat
  • stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14 c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde gedurende de proeftijd:
o zich op uitnodiging meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering;
o zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , of [slachtoffer 3] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
o op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen en dit contact zoveel mogelijk vermijdt. Mocht contact met een minderjarige onvermijdelijk zijn, dan zorgt veroordeelde dat hierbij te allen tijde een andere volwassene aanwezig is en dat de reclassering op de hoogte is;
o zich op welke wijze dan ook onthoudt van: (a) seksueel getint communiceren met minderjarigen, (b) gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd, en (c) gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere gegevensdragers (zoals telefoons). Veroordeelde werkt mee aan controle van dergelijke gegevensdragers tijdens een huisbezoek.
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
o een zwarte Opel Mokka met kenteken [kenteken] (goednummer: PL0900-2019298626-2498387);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
o een Black Box videorecorder (goednummer: PL0900-2019298626-2509030)
o een zwarte Iphone Se (goednummer PL0900-2019298626-2498194)
o een zwarte Iphone 5 (goednummer: PL0900-2019298626-2509022)
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.500;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 300;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.500 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.000;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2015 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 200;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.000 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2015 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. A.G. Bakker en mr. H.J. ter Meulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2020.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 5 oktober 2019 te Houten en/of Doorn en/of Zeist, althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2004] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] ,
immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd en/of gehouden en/of bewogen en/of
- zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd
en/of gehouden en/of bewogen en/of
- zijn tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd en/of
gehouden en/of bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht/geduwd en/of gehouden en/of bewogen en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] heeft betast/aangeraakt en/of
- zich heeft laten aftrekken door die [slachtoffer 1] ;
(Artikel art 245 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 5 oktober 2019 te Zeist en/of Leersum en/of Doorn, althans in Nederland,
opzettelijk
een minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [2004] ,
heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan
het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, immers heeft hij, verdachte
die [slachtoffer 1] (in Zeist) opgehaald met zijn auto en/of verder vervoerd en/of meegenomen naar
het Doornse Gat te Doorn
(en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en/of de invloedssfeer van degene die het wettig over haar gesteld gezag en/of opzicht uitoefende, te weten stichting [stichting] en/of [A] , heeft gebracht en/of gehouden);
(Artikel art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juni 2014 tot en met 1 januari
2015 te Hoorn en/of ‘s-Gravenhage, althans in Nederland,
met [slachtoffer 2] , geboren op [2001] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 2] ,
immers heeft hij, verdachte,
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of gehouden en/of
bewogen en/of
- die [slachtoffer 2] getongzoend en/of
- de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 2] betast/aangeraakt en/of gelikt en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] en/of
- zijn, verdachtes, penis laten betasten/aanraken door die [slachtoffer 2] ;
(Artikel art 245 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juni 2014 tot en met 1 januari
2015 te Hoorn en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,
met [slachtoffer 2] , geboren op [2001] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer 2] getongzoend en/of
- de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 2] betast/aangeraakt en/of gelikt en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] en/of
- zijn, verdachtes, penis laten betasten/aanraken door die [slachtoffer 2] ;
(Artikel art 247 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juni 2014 tot en met 1 januari
2015 te Hoorn en/of ‘s-Gravenhage, althans in Nederland,
door giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van uit
feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding,
[slachtoffer 2] , geboren op [2001] , van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen van verdachte, te weten meermalen, althans eenmaal,
- het brengen/duwen/bewegen/houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten/aanraken van de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- het tongzoenen/kussen van die [slachtoffer 2] en/of
- het laten betasten/aanraken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] en/of zich
laten aftrekken door die [slachtoffer 2] en/of
- het tonen van de (ontblote) borsten van die [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] aan
verdachte (via de webcam) en/of
- het tonen van zijn, verdachtes, penis aan die [slachtoffer 2] en/of het tonen van het
verrichten van seksuele handelingen door verdachte bij zichzelf aan die [slachtoffer 2] (via de webcam),
en bestaande die giften en/of beloften van goed en/of dat uit feitelijke verhoudingen
voortvloeiend overwicht en/of misleiding uit (onder meer)
- een groot leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] en/of
- het misleiden van die [slachtoffer 2] door tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij jonger is dan hij daadwerkelijk was en/of
