ECLI:NL:RBMNE:2019:997

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
16/707559-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol en drugs

Op 13 maart 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk verkeersongeval op 14 september 2016 in Utrecht. De man, die met hoge snelheid en onder invloed van alcohol en THC reed, botste tegen een lijnbus, wat resulteerde in de dood van twee inzittenden van zijn auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat leidde tot de fatale gevolgen. Ondanks zijn ontkenning van te hard rijden en het negeren van een rood verkeerslicht, bevestigden forensische onderzoeken dat hij met minstens 29 km/u te hard reed en dat het verkeerslicht al geruime tijd op rood stond. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van 4 jaar. De rechtbank erkende de impact van het verlies op de nabestaanden, maar benadrukte dat geen enkele straf het verdriet kan compenseren. De verdachte had eerder al verkeersfeiten op zijn naam staan, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/707559-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 april 2018, 1 augustus 2018 en 27 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. C. Starmans, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de (schriftelijke) slachtofferverklaringen van de nabestaanden, de heer [nabestaande 1] , mevrouw [nabestaande 2] en mevrouw [nabestaande 3] , bijgestaan door mr. G.P. van Eijk, advocaat te Den Haag.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 14 september 2016 te Utrecht als bestuurder van een personenauto zodanig heeft gedragen dat aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te rijden, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn overleden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde, te weten het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn overleden, wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft op 14 september 2016 onder invloed van alcohol en THC een personenauto bestuurd, waardoor de rijvaardigheid van verdachte nadelig werd beïnvloed. Uit de verkeersanalyse kan worden geconcludeerd dat verdachte door rood heeft gereden en harder heeft gereden dan de toegestane snelheid. Gelet op de strikte jurisprudentie van de Hoge Raad acht de officier van justitie roekeloosheid niet bewezen. De officier van justitie acht wel bewezen dat verdachte zich, gelet op alle gedragingen, zeer onvoorzichtig heeft gedragen waardoor het verkeersongeluk aan zijn schuld te wijten is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat eenzijdig onderzoek is verricht en zij betwist de juistheid van het door de politie verrichte onderzoek. Om die reden handhaaft de verdediging de verzoeken die ter terechtzitting van 1 augustus 2018 zijn ingediend, zijnde het verzoek om nader onderzoek te verrichten naar de werking van de verkeerslichten en naar de snelheid waarmee is gereden en het verzoek om de getuigen nader te horen over wat zij hebben gezien. Voor het geval de rechtbank de verzoeken afwijst, heeft de verdediging betoogd dat, gelet op de verklaring van verdachte dat hij niet te hard en niet door rood heeft gereden, vrijspraak van het ten laste gelegde dient te volgen. Indien de rechtbank van oordeel is dat wel bewezen kan worden verklaard dat verdachte door rood en te hard heeft gereden, leidt dat er niet toe dat roekeloosheid dan wel zeer onvoorzichtig handelen bewezen kan worden verklaard. Dat is ook niet het geval indien de rechtbank daarbij het gebruik van alcohol en THC meeweegt. Ten eerste is bij het THC-gebruik slechts sprake van een minimale overschrijding van de grenswaarde. Daarnaast mocht verdachte er, gelet op het tijdsverloop, op vertrouwen dat hij in staat was om een auto te besturen. Er is geen sprake van een causaal verband tussen het middelengebruik en de gedragingen die verdachte worden verweten. Op basis van de bewijsmiddelen kunnen de gedragingen van verdachte hooguit als aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam worden gekwalificeerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Op 14 september 2016 heeft een ongeval plaatsgevonden op het kruispunt van de Sorbonnelaan met de Weg tot de Wetenschap te Utrecht. Bij dit ongeval was een personenauto (Ford Fiesta met kenteken [kenteken] ) met een bestuurder en twee andere inzittenden en een lijnbus (met kenteken [kenteken] ) betrokken. De personenauto reed over de Sorbonnelaan en de lijnbus reed over de Weg tot de Wetenschap, waarna op het kruispunt van de Sorbonnelaan met de Weg tot de wetenschap deze twee voertuigen met elkaar in botsing kwamen. Als gevolg van deze aanrijding is de personenauto met de linkerzijde tegen een verkeerslichtmast aangekomen. [2]
