4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 – ontucht [slachtoffer 1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij dit feit heeft gepleegd en de advocaat heeft niet om vrijspraak gevraagd. De rechtbank zal daarom niet uitschrijven wat er in de bewijsstukken over dit feit staat, maar de bewijsstukken alleen opsommen. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsstukken te vinden zijn.
De rechtbank heeft zich bij haar oordeel gebaseerd op de volgende bewijsstukken:
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 14 april 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van verdachte en [slachtoffer 1] op 5 oktober 2019;
- het proces-verbaal van bevindingen over een dagboekfragment uit het dagboek van [slachtoffer 1] van 24 augustus 2019; en
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] van 11 december 2019.
Feit 2 – onttrekken [slachtoffer 1] aan gezag/opzicht
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft onttrokken aan het over haar gestelde gezag of uit te oefenen opzicht. Zo blijkt in de eerste plaats onvoldoende duidelijk uit het dossier op welk tijdstip [slachtoffer 1] uiterlijk terug moest zijn bij de instelling van stichting [stichting] . Het dossier bevat geen aangifte (of andere verklaring) van stichting [stichting] waaruit dit tijdstip kan worden afgeleid, terwijl verdachte en [slachtoffer 1] hierover tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. In de tweede plaats kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangenomen dat verdachte beslissende invloed had op het weggaan en wegblijven van [slachtoffer 1] . Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 1] zelf de keus heeft gemaakt om de (open) instelling te verlaten, naar een parkeerterrein in Zeist te gaan en vervolgens bij verdachte in de auto te stappen. Ook is niet gebleken dat verdachte niet van plan was [slachtoffer 1] die avond terug te brengen naar de instelling. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Feit 3 en 5 – ontucht en kinderporno [slachtoffer 2]
Bewijsstukken
Op 30 oktober 2019 heeft [slachtoffer 2] een verklaring afgelegd bij de politie. In die verklaring heeft zij aangegeven dat zij verdachte heeft leren kennen toen zij 13 jaar oud was, zij is geboren op [2001] . Dit gebeurde via Hyves. Verdachte noemde zichzelf [naam] en deed zich voor als een jongen van 15 jaar. Volgens [slachtoffer 2] heeft zij verdachte vervolgens vier tot vijf keer gezien. Zij spraken af in Hoorn en reden dan steeds naar een rustige plek. Tijdens die ontmoetingen hebben seksuele handelingen plaatsgevonden. [slachtoffer 2] vertelde dat zij elkaar hebben gezoend, dat verdachte aan haar borsten heeft gezeten, dat zij verdachte heeft afgetrokken, en dat verdachte haar heeft gevingerd. Bij het vingeren is verdachte ook met een of twee vingers in de vagina van [slachtoffer 2] gegaan. Het contact heeft volgens [slachtoffer 2] ongeveer een jaar geduurd.
Bij de aanhouding van verdachte is door de politie een telefoon (Iphone Se) in beslag genomen. Op deze telefoon zijn door de politie diverse Whatsapp-gesprekken aangetroffen tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Het Whatsapp-contact is begonnen op 4 juni 2014 en heeft (in eerste instantie) geduurd tot 1 januari 2015. Tussen verdachte en [slachtoffer 2] zijn meerdere seksueel getinte berichten uitgewisseld. Op 27 december 2014 om 17:09 uur schreef [slachtoffer 2] aan verdachte: “Je hebt het zelfs gedaa met een minderjarig meisje en ik heb je afgetrokken ja”. Waarop verdachte antwoordde: “euhmm en? Je zegt het nu op de manier alsof ik je daartoe gedwongen heb”.
In de auto van verdachte is door de politie een videorecorder van het merk “Black Box” (een zogenaamde “
hidden camcorder”) gevonden. De politie heeft onderzoek verricht aan de Black Box. Met speciale forensische software heeft de politie 439 videobeelden inzichtelijk weten te maken. Die videobeelden waren zonder deze software niet langer (eenvoudig) toegankelijk. Van de aangetroffen videobeelden zijn er 27 video’s vanuit een auto opgenomen. Op een van deze video’s is te zien dat verdachte in de auto zit met een minderjarig meisje. Verdachte streelt op een gegeven moment met zijn hand tussen de benen van het meisje, waarna het meisje haar hand tussen de benen van verdachte legt. Vervolgens trekt verdachte de bh van het meisje omhoog en likt hij de rechterborst van het meisje.
De politie heeft een foto gemaakt van de hiervoor omschreven videobeelden en die aan [slachtoffer 2] voorgelegd. Daarop heeft [slachtoffer 2] verklaard zichzelf te herkennen op de foto. Zij heeft verder gezegd dat de video moet zijn gemaakt in 2014, toen zij 13 jaar was, tijdens een van de ontmoetingen met verdachte.