- ( de wetenschap van verdachte omtrent) de kwetsbare positie van die [slachtoffer 2] , te weten dat verdachte wist dat die [slachtoffer 2] verliefd op hem, verdachte, was en/of hem,
verdachte, leuk vond en/of dat die [slachtoffer 2] een moeilijke thuissituatie had en/of dat zij hierover goed kon praten met verdachte en/of dat die [slachtoffer 2] geen seksuele ervaring had en/of
- die [slachtoffer 2] naar afgelegen locaties te brengen en/of de ontuchtige handelingen in een kleine ruimte (te weten de auto van verdachte) te plegen terwijl die [slachtoffer 2] zich hier niet aan kon onttrekken en/of
- een morning after pil in de auto in het zicht te hebben liggen en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen te zeggen dat hij seks wilde en/of ontuchtige handelingen
wilde plegen, terwijl die [slachtoffer 2] aangaf dit niet te willen en/of te twijfelen;
(Artikel art 248a Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 1 september 2017 te ’s-Gravenhage en/of Ridderkerk, althans in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op [2002] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] ,
immers heeft hij, verdachte,
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 3] gebracht/geduwd en/of gehouden en/of bewogen en/of
- in de borst(en) van die [slachtoffer 3] geknepen en/of de borsten van die [slachtoffer 3] betast/aangeraakt en/of
- zich naast/nabij die [slachtoffer 3] afgetrokken;
(Artikel art 245 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 1 september 2017 te ’s-Gravenhage en/of Ridderkerk, althans in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op [2002] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
immers heeft hij, verdachte,
- in de borst(en) van die [slachtoffer 3] geknepen en/of de borsten van die [slachtoffer 3] betast/aangeraakt en/of
- zich naast/nabij die [slachtoffer 3] afgetrokken;
(Artikel art 247 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2017 tot en met 1 september 2017 te 's-
Gravenhage en/of Ridderkerk, althans in Nederland,
door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst, te weten via internet (Whatsapp), [slachtoffer 3] , geboren op [2002] , van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk een of meer ontuchtige handelingen, met die [slachtoffer 3] te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die [slachtoffer 3] is betrokken te vervaardigen,
terwijl verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die
ontmoeting, door een ontmoeting aan die [slachtoffer 3] voor te stellen en/of een tijdstip (1
september 2017 omstreeks 18.30 en/of 19.00 uur) en locatie (Reyerpark, bij de sportvelden) met die [slachtoffer 3] voor hun ontmoeting te bespreken en/of vast te leggen en/of zich vervolgens te begeven naar die locatie en/of die [slachtoffer 3] (via Whatsapp) te vragen waar ze is (waarna verdachte en die [slachtoffer 3] elkaar toen en daar ook daadwerkelijk hebben ontmoet);
(Artikel art 248e Wetboek van Strafrecht)
5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2014 tot en met 14 maart 2015 te Zwolle en/of te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (een) film(s) en/of video(’s) van
seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had
bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft vervaardigd door al dan niet heimelijk een of meerdere seksuele gedragingen te filmen
(met een hidden camcorder/videorecorder (merk Black Box)),
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit
het met de/een mond en/of tong en/of hand betasten en/of aanraken van de borsten en/of
benen en/of het geslachtsdeel van een persoon, te weten [slachtoffer 2] , die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de benen van een (ander) persoon door een persoon, te weten [slachtoffer 2] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2015 tot en met 5 oktober 2019, te ’s-Gravenhage, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, 27, althans een of meerdere, afbeelding(en), te weten (een) film(s) en/of (een) video(’s) en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een videorecorder (merk Black Box 3001072, serienummer EU0707000005, SIN nummer AALM0193NL) en/of een SD kaart (merk Kingston,
SIN nummer AALT2362NL), bevattende films en/of video’s van
seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had
bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit
het met de/een mond en/of tong en/of hand betasten en/of aanraken van de borsten en/of
benen en/of het geslachtsdeel van een persoon, te weten [slachtoffer 2] , die kennelijk de
leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de benen van een (ander) persoon door een persoon, te weten [slachtoffer 2] , die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
(Artikel art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 januari 2020, genummerd PL0900-2019-298626 opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 311. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 14 april 2020.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2019, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 7-8.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 58.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 209-211.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige van 30 oktober 2019, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , p. 132-146.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 83-85.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 120-122 en proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2019, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 2] , p. 129-131.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2020, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 309-310.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 januari 2020, opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 2] , p. 275-277.
11.Proces-verbaal ter terechtzitting van 14 april 2020.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 74-76.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 77-78.
14.Proces-verbaal ter terechtzitting van 14 april 2020.