Twee inzittenden van de personenauto, [slachtoffer 1] [3] en [slachtoffer 2] [4] , zijn op 14 september 2016 overleden. [slachtoffer 1] is niet op natuurlijke wijze overleden maar als gevolg van inwendig letsel naar aanleiding van het ongeval. [5] [slachtoffer 2] is ook niet op natuurlijke wijze overleden. Hij is overleden als gevolg van een schedelbasisfractuur naar aanleiding van het ongeval. [6]
Locatie
Op basis van het onderzoek op de plaats van het ongeval komt naar voren dat het zicht bij het naderen van het kruispunt van de Sorbonnelaan en de Weg tot de Wetenschap aanzienlijk werd belemmerd voor zowel de buschauffeur als voor verdachte, door onder andere een hoge zandberg, een hoog hekwerk met begroeiing en meerdere borden. [7] De toegestane snelheid voor zowel de personenauto als de lijnbus was 50 km/u. [8] Het verkeerslicht, geplaatst op het kruispunt van de Sorbonnelaan met de Weg tot de Wetenschap, was voor verdachte op een afstand van ongeveer 130 meter goed zichtbaar. Gelet op de afstand waarop het verkeerslicht zichtbaar was en afgezet tegen de snelheid die daar ter plaatse gold, namelijk 50 km/u, had verdachte in staat moeten zijn om zijn voertuig tot stilstand te brengen voor de stopstreep van het kruispunt. [9] Bij het technische onderzoek werden geen gebreken aan het voertuig vastgesteld. [10]
Verkeersregelinstallatie
Ten tijde van het ongeval was de verkeersregelinstallatie op de plaats delict aan het regelen. Er bleken geen relevante storingen te zijn geweest die bijgedragen konden hebben aan het ontstaan van het ongeval. Verdachte is de stopstreep gepasseerd terwijl het voor hem geldende verkeerslicht minimaal 85,2 seconden rood licht uitstraalde. De buschauffeur passeerde de stopstreep, terwijl het voor hem geldende negenoog minimaal 5,2 seconden wit uitstraalde. [11]
Snelheid
Verdachte heeft met een indicatieve gemiddelde snelheid tussen de 79 km/u en 98 km/u gereden waar 50 km/u is toegestaan. De buschauffeur reed met een indicatieve gemiddelde snelheid tussen 37 km/u en 41 km/u richting het kruispunt. [12]
Bloedonderzoek
Uit het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut volgt dat het alcoholgehalte in het bloed van verdachte 1,12 promille betrof. [13] Ook is in het bloed van verdachte 0,0038 mg/l THC aangetroffen. Een werkzame concentratie THC begint bij 0,0035 mg/l. [14] Derhalve wordt de conclusie getrokken dat de rijvaardigheid ten tijde van de bloedafname waarschijnlijk nadelig beïnvloed was door de aangetroffen stof THC in het bloed. [15] Daarnaast geldt dat een combinatie van stoffen die de hersenfuncties dempen, zoals alcohol en cannabis, leidt tot een versterkt dempend effect op de hersenen. [16]
Getuigenverklaringen
De buschauffeur heeft verklaard dat hij bij het naderen van de kruising een wit licht zag. Hij constateerde nadat hij naar links en naar rechts had gekeken dat de kruising vrij was. Bij het oprijden van de kruising was die auto er in een flits. [17] Ineens was daar een harde klap. De buschauffeur zag de auto pas voor het eerst toen de auto tegen de paal stond. [18]
Getuige [getuige 1] reed op het fietspad, gelegen aan de Weg tot de Wetenschap, ten tijde van het ongeluk. De getuige heeft verklaard dat hij zich 30 a 40 meter van het kruispunt van de Sorbonnelaan met de Weg tot de Wetenschap bevond en dat hij toen zag dat het verkeerslicht voor de fietsers op groen stond. [19] Van links kwam een zwart voertuig met hoge snelheid de kruising oprijden en passeerde de oversteek van het fietspad waar op dat moment het stoplicht nog steeds groen uitstraalde. De getuige verklaarde dat hij het asociaal vond hoe hard de auto reed. De bestuurder van het voertuig reed in ieder geval geen 50 km/h toen hij de kruising op reed, aldus de getuige. De getuige hoorde, nadat het zwarte voertuig achter de zandbult was verdwenen, direct een harde klap. De getuige zag dat de zwarte auto om de verkeerslichten aan de Sorbonnelaan heen gevouwen was. [20]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij ten tijde van het ongeval in de bus zat, aan de zijde van de bestuurderskant. De getuige heeft aangegeven dat zij op een plaats in de bus zat die wat hoger was dan de andere stoelen in de bus, waardoor zij goed zicht had om naar buiten te kijken. De getuige zag dat het verkeerslicht van de bus wit kleurde. Toen de bus bijna de kruising overstak zag ze een zwarte auto op de Sorbonnelaan rijden. Ze zag dat de zwarte auto in de richting van de kruising van de Sorbonnelaan en de Weg tot de Wetenschap reed en met zeer hoge snelheid kwam aanrijden. Ze voelde dat de buschauffeur heel hard op zijn rem trapte waardoor ze met kracht naar voren bewoog. Vervolgens zag ze dat de zwarte auto de bus aan de voorzijde raakte, de zwarte auto hierdoor een verkeerszuil raakte en de zwarte auto vervolgens tegen de lantaarnpaal aan reed en rondom de lantaarnpaal krulde