Verdachte heeft bekend dat hij met [slachtoffer 2] heeft gezoend en dat hij aan haar borsten heeft gezeten.Over het aftrekken en vingeren heeft verdachte op zitting gezegd dat hij zich dit niet kan herinneren, maar dat het mogelijk is dat deze handelingen wel hebben plaatsgevonden. Ook heeft verdachte bekend dat hij met de Black Box een ontmoeting tussen hem en [slachtoffer 2] heeft gefilmd, zonder dit tegen [slachtoffer 2] te zeggen. Volgens verdachte heeft hij deze beelden al jaren geleden verwijderd.
Interpretatie van de bewijsstukken
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 4 juni 2014 tot en met 1 januari 2015 seksuele handelingen met [slachtoffer 2] heeft verricht, waarbij hij haar lichaam ook seksueel is binnengedrongen. De rechtbank baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft bij de politie uitgebreid en zeer gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen tussen haar en verdachte. Daarbij is van belang dat deze verklaring steun vindt in de Whatsapp-berichten, waarin [slachtoffer 2] schrijft dat verdachte het met haar “gedaan heeft” en zij hem heeft afgetrokken. In plaats van deze handelingen te weerspreken, schrijft verdachte vervolgens aan [slachtoffer 2] dat dit volgens hem met wederzijds goedvinden is gebeurd. Daar komt bij dat verdachte een deels bekennende verklaring heeft afgelegd en ten aanzien van de overige handelingen – het vingeren en aftrekken – niet uitsluit dat die ook hebben plaatsgevonden. Ten slotte bevat het dossier een video waarin verdachte aan de borst van [slachtoffer 2] likt, zodat ook die seksuele handeling is bewezen.
De rechtbank acht om de bovengenoemde redenen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte stiekem een video-opname heeft gemaakt van een van de ontmoetingen tussen hem en [slachtoffer 2] . Nu op die video seksuele handelingen tussen verdachte en een minderjarig meisje te zien zijn, valt de video aan te merken als kinderporno. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderporno heeft vervaardigd, zoals tenlastegelegd onder feit 5 eerste cumulatief. Voor wat betreft de pleegperiode zal de rechtbank aansluiten bij de periode waarin de ontuchtige handelingen tussen [slachtoffer 2] en verdachte hebben plaatsgevonden.
Naast het maken van de video met [slachtoffer 2] , verdenkt de officier van justitie verdachte er onder het tweede cumulatief tenlastegelegde ook van dat hij deze video in zijn bezit heeft gehad in de periode van 15 maart 2015 tot en met 5 oktober 2019. Dit betreft de periode nadat de ontmoetingen met [slachtoffer 2] waren gestopt tot en met de aanhouding van verdachte. De rechtbank ziet onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor deze verdenking. Verdachte heeft verklaard dat hij de video al jaren geleden heeft verwijderd. Uit het onderzoek door de politie aan de Black Box bleek het video-bestand inderdaad te zijn verwijderd. Enkel met speciale software heeft de politie dit verwijderde bestand kunnen terughalen. Niet is gebleken dat verdachte ook over deze speciale software beschikte. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Het dossier bevat ten slotte geen stukken over de andere 26 videobeelden die op de Black Box zijn aangetroffen en vanuit de auto van verdachte zijn gemaakt. De rechtbank kan dus niet vaststellen of dit videobeelden van kinderpornografische aard zijn. Zij zal verdachte daarom vrijspreken voor wat betreft deze 26 video’s.
Feit 4 – ontucht c.q. grooming [slachtoffer 3]
Vrijspraak ontucht [slachtoffer 3]
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken (zoals deze zaak) bij de beoordeling van het bewijs vaak alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn. Het is dan het woord van de één tegen het woord van de ander. Die situatie doet zich ook hier voor. [slachtoffer 3] heeft bij de politie verteld dat verdachte in haar borsten heeft geknepen en dat hij haar heeft gevingerd terwijl hij zichzelf aan het aftrekken was. Nu verdachte ontkent dat deze handelingen hebben plaatsgevonden, leunt een eventuele bewezenverklaring zwaar op de verklaring van [slachtoffer 3] .
Gelet op het gewicht dat aan de verklaring van [slachtoffer 3] toekomt, dient deze verklaring voldoende consistent, gedetailleerd, en – in algemene zin – betrouwbaar te zijn. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Zo verklaart [slachtoffer 3] in eerste instantie over een andere man dan verdachte. Wanneer de politie haar vervolgens wijst op chatberichten waaruit blijkt dat [slachtoffer 3] en verdachte op 1 september 2017 hadden afgesproken in het Reyerparc, zegt [slachtoffer 3] : “Volgens mij is hij niet komen opdagen. (…) Ik weet het niet precies meer. Ik heb al zoveel vriendjes gehad dat ik niet meer weet wat ik met die vriendjes heb gedaan of heb afgesproken”. Nadat de politie vervolgens enkele chatberichten letterlijk voorleest, geeft [slachtoffer 3] aan dat er toch wel een ontmoeting heeft plaatsgevonden met verdachte. Tijdens die ontmoeting zouden de hiervoor genoemde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. [slachtoffer 3] verklaart verder dat zij haar vriendin [getuige] zou hebben verteld over wat er gebeurd was.
