ECLI:NL:CRVB:2019:2935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en terugvordering van kosten wegens niet melden van op geld waardeerbare activiteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de intrekking van bijstand van appellant met ingang van 20 september 2011 en de terugvordering van bijstands kosten over de periode van 20 september 2011 tot en met 31 januari 2017, tot een bedrag van € 84.814,37. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft aan de intrekking ten grondslag gelegd dat appellant op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht door advertenties te plaatsen op marktplaats.nl ten behoeve van de handelsactiviteiten van zijn vriendin. Appellant heeft hierbij geen melding gemaakt van deze activiteiten, wat in strijd is met zijn inlichtingenverplichting.
De Raad oordeelt dat de activiteiten van appellant als op geld waardeerbaar moeten worden beschouwd, ongeacht het feit dat hij stelt geen inkomsten te hebben genoten. De schending van de inlichtingenverplichting is een geobjectiveerd begrip, wat betekent dat appellant niet kan ontkomen aan de gevolgen van zijn handelen. De Raad stelt vast dat er geen duidelijkheid bestaat over de omvang van de activiteiten die appellant heeft verricht, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Dit leidt tot de conclusie dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de kosten heeft teruggevorderd.
Appellant heeft verzocht om matiging van de terugvordering, maar de Raad ziet hier geen aanleiding toe, aangezien de omvang van de activiteiten niet kan worden vastgesteld en de financiële omstandigheden van appellant geen dringende redenen vormen om van terugvordering af te zien. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.