. [21]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Onderzoekswensen
Gelet op de vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het niet noodzakelijk om nader onderzoek te verrichten. De rechtbank wijst de verzoeken daartoe van de verdediging dan ook af.
Schuld
Om tot een veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te kunnen komen is vereist dat verdachte schuld heeft aan de aanrijding, hetgeen tenlastegelegd is als het zich roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gedragen.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) zijn voor de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 verschillende factoren van belang. Het komt aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Aan de hand van de vorenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn overleden. Verdachte heeft onder invloed van alcohol en THC, waardoor zijn rijvaardigheid verminderd was, een personenauto bestuurd. Daarnaast kan worden vastgesteld dat verdachte door een rood verkeerslicht en met een veel te hoge snelheid heeft gereden, namelijk tenminste 29 km/u te hard, op een plaats waar de toegestane snelheid 50 km/u was. Het verweer van verdachte dat hij niet te snel en niet door rood heeft gereden wordt dus weerlegd door de bewijsmiddelen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verkeersongeval, waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn overleden, aan verdachtes schuld te wijten is. De rechtbank is met betrekking tot de mate van schuld van oordeel dat de aard en ernst van de gedragingen van de verdachte en de overige omstandigheden van het geval zodanig zijn dat de gedragingen van verdachte dienen te worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
Partiële vrijspraak ‘roekeloosheid’
Uit het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:470) volgt dat van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zal zijn. Daarbij verdient opmerking dat "roekeloosheid" in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder "roekeloos" - in de betekenis van "onberaden" - wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van de Wegenverkeerswet, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
De aard en ernst van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden die uit het dossier blijken zijn niet toereikend voor het oordeel dat de verdachte "roekeloos" in voornoemde zin heeft gereden, zodat de verdachte van dit onderdeel van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 september 2016 te Utrecht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto merk Ford, type Fiesta, met kenteken [kenteken] , daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Sorbonnelaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank en THC:
- te rijden met een snelheid van minimaal 79 kilometer per uur en maximaal 98 kilometer per uur, en
- een verkeerslicht te negeren dat in zijn, verdachtes, richting rood licht uitstraalde, en
- terwijl het verkeerslicht in zijn richting rood licht uitstraalde de kruising met de Weg tot de Wetenschap op te rijden, en
- zijn auto niet tot stilstand te brengen terwijl dat wel moest, en
- met hoge snelheid met het door hem bestuurde voertuig in botsing te komen met een voor hem, verdachte, van rechts komend motorvoertuig, te weten een lijnbus met kenteken [kenteken] , terwijl die lijnbus de kruising was opgereden op het moment dat het voor de chauffeur van die lijnbus bestemde verkeerslicht wit licht uitstraalde,
waardoor hij, verdachte, met grote kracht/snelheid met het door hem bestuurde voertuig tegen een verkeerslichtmast is aangekomen,
waardoor twee inzittenden van voornoemde Ford Fiësta, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zijn gedood,
zulks terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, immers heeft verdachte voornoemd voertuig bestuurd
- terwijl het alcoholgehalte in zijn bloed hoger was dan 0.5 promille, te weten 1,12 promille, en
- terwijl hij onder zodanige invloed verkeerde van THC dat dit, al dan niet in combinatie met de alcohol, de rijvaardigheid kon verminderen,
en
terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat verdachte de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde snelheid, te weten 50 kilometer per uur, in ernstige mate heeft overschreven, als bedoeld in artikel 175, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid en tweede lid, onderdeel a van deze wet, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een gevangenisstraf van 42 maanden en