Naar aanleiding hiervan, heeft de politie ook gesproken met [getuige] . [getuige] heeft echter stellig verklaard dat [slachtoffer 3] haar niet heeft verteld over wat er tussen [slachtoffer 3] en verdachte zou zijn gebeurd in het Reyerparc. Wel heeft [getuige] aan de politie verteld dat zij een keer met [slachtoffer 3] is meegegaan naar een ontmoeting met een man in het Reyerparc. [getuige] heeft gezien dat [slachtoffer 3] en deze man hebben geknuffeld en gezoend. Het signalement dat [getuige] van deze man geeft komt niet overeen met dat van verdachte. Verdachte heeft verder aangegeven dat hij [slachtoffer 3] wel heeft ontmoet in het Reyerparc, maar dat daar geen derde persoon bij was.
Bij die stand van zaken acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 3] onvoldoende betrouwbaar voor wat betreft de ontuchtige handelingen die zouden hebben plaatsgevonden. Het dossier bevat ook geen andere bewijsstukken die de verklaring van [slachtoffer 3] op dit punt ondersteunen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Bewijsstukkengrooming[slachtoffer 3]
Op de telefoon van verdachte zijn diverse seksueel getinte Whatsapp-berichten aangetroffen tussen hem en [slachtoffer 3] , geboren op [2002] . Het eerste Whatsapp-contact dateert van 30 augustus 2017 om 15.37 uur. Uit de chatberichten blijkt dat verdachte aanstuurt op een fysieke ontmoeting, met als doel het verrichten van seksuele handelingen. Zo schrijven verdachte en [slachtoffer 3] op 1 september 2017 onder meer het volgende aan elkaar (waarbij [verdachte] staat voor verdachte en [slachtoffer 3] voor [slachtoffer 3] ):
“ [verdachte] : wil je echt graag geneukt worden door me? Of is dat moeilijk?
[slachtoffer 3] : Ja.
[verdachte] : Moeilijk bedoel je?
[slachtoffer 3] : Nee dat ik heel graag wil.
[verdachte] : wat willen?
[slachtoffer 3] : neuken
[verdachte] : hmm chill maar dat gaat nu niet of wel?
(…)
[slachtoffer 3] : ik wil gwn ik heb ook gwn zin.
[verdachte] : Oke chill proberen dan?
[slachtoffer 3] : wat vandaag?
(…)
[slachtoffer 3] : Zullen we dan vanavond ofzo na het eten want ik heb wel alles afgekregen voor de
meeting morgen.
(…)
[verdachte] : Om 9 uur moet je thuis he
[slachtoffer 3] : jaa kan ik wel regelen
[verdachte] : maar dan wordt half 7 a 7 uur want moet natuurlijk OV enzo reistijd enzo
[slachtoffer 3] : Oh oke. Wel bij Reyerpark. Je weet waar dat is he.
[verdachte] : ja maar wil je dan precies want dat park is groot.
[slachtoffer 3] : i know. Ik weet gwn een plekje als je nou persies bij dat parkeerplaats ga staan
dan gaan we samen naar dat plekje.
(…)
[verdachte] : Aha okee. Heb echt veel zin kwart voor 7 dan ongeveer ja Doe je wel wat
makkelijks aan dan :) hihi :)”
Vervolgens vraagt verdachte op 1 september 2017 om 18:50 uur aan [slachtoffer 3] waar zij is en merkt hij op dat hij in het Reyerparc is. Om 19.11 uur schrijft [slachtoffer 3] dat zij er is.
Verdachte heeft tijdens de zitting bevestigd dat bovenstaand Whatsapp-contact heeft plaatsgevonden en ook dat er een ontmoeting heeft plaatsgevonden tussen hem en [slachtoffer 3] in het Reyerparc in Ridderkerk op de genoemde datum. Tijdens die ontmoeting zouden volgens verdachte geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Interpretatie van de bewijsstukken
Op grond van de hierboven genoemde bewijsstukken acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte via Whatsapp een ontmoeting heeft voorgesteld met als doel om ontuchtige handelingen met [slachtoffer 3] te plegen. Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting. Uit de bewijsstukken blijkt immers dat verdachte met [slachtoffer 3] een tijdstip en een locatie voor hun ontmoeting heeft besproken, waarna verdachte zich naar de afgesproken locatie (het Reyerparc) heeft begeven (en de ontmoeting ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden). De advocaat heeft ter zitting aangevoerd dat verdachte niet wist dat [slachtoffer 3] nog geen 16 jaar was. Dat kan verdachte niet baten. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank namelijk (minst genomen) redelijkerwijs moeten vermoeden dat [slachtoffer 3] jonger dan 16 jaar was, gelet op de inhoud van de uitgewisselde Whatsapp-berichten.