21.3De rechtbank stelt vast dat er twee periodes overblijven waarin sprake is van het vervallen van de voorbereidingsbescherming. De ene periode in de eerste helft van 2007 duurt 5,5 maand en de andere periode in 2008 duurt iets minder dan 2,5 maand. Anders dan verweerder acht de rechtbank het niet realistisch om de periodes bij elkaar op te tellen. Los daarvan zijn deze termijnen ook bij elkaar opgeteld naar het oordeel van de rechtbank niet toereikend voor het opstellen van een bouwplan, gelet op de aard en omvang van het terrein. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser niet kan worden verweten dat hij te lang heeft stilgezeten.
22. De conclusie is dat aan eiser geen passieve risicoaanvaarding kan worden tegengeworpen. Ook deze beroepsgrond van eiser slaagt.
Normaal maatschappelijk risico
23. Verweerder stelt dat deze ontwikkeling naadloos binnen het jarenlange gevoerde ruimtelijke beleid van de gemeenteraad van Lelystad past. Ten aanzien van de dan te hanteren korting geldt dat er in de rechtspraak reeds kortingspercentages van 50% bij directe schade zijn geaccepteerd. De door de SAOZ gehanteerde korting van 20% vindt verweerder voldoende gemotiveerd en daarom volgt hij de SAOZ. Verder wijst verweerder erop dat hij op dit punt beoordelingsruimte heeft.
24. Eiser voert aan dat een wijziging van 55 kavels van 1.500 m² naar 16 kavels van 5.000 m² niet als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd. De maatschappelijke ontwikkeling lag daarnaast niet in de lijn der verwachtingen omdat de gemeente er, zeker in de jaren 2006-2011, juist alles aan heeft gedaan om te voorkomen dat een minimale kavelgrootte werd vastgelegd. Van een ontwikkeling die past binnen het door de gemeente gevoerde beleid is dan ook geen sprake. De door de SAOZ toegepaste korting van 20% vindt eiser onvoldoende gemotiveerd. Volgens eiser komt de gehele schade van
€ 10.875.000,00 voor vergoeding in aanmerking. In het geval dat moet worden aangenomen dat een deel van de schade tot het normaal maatschappelijk risico behoort, moet van een drempel van 2% van de oorspronkelijke waarde van de percelen worden uitgegaan. In dat geval bedraagt de vergoeding € 4.017.800,00.
25. Bij directe planschade wordt op basis van artikel 6.2, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) onderzocht of de schade binnen het normaal maatschappelijk risico valt. Alleen de schade die uitkomt boven de financiële nadelen die behoren tot het maatschappelijk risico dat elke burger behoort te dragen, wordt vergoed. De vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico is in de eerste plaats aan verweerder, die daarbij beoordelingsruimte heeft. Als de beroepsgronden daar aanleiding toe geven, toetst de rechter verweerders motivering en kan hij, als de gegeven motivering niet volstaat, de omvang van het normale maatschappelijk risico zelf vaststellen door in een concreet geval zelf te bepalen welke drempel of korting redelijk is.
26. Eisers betoog dat geen sprake is van schade die tot het normaal maatschappelijk risico behoort, slaagt niet. De SAOZ heeft in haar advies van juni 2017 overwogen dat eiser ten tijde van de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan, gelet op de structuur van de omgeving en opzet van het plan er rekening mee moest houden dat de gemeente afwijking hiervan zou trachten te voorkomen door dit planologisch te regelen in het nieuwe bestemmingsplan, iets waarmee de gemeente al sinds 2001 doende was. Het gemeentelijk beleid ter zake van de aanwendingsmogelijkheden van de gronden binnen ‘De Groene Velden’ is langjarig gericht geweest op het creëren van een overgangsgebied met een ruime verkaveling aan de rand van Lelystad. Sinds 2001 heeft de gemeente alles in het werk gesteld om te komen tot kavels van minimaal 5.000 m2. In die zin past deze ontwikkeling volgens de SAOZ dan ook binnen het door de gemeente gevoerde ruimtelijke beleid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de SAOZ daarmee voldoende gemotiveerd dat hier sprake is van een normale maatschappelijke ontwikkeling, die in de lijn der verwachtingen lag. Voorts heeft de SAOZ bij de bepaling van de korting meegewogen dat in dit geval in aanzienlijke mate aan de relevante toetsingscriteria wordt voldaan, maar ook dat de hoogte van de schade aanzienlijk is in verhouding tot de waarde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de SAOZ daarmee de toegepaste korting van 20% voldoende gemotiveerd.
27. De conclusie is dat verweerder het advies van de SAOZ om een korting van 20% (= ruim 10% van de waarde van de percelen onder het oude planologisch regime) dan ook heeft mogen overnemen.