  • een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier jaren.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar eis rekening gehouden met de richtlijn van het Openbaar Ministerie. In beginsel is volgens die richtlijn een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier jaren een passende eis. De omstandigheden in deze zaak, namelijk te hard en door rood rijden, het rijden nadat de avond ervoor veel alcohol is ingenomen, en de procesopstelling van verdachte en het strafblad van verdachte, zijn strafverzwarend waardoor een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt geëist.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis van de officier van justitie disproportioneel hoog is. Volgens de raadsman hecht de officier van justitie te veel gewicht aan de proceshouding van verdachte. Uit het psychologisch onderzoek van 10 oktober 2018 blijkt dat verdachte zich niet kan uiten en de proceshouding mag dan ook niet als strafverzwarende omstandigheid worden aangemerkt. Conform de LOVS-richtlijnen geldt bij een dodelijk verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren. De raadsman verwijst hierbij ook naar een arrest van 22 augustus 2017 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2017:7189) waarbij sprake was van een soortgelijk feit als in onderhavige zaak. Het gerechtshof kwam onder andere tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een taakstraf van 240 uren. De raadsman verzoekt om in deze zaak zoveel mogelijk aan te sluiten bij het arrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging in het bijzonder laten meewegen dat verdachte als bestuurder van een personenauto zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden waardoor een verkeersongeval met dodelijke afloop heeft plaatsgevonden. Door dit ongeval zijn twee inzittenden van die auto, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , om het leven gekomen. Het overlijden van beide jonge slachtoffers heeft een enorme impact gehad op het leven van ouders, broers en zussen, andere familieleden, vrienden en naasten en bij hen is groot en onherstelbaar leed veroorzaakt. Uit de indringende slachtofferverklaringen die tijdens de terechtzitting zijn afgelegd door de moeder van [slachtoffer 1] en de ouders van [slachtoffer 2] spreekt het onbeschrijfelijke verdriet dat het verlies van hun zoon voor hen, hun andere kinderen en de jonge dochter van [slachtoffer 2] betekent. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf recht kan doen aan het verlies en het verdriet dat het overlijden van beide slachtoffers heeft veroorzaakt.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval onder invloed van een dusdanige hoeveelheid alcohol en waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren als oriëntatiepunt.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 14 januari 2019, waaruit volgt dat verdachte eerder voor andere verkeersfeiten en drugsgerelateerde feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Uit het Pro Justitia rapport van 10 oktober 2018, opgemaakt door dr. A. van der Donk, psycholoog, volgt dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis en evenmin van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Op een weinig subtiele wijze en soms in grove bewoordingen verwerpt hij alle verantwoordelijkheid met betrekking tot het ongeval. Hij ziet zichzelf als slachtoffer. Verdachte heeft een neiging tot externaliseren, dat wil zeggen dat hij geneigd is schuld toe te schrijven aan anderen. Hij lijkt gebruik te maken van psychologische mechanismen zoals afweer, welke hem in staat stelt om met moeilijke of pijnlijke gevoelens om te gaan. Door de ontkennende houding ten aanzien van het hem ten laste gelegde is het niet mogelijk om tot een uitspraak te komen betreffende de toerekeningsvatbaarheid. Ook is het daardoor niet mogelijk om een uitspraak te doen ten aanzien van het recidivegevaar.
Verdachte heeft tijdens de zitting volhard in zijn standpunt dat hij niet te hard en niet door rood heeft gereden. Door zich op deze manier op te stellen heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn rijgedrag. Hoewel deze proceshouding doorgaans als strafverzwarend wordt meegewogen, heeft de rechtbank rekening gehouden met voornoemd Pro Justitia rapport en met het reclasseringsadvies van 19 december 2017. Volgens de reclassering valt niet uit te sluiten dat voornoemde houding van verdachte een copingmechanisme is om met de situatie en zijn eigen gevoelens om te kunnen gaan. Om die reden zal de rechtbank de houding van verdachte niet als strafverzwarend meewegen.
Gelet op de ernst van het feit, de gevolgen die dit feit met zich mee heeft gebracht en de hiervoor genoemde omstandigheden, kan niet met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf worden volstaan. De rechtbank acht het wenselijk en noodzakelijk om aan verdachte een voorwaardelijk strafgedeelte op te leggen en hoopt hiermee te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst aan soortgelijke feiten schuldig maakt. Om die reden en ook gelet op het tijdsverloop in de zaak, wijkt de rechtbank af van voornoemd oriëntatiepunt en van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
vier jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. L.C. Michon en D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.D.M. Osinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 maart 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2016 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto merk Ford, type Fiesta, met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Sorbonnelaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank en/of THC
- te rijden met een snelheid van minimaal 79 kilometer per uur en maximaal 98 kilometer per uur, althans met een snelheid die (veel) hoger lag dan de aldaar toegestane maximum snelheid van 50 km/h, in ieder geval met een (veel) hogere snelheid dan gezien de situatie en/of omstandigheden en/of het zicht ter plaatse verantwoord was, en/of
- een verkeerslicht te negeren dat in zijn, verdachtes, richting rood licht uitstraalde, en/of (aldus)
- terwijl het verkeerslicht in zijn richting rood licht uitstraalde de kruising met de Weg tot de Wetenschap en/of de Heidelberglaan, op te rijden, en/of
- ( aldus) zijn auto niet tot stilstand te brengen terwijl dat wel moest, en/of (vervolgens)
- ( met hoge snelheid) met het door hem bestuurde voertuig in botsing te komen met een voor hem, verdachte, van rechts komend motorvoertuig, te weten een lijnbus met kenteken [kenteken] , terwijl die lijnbus de kruising was opgereden op het moment dat het voor de chauffeur van die lijnbus bestemde verkeerslicht wit licht uitstraalde,
waardoor hij, verdachte, de controle over het door hem bestuurde voertuig is verloren en/of (vervolgens) met grote kracht/snelheid met het door hem bestuurde voertuig tegen een verkeerslichtmast is aangekomen,
waardoor twee inzittenden van voornoemde Ford Fiësta, te weten [slachtoffer 1] . en [slachtoffer 2] , zijn gedood,
zulks terwijl verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en/of tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, immers heeft verdachte voornoemd voertuig bestuurd
- terwijl het alcoholgehalte in zijn bloed hoger was dan 0.5 promille, te weten (tenminste) 1,2 promille, en/of
- terwijl hij onder zodanige invloed verkeerde van THC dat dit - al dan niet in combinatie met de alcohol
- de rijvaardigheid kon verminderen, en/of
terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat verdachte de krachtens de Wegenverkeerswet 94 vastgestelde snelheid, te weten 50 kilometer per uur, in ernstige mate heeft overschreven, als bedoeld in artikel 175, derde lid, van de Wegenverkeerswet '94;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
art 6 Wegenverkeerswet 1994

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbalen van 8 maart 2017, genummerd PL0900-2016286329 , opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 277. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, pagina 151.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een akte van overlijden van 16 september 2016, pagina 47.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een akte van overlijden van 16 september 2016, pagina 37.
5.Proces-verbaal van onnatuurlijke dood, pagina 39 en een schriftelijk bescheid, te weten verslag betreffende het overlijden ten gevolge van een niet-natuurlijke oorzaak, pagina 44.
6.Proces-verbaal van onnatuurlijke dood, pagina 29 en een schriftelijk bescheid, te weten verslag betreffende het overlijden ten gevolge van een niet-natuurlijke oorzaak, pagina 34.
7.Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, pagina 179.
8.Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, pagina 162.
9.Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, pagina 180.
10.Proces-verbaal verkeersongevalanalyse, pagina 174.
11.Proces-verbaal Analyse van een verkeerdelict op basis van gegevens van een verkeersregelinstallatie, pagina 210.
12.Ibid.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport alcohol in het verkeer, van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 61.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een toxicologisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina, 68.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een toxicologisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina, 70.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet van het Nederlands Forensisch Instituut, pagina, 69.
17.Proces-verbaal van verhoor betrokkene [betrokkene] , pagina 104.
18.Proces-verbaal van verhoor betrokkene [betrokkene] , pagina 103.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 81.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 82.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